RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/651357-09 (promis)
datum uitspraak: 26 november 2009
raadsvrouw: mr. L.G. Mellens-Schrage
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
wonende aan [adres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 november 2009.
hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Veendam
opzettelijk een vrouw, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft/is verdachte
in de woning [adres], zijnde de woning van verdachte,
- de handen van die [slachtoffer] vastgebonden met tape en de voeten van die
[slachtoffer] vastgebonden met tape en
- die [slachtoffer] middels haar buik en/of bovenlichaam met tape vastgebonden
aan/op een stoel/bank en
- die [slachtoffer] gedurende enige tijd vastgebonden gehouden en
- voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] gebleven en/of op de
schoot/benen van die [slachtoffer] gaan zitten en/of dreigend en/of
intimiderend voor, naast en achter die [slachtoffer] gaan staan en/of hangen en
- een mes en/of een schaar en/of een tondeuse ter hand genomen en/of
gehouden;
hij op of omstreeks 17 januari 2009 te Veendam
opzettelijk en wederrechtelijk het haar en/of een of meer haren van het hoofd
van een persoon, te weten [slachtoffer], in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte aangeefster van de vrijheid heeft beroofd gehouden, waarbij de eerste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging niet kunnen worden bewezen. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met dien verstande dat verdachte het haar van aangeefster heeft beschadigd. De officier van justitie baseert dit op het proces-verbaal van bevindingen omtrent de videobeelden, de videobeelden zelf, de aangifte van aangeefster, het relaas van verbalisanten, de foto’s in het dossier en de verklaring van de getuige [getuige].
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft aangeefster niet wederrechtelijk van de vrijheid beroofd, omdat zij instemde met het vastbinden. Evenmin heeft verdachte aangeefster wederrechtelijk van de vrijheid beroofd gehouden, omdat haar protest, zoals te horen op de videobeelden, niet zag op het vastgebonden zijn maar op het afknippen van haar haren. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, aangezien “haar” niet als “goed” kan worden beschouwd in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 18 januari 2009, opgenomen op pagina 21-27 van dossier nr. 2009005811 d.d. 3 februari 2009, inhoudende de aangifte van [slachtoffer], zakelijk weergegeven
Op 17 januari 2009 was ik met [verdachte] in zijn woning in Veendam. [verdachte] heeft mij vastgebonden met een rol grijs plakband. Ik zat op dat moment op een deel van het hoekbankstel in de woonkamer. [verdachte] bond mijn armen achter mijn rug vast. Hij heeft me om mijn middel vastgebonden aan de rugleuning van het bankstel. Ik probeerde los te komen, maar dit lukte niet. Ik kon geen kant meer op. Ik was erg bang voor hem. Ik zag vervolgens dat hij een schaar in zijn hand had. [verdachte] ging op mijn schoot zitten. Hij pakte een lok van mijn haard en zei dat ik hem eerlijk moest vertellen of ik vreemd was gegaan, anders zou hij me doodmaken en kaalscheren. Ik voelde vervolgens dat hij een lok van mijn haar afknipte. Op een gegeven moment had hij ook een tondeuse, hier heeft hij mijn haar mee geschoren.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 18 januari 2009, opgenomen op pagina 33-35 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven
Op 18 januari 2009 kort na middernacht hebben wij in de [adres] te Veendam een videocamera in beslag genomen. Deze camera was ons overhandigd door [slachtoffer]. Zij vertelde ons dat zij zojuist door [verdachte] was vastgebonden en dat dit mogelijk was opgenomen met de camera.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 februari 2009, opgenomen op pagina 36-38 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven
Ik, verbalisant, heb de videobeelden (met geluid) bekeken. De camera wordt aangezet en je ziet dat [slachtoffer] in de camera kijkt. Daarna hoor je [slachtoffer] en [verdachte] in gesprek. Het gesprek verloopt gemoedelijk en beiden moeten af en toe lachen. Je ziet dat ze op haar buik op de bank ligt met haar handen achter zich. Je hoort hem dan zeggen: “vastgebonden, voetjes vast, perfect”. Dit gaat nog steeds in de gemoedelijke sfeer en wanneer zij probeert op te staan begint ze te lachen. Op de volgende beelden zie je [slachtoffer] op de bank zitten met haar enkels vastgetapet en haar handen om de bank/stoel achter zich. Ook zit er tape om haar buik en de bank/stoel heen en ook om haar schouder en de bank/stoel. Daarna slaat de gemoedelijke sfeer om. Zij vraagt hem meerdere malen om haar los te maken. Hij vraagt haar dan meerdere malen om de waarheid te vertellen. Hij gaat bij haar op schoot zitten. Hij heeft een schaar in zijn hand. Hij buigt zich voorover naar haar gezicht. Dan pakt hij een pluk van haar hoofdhaar vast en knipt deze af. Hij zit nog steeds op haar schoot en vraagt haar weer meerdere malen om de waarheid te vertellen. Vervolgens knipt hij meerdere plukken haar af. Daarna gaat [verdachte] rechts achter haar staan en knipt hij weer meerdere plukken haar af. [slachtoffer] vraagt hem meerdere malen om haar los te maken. Dan zet hij de tondeuse aan. Zij vraagt meerdere malen om het niet te doen. Hij knipt weer meerdere plukken haar af. Op een gegeven moment zie je dat [verdachte] intimiderend boven haar hangt. Daarna zie je hem gehurkt naast haar zitten. Even daarna gaat hij weer staan en hangt hij weer intimiderend boven haar. Hij blijft dan weer discussiëren over het vreemdgaan en blijft met zijn gezicht boven haar hangen. Vervolgens gaat hij achter haar staan en knipt hij weer een pluk haar af. Op een gegeven moment staat hij intimiderend voorover gebogen met de schaar in zijn hand voor haar. Even later zie je [verdachte] weer bij haar staan met de tondeuse in zijn handen en hoor je dat de tondeuse weer aan gaat.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 18 januari 2009, opgenomen op pagina 39-42 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven
