ECLI:NL:RBGRO:2009:BK3992

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/640404-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en zware mishandeling met noodweer als verweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 20 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte, geboren in 1992 en woonachtig in Winschoten, werd ervan beschuldigd op 8 maart 2009 in Winschoten met opzet een persoon, aangeduid als [slachtoffer], te hebben aangevallen met een mes en hem te hebben geslagen, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de agressor was en dat zijn reactie op de aanval van de aangever proportioneel was. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklachten van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar werd wel de mishandeling bewezen verklaard. De rechtbank ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging op basis van noodweer. Daarnaast werd de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat de schade volledig aan de verdachte kon worden toegerekend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, waarbij de rechtbank de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht nam.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/640404-09 (promis)
datum uitspraak: 20 november 2009
op tegenspraak
raadsman: mr. C. Eenhoorn
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in 1992,
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 6 november 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij op of omstreeks 8 maart 2009, in de gemeente Winschoten,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
genoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, in het gezicht en/of (achter)hoofd, althans in het
lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of geraakt en/of
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geslagen en/of
gestompt waarbij/waardoor die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op het wegdek is
gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 08 maart 2009 in de gemeente Winschoten ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in het gezicht en/of (achter)hoofd, althans in het lichaam, heeft
gestoken en/of gesneden en/of geraakt en/of die [slachtoffer] meermalen, althans
eenmaal, (met kracht) heeft geslagen/gestompt in het gezicht en/of tegen het
hoofd, waarbij die [slachtoffer] (met zijn hoofd) op het wegdek is gevallen, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 08 maart 2009 in de gemeente Winschoten opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal,
(met kracht) heeft geslagen en/of gestompt waarbij die [slachtoffer] (met zijn hoofd)
op het wegdek is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan hetgeen meer subsidiair is ten laste gelegd, te weten mishandeling. Verdachte moet van het primair en subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard. Voor wat betreft het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman geconcludeerd tot bewezenverklaring.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal nr. 2009023292-1 d.d. 8 maart 2009, op pag. 31 e.v. opgenomen in dossier nr. 2009023292-1 d.d. 22 juni 2009, inhoudende de aangifte van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik ben op 7 maart 2009 omstreeks 23.45 uur gaan stappen met enkele vrienden naar de [uitgaansgelegenheid] aan de [straat] in Winschoten. Daar zag ik een jongen lopen met wie ik eerder problemen had, een paar weken geleden. Hij is allochtoon.
Een proces-verbaal nr. 2009023292-3 d.d. 9 maart 2009, op pag. 35 e.v. opgenomen in dossier nr. 2009023292-1 d.d. 22 juni 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik heb inmiddels de naam van de vermoedelijke dader: [verdachte], hij heeft gewoond in [woonplaats].
[verdachte] begon te schelden. We hebben teruggescholden. [verdachte] kwam naar mij toe en gaf mij een duw of een klap. Hierna is het geëscaleerd. [verdachte] is weggelopen. Ik ben hem achterna gelopen.
Een proces-verbaal nr. 2009023292-8 d.d. 5 juni 2009, op pag. 53 e.v. opgenomen in dossier nr. 2009023292-1 d.d. 22 juni 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de jongen die ons als eerste had aangeroepen naar [slachtoffer] liep. Dat was een Marokkaanse jongen. Ik zag dat hij samen met [slachtoffer] wegliep, naar de hoek van de Bosstraat. Daar ontstond tussen hen wat duw- en trekwerk. Ik zag dat [slachtoffer] plotseling achteruit liep. Ik zag dat de jongen slaande bewegingen maakte naar het hoofd van [slachtoffer]. Ik zag ook dat [slachtoffer] geraakt werd tegen het hoofd. [slachtoffer] viel hierdoor.
Een proces-verbaal nr. 2009023292-39 d.d. 22 juni 2009, op pag. 59 e.v. opgenomen in dossier nr. 2009023292-1 d.d. 22 juni 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat één van de Nederlandse jongens [verdachte] aanviel. Hij kwam op [verdachte] af rennen en ik dacht dat hij [verdachte] duwde. Ik zag dat [verdachte] die jongen een klap in zijn gezicht gaf met één van zijn vuisten. Ik zag dat de Nederlandse jongen zijn evenwicht verloor en met zijn hoofd op de grond viel.
Een proces-verbaal nr. 2009023292-40 d.d. 22 juni 2009, op pag. 62 e.v. opgenomen in dossier nr. 2009023292-1 d.d. 22 juni 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
Kort daarop zag ik dat een jongen hard op [verdachte] afrende en in de lucht sprong met zijn knie naar voren gericht in de richting van [verdachte]. Op dat moment zag ik dat [verdachte] uithaalde met zijn rechtervuist. Ik zag dat hij die Nederlandse jongen in zijn gezicht sloeg, boven zijn linkeroog. Ik zag dat die jongens vervolgens achterover op straat viel.
