ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5510

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
26 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/651566-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een twaalfjarig meisje door een volwassen man zonder voorbedachte raad

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 26 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van een twaalfjarig meisje. De feiten vonden plaats op 15 februari 2009 in Lutjegast, waar de verdachte het slachtoffer bij haar haren vastpakte en haar sloeg, schopte en stootte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met voorbedachte raad handelde, maar dat zijn acties impulsief waren, ingegeven door het tegenstribbelen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en getuigen in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had toegebracht, waaronder een zware hersenschudding en kneuzingen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 2000,- voor immateriële schade, terwijl het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische schade die het slachtoffer heeft ondervonden door de mishandeling, en de gevolgen die dit heeft gehad voor haar dagelijks leven en haar hobby's. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/651566-09 (promis)
datum uitspraak: 26 november 2009
op tegenspraak
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende aan [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 november 2009.
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Lutjegast (in de gemeente Grootegast),
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten
rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet - al dan niet na kalm beraad en rustig overleg -
die [slachtoffer]
(hardhandig) bij haar haren heeft beetgepakt en/of vastgehouden en/of
daaraan heeft getrokken en/of
in haar gezicht, althans tegen haar hoofd, en/of tegen haar knie(ën),
althans tegen haar be(e)n(en), en/of elders tegen haar lichaam heeft
gestompt, geslagen, gestoten, getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Lutjegast (in de gemeente Grootegast),
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, genaamd [slachtoffer],
(hardhandig) bij haar haren heeft beetgepakt en/of vastgehouden en/of
daaraan heeft getrokken en/of
in haar gezicht, althans tegen haar hoofd, en/of tegen haar knie(ën),
althans tegen haar be(e)n(en), en/of elders tegen haar lichaam heeft
gestompt,geslagen, gestoten, getrapt en/of geschopt,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de verklaring van verdachte, de verklaringen van aangeefster en de verklaring van de getuige [getuige1].
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van het ten laste gelegde verklaard dat hij het slachtoffer bij de haren heeft gepakt, zijn hand toen heeft omgedraaid en het slachtoffer heeft geslagen. Verdachte heeft ontkend dat hij het slachtoffer heeft geschopt en tegen haar lichaam heeft gestoten.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 16 februari 2009, opgenomen op pagina 6-7 van dossier nr. 2009015839 d.d. 26 maart 2009, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven
Op 15 februari 2009 werd er bij mij thuis aan de [adres] te Lutjegast aangeklopt. Ik heb de deur opengetrokken en heb ik het meisje dat vooraan stond vastgepakt. Ik heb haar bij haar haren vastgepakt en tegen haar gezegd dat ze maar mee naar binnen moest komen. Dit deed ze niet, ze stribbelde tegen. Ik heb haar daarna geslagen waar ik haar raken kon. Volgens mij heb ik haar veel in het gezicht geraakt. Ik heb haar met de vlakke hand geslagen, terwijl ik haar vasthield bij haar haren met mijn andere hand.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 17 februari 2009, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [betrokkene], zakelijk weergegeven
Mijn dochter [slachtoffer], geboren op 28 november 1996, is gisteravond, 15 februari 2009, aan het deurtje bellen geweest, onder andere op het adres [adres] te Lutjegast. De bewoner van dat adres heeft [slachtoffer] geschopt en geslagen.
Uit onderzoek in het Martiniziekenhuis is gebleken dat [slachtoffer] een zware hersenschudding heeft.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 maart 2009, opgenomen op pagina 9 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [betrokkene], zakelijk weergegeven
Mijn dochter [slachtoffer] is nader onderzocht in het Martiniziekenhuis in verband met de mishandeling op 15 februari 2009. Daaruit is vast komen te staan dat haar ribben en linker oogkas gekneusd zijn. Ook heeft zij pijn aan haar rechter knie.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 februari 2009, opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige2], zakelijk weergegeven
Op 15 februari 2009 was ik met [slachtoffer] op straat. We gingen naar [verdachte] aan de [adres]. [slachtoffer] klopte aan. Ik zag dat [verdachte] de deur opengooide, naar buiten kwam en [slachtoffer] beetpakte. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] bij haar haren had vastgepakt. Ik zag dat hij haar tegen haar benen schopte, meer dan één keer. Hierna sloeg hij [slachtoffer] wel zes keer in en op haar gezicht en hoofd. Ik zag ook dat hij [slachtoffer] aan haar haren naar beneden trok. Zij kwam daardoor min of meer gebukt te staan. Hij gaf haar toen een knie in haar middel of borst.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank voorbedachte raad niet bewezen. De rechtbank gaat uit van de volgende gang van zaken. Op 15 februari 2009 omstreeks 19.00 uur werd er geklopt op de voordeur van het huis van verdachte. Verdachte zag dat er meisjes voor de deur stonden, die na het aankloppen wegrenden. Dit herhaalde zich een half uur later. Later op de avond zag verdachte door een raam op de eerste verdieping dat dezelfde meisjes weer richting zijn voordeur liepen. Verdachte liep hierop naar beneden en verschool zich achter de voordeur. Toen er weer werd aangeklopt, deed verdachte snel de deur open en pakte hij het meisje dat vooraan stond, [slachtoffer], vast. Vervolgens zei verdachte tegen [slachtoffer] dat zij mee naar binnen moest komen. Toen zij dit niet deed en begon tegen te stribbelen, heeft verdachte haar geslagen, geschopt en een knietje gegeven.