Ik woon in Veendam aan de [adres]. Op 17 januari 2009 was [slachtoffer] bij mij thuis. Ik heb [slachtoffer]’s handen op haar rug vastgebonden met grijze tape. Daarna heb ik tape om haar enkels gedaan. [slachtoffer] zat op de bank. Ik heb toen de haren van [slachtoffer] geknipt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en heeft beroofd gehouden. De rechtbank gaat uit van de volgende gang van zaken. Op 17 februari 2009 was [slachtoffer] bij verdachte thuis in Veendam. Op een gegeven moment gedurende de avond heeft verdachte een rol grijze tape gepakt, waarmee hij vervolgens [slachtoffer] heeft vastgebonden. Dit vastbinden gebeurde in een gemoedelijke sfeer en met beider instemming. De sfeer sloeg echter kort daarna om. [slachtoffer] zat toen vastgebonden op de bank. Verdachte ging op haar schoot zitten en vroeg haar hem de waarheid te vertellen over haar vermeende vreemdgaan. Vanaf dat moment vroeg [slachtoffer] verdachte meerdere malen haar los te maken. Verdachte heeft hier geen gehoor aan gegeven en is dreigend en intimiderend voor, naast en achter [slachtoffer] blijven staan en hangen. Ook heeft verdachte een schaar en een tondeuse ter hand genomen en gehouden.
Gelet op deze gang van zaken en de bovenstaande bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd. Het vastbinden van [slachtoffer] geschiedde weliswaar met haar instemming, maar zodra zij aan verdachte vroeg om haar los te maken en hij hier geen gehoor aan gaf, ving de wederrechtelijke vrijheidsberoving aan. Op dat moment heeft verdachte [slachtoffer] van de vrijheid beroofd. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, nu verdachte [slachtoffer], ook nadat zij verdachte herhaaldelijk had gevraagd haar los te maken, niet heeft losgemaakt en voortdurend dreigend en intimiderend in haar nabijheid is gebleven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte een mes ter hand heeft genomen. Weliswaar verklaart [slachtoffer] hierover in haar aangifte, maar op de videobeelden die op de bij het dossier gevoegde dvd staan, is dit niet te zien en verdachte ontkent deze handeling.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Om tot een bewezenverklaring te komen van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht is vereist het vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken van enig goed.
De rechtbank is van oordeel dat menselijk haar, terwijl het nog aan het hoofd zit, een onderdeel vormt van het menselijk lichaam en als zodanig niet kan worden aangemerkt als goed in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 januari 2009 te Veendam opzettelijk een vrouw, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte in de woning [adres], zijnde de woning van verdachte,
- de handen van die [slachtoffer] vastgebonden met tape en de voeten van die
[slachtoffer] vastgebonden met tape en
- die [slachtoffer] middels haar buik en bovenlichaam met tape vastgebonden aan een bank en
- die [slachtoffer] gedurende enige tijd vastgebonden gehouden en
- voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer] gebleven en op de schoot van die
[slachtoffer] gaan zitten en dreigend en intimiderend voor, naast en achter die
[slachtoffer] gaan staan en hangen en
- een schaar en een tondeuse ter hand genomen en gehouden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring, aan verdachte een werkstraf van kortere duur dan gevorderd zal worden opgelegd.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte adviesrapport d.d. 1 juli 2009 van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 mei 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een ernstig strafbaar feit gepleegd. Hij heeft zijn toenmalige ex-vriendin van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Verdachte heeft door zijn gedrag een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat zijn ex-vriendin in hem stelde. Toen verdachte zijn ex-vriendin had vastgebonden en zij zich niet aan hem kon onttrekken, heeft verdachte misbruik gemaakt van deze omstandigheden door het slachtoffer te ondervragen en, toen zij geen voor verdachte bevredigend antwoord op zijn vragen gaf, haar haren af te knippen. Verdachte heeft daarbij gezegd dat dit is wat men in Turkije met hoeren doet. Dit alles was voor het slachtoffer een zeer vernederende ervaring.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf. Hoewel verdachte van het tweede feit wordt vrijgesproken acht de rechtbank het door de officier van justitie gevorderde aantal uren, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomene, te weten een tondeuse met snoer van het merk Philips en twee scharen, moet worden teruggeven aan verdachte.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is niet gebleken dat deze goederen voorwerpen betreffen met behulp waarvan het bewezen verklaarde feit, gekwalificeerd als opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden, is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 180 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht. De rechtbank waardeert de dagen die veroordeelde in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op twee uren werkstraf per dag;
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de teruggave aan veroordeelde van:
- een tondeuse met snoer, kleur zwart, merk Philips;
- een schaar met zwart handvat;
- een schaar met rood handvat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. S. Tempel, voorzitter, mrs. L.H.A.M. Voncken en
L.W. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.W. Mulder, als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2009.