Een proces-verbaal nr. 2009023292-32 d.d. 15 juni 2009, op pag. 65 e.v. opgenomen in dossier nr. 2009023292-1 d.d. 22 juni 2009, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De groep kwam naar ons toe lopen. Ik zag dat de oudste [betrokkene] naar die groep liep. Hij ging met hen praten en vroeg wat het probleem was. Ik zag dat de groep hem opzij duwde en dat hij zich er niet mee moest bemoeien. De groep ging vervolgens om mij heen staan. De jongen die mij had gespuugd [de rechtbank leest: aangever] kwam op mij af en zei tegen mij: “Kom nu. Eén tegen één”. Voordat ik het doorhad viel aangever mij aan. Ik zag hem een zwaaiende beweging met zijn rechterhand maken in mijn richting. Ik voelde iets op mijn borst. Op dat moment gaf ik die jongen als reactie met kracht een rechtse hoek in zijn gezicht. Ik zag dat de jongen toen met zijn hoofd op de grond viel.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] zei: “Laten we één op één gaan.” Ik wilde niet en liep naar achteren. Toen kwam hij op me af stormen en heb ik hem een rechtse tegen zijn linkeroog gegeven. Hij struikelde en viel met zijn gezicht plat voorover op de grond.
De getuige [getuige 4] heeft ter zitting verklaard dat zowel bij [uitgaansgelegenheid] als bij [uitgaansgelegenheid 2] altijd bij de entree gecontroleerd wordt op de aanwezigheid van wapens.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten van de officier van justitie en verdediging omtrent het bewijs overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat nadat de groep waartoe verdachte behoorde en de groep waartoe aangever behoorde met elkaar werden geconfronteerd en er over en weer werd gescholden aangever in een gevechtshouding op verdachte is afgerend. Als reactie daarop heeft verdachte aangever met de vuist in het gezicht geslagen, hetgeen blijkt uit de verklaringen van aangever, de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] en de verklaringen van verdachte.
Verder verklaart aangever bij gelegenheid van zijn tweede verhoor dat de groep waarvan verdachte deel uitmaakte ongeveer tien man sterk was, terwijl hij bij zijn aangifte spreekt van vijf personen. Voorts stelt aangever, en met hem de getuigen uit zijn groep, dat verdachte een mes zou hebben gehanteerd. De getuigen zijdens verdachte verklaren niet over een mes en door de politie is ook geen mes aangetroffen. Ook is niet gebleken dat de verwondingen bij aangever uitsluitend door een mes kunnen zijn veroorzaakt.
Een en ander in onderlinge samenhang bezien maakt dat de rechtbank de verklaringen van aangever en de getuigen uit de groep waartoe aangever behoorde niet geloofwaardig acht.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat
hij (verdachte) op 08 maart 2009 in de gemeente Winschoten opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), heeft gestompt waarbij die [slachtoffer] met zijn hoofd op het wegdek is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Mishandeling.
Strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte handelde uit noodweer en heeft daartoe aangevoerd dat aangever verdachte heeft aangevallen op het moment dat één van de leden van de groep van verdachte (de getuige [getuige 4], ter terechtzitting gehoord) ter bemiddeling trachtte in gesprek te komen met de groep waartoe aangever behoorde. Toen dit niet lukte en deze getuige direct opzij werd geschoven, waarna aangever op verdachte afkwam, heeft verdachte zich verweerd. Er was voor hem geen mogelijkheid uit te wijken, omdat een kring van jongens om hem heen stond. Op grond van het gerechtvaardigde verweer tegen deze ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte heeft getracht zich te onttrekken aan de gewelddadige confrontatie, waarin hij en zijn vrienden waren betrokken samen met de groep van verdachte en diens vrienden. Door de aangever en de getuigen uit de groep van aangever is weliswaar gesteld dat verdachte in deze de agressor was, doch dit blijkt niet uit de getuigenverklaringen van de groep van verdachte. Deze laatstbedoelde getuigen geven overigens wel aan dat verdachte heeft geslagen dan wel gestompt. Verder blijkt uit de verklaringen en beschrijvingen van de situatie dat verdachte met de rug naar een pizzeria stond waardoor het voor hem niet mogelijk was zich aan deze confrontatie te onttrekken en hij zich dus in een noodweersituatie bevond.
Gelet op eerdere confrontaties tussen verdachte en aangever en één of meer leden van de groep waartoe aangever behoorde en waarbij verdachte niet het initiatief had genomen, heeft verdachte terecht mogen aannemen dat op het moment dat aangever in gevechtshouding op hem af kwam, hij van aangever fysiek geweld mocht verwachten. De klap of stomp die verdachte gaf toen aangever in een gevechtshouding op hem af kwam, is dan ook te beschouwen als te voldoen aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. Verdachte heeft zich derhalve terecht beroepen op noodweer.
Op grond daarvan zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De vordering is ter terechtzitting gemotiveerd bestreden.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij niet van zodanig eenvoudige aard, dat deze zich leent voor behandeling in dit strafproces, aangezien de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet kan vaststellen dat de door de benadeelde partij gestelde schade geheel aan verdachte is toe te rekenen.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 41 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het meer subsidiair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.P. Evenhuis, kinderrechter, voorzitter, M.J.B. Holsink, kinderrechter en K.R. Bosker, rechter, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2009.