Gelet op deze gang van zaken en de bovenstaande bewijsmiddelen, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] met voorbedachte raad heeft mishandeld, nu niet valt uit te sluiten dat de mishandeling een impulsieve actie van verdachte is geweest, ingegeven door het tegenstribbelen van het slachtoffer en haar weigering om met verdachte mee naar binnen te gaan.
Anders dan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] (ook) heeft geschopt tegen haar lichaam en met zijn knie in haar borst heeft gestoten. De rechtbank hecht hierbij geloof aan de verklaring van getuige [getuige2] en de verklaringen van aangeefster [betrokkene] omtrent het letsel van haar dochter [slachtoffer]. [betrokkene] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer] meerdere keren tegen haar benen schopte en een knie in haar borst of middel gaf. Aangeefster heeft verklaard dat haar dochter [slachtoffer] gekneusde ribben en pijn aan haar knie had.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat Lutjegast is gelegen in de gemeente Grootegast.
Bewezenverklaring
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 februari 2009 te Lutjegast in de gemeente Grootegast, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] hardhandig bij haar haren heeft beetgepakt en vastgehouden en daaraan heeft getrokken en tegen haar hoofd heeft geslagen en/of gestompt en elders tegen haar lichaam heeft gestoten, getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen omtrent de strafoplegging.
Beoordeling
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 9 juni 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een ernstig strafbaar feit gepleegd. Hij heeft een twaalfjarig meisje mishandeld door haar aan haar haren te trekken, te slaan en/of te stompen tegen haar hoofd, te schoppen en met zijn knie te stoten tegen haar lichaam.
Het slachtoffer heeft ter terechtzitting, gebruikmakend van haar spreekrecht, verteld welke gevolgen de mishandeling door verdachte voor haar en haar leven heeft gehad. Zij heeft een zware hersenschudding opgelopen, waardoor zij zes weken thuis moest blijven, en zij heeft nog elke dag last van hoofdpijn en concentratieproblemen. Ook waren haar kniebanden uitgerekt en gescheurd en was haar duim gebroken. Het gevoel in haar duim is nog steeds verdoofd. Door dit letsel werd en wordt zij nog steeds ernstig belemmerd in het uitoefenen van haar sport en hobby, paardrijden. Behalve fysiek letsel heeft de mishandeling ook psychische schade bij het slachtoffer berokkend. Zij is maandenlang bang geweest, zowel ’s nachts als overdag op school, en ondergaat momenteel traumatherapie.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij ongecontroleerd tekeer is gegaan tegen een slachtoffer dat zowel qua leeftijd als qua postuur volstrekt zijn ongelijke was. Het slachtoffer heeft nog dagelijks last van de gevolgen van verdachtes handelen. Verdachte heeft er aanvankelijk geen blijk van gegeven zich bewust te zijn van de gevolgen van zijn handelen. Ter terechtzitting heeft hij gepoogd zijn excuses aan te bieden aan het slachtoffer.
De rechtbank heeft gelet op het adviesrapport d.d. 28 september 2009 van Reclassering Nederland, waarin staat vermeld dat recidive, mocht zich een vergelijkbare situatie voordoen als op 15 februari 2009, op lange termijn niet wordt uitgesloten.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf. Bij het bepalen van de hoogte van die straf houdt de rechtbank er rekening mee dat zij een minder ernstig feit heeft bewezen verklaard dan door de officier van justitie gesteld. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te Lutjegast, met een vordering van ter grootte van – in aanvang – een totaalbedrag aan materiële en immateriële schade van € 10.620,09, welke vordering ter terechtzitting is beperkt tot € 3000,-, zijnde het gedeelte van de totale vordering dat volgende de benadeelde partij in het kader van dit strafproces voldoende eenvoudig van aard is om te kunnen worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft naar voren gebracht dat hem de draagkracht ontbreekt om schadevergoeding te betalen.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht tot een bedrag van
€ 2000,- De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Het overige gedeelte van de vordering (betrekking hebbend op andere schade dan immateriële schade) is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafproces.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 180 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland;
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst, met inachtneming van het hierboven overwogene, de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Lutjegast, strekkende tot vergoeding van geleden immateriële schade, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2000,- (zegge: tweeduizend euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2000,- (zegge: tweeduizend euro), ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te Lutjegast, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mrs. L.H.A.M. Voncken en
S. Tempel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.W. Mulder, als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2009.