ECLI:NL:RBGRO:2009:BK3345

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
28 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670262-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door onoplettendheid bij links afslaan met motorrijtuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 28 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 26 februari 2009 in de gemeente Loppersum. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft bij het links afslaan naar een tankstation geen richting aangegeven en geen voorrang verleend aan een motorrijder die zich naast haar bevond. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de motorrijder zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een longkneuzing en een breuk van het opperarmbeen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend had gehandeld en verwierp het verweer van de raadsvrouw dat de motorrijder zich in de dode hoek bevond. De rechtbank achtte het risico van het niet zien van de motorrijder vermijdbaar, gezien de omstandigheden en de verklaringen van getuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte, die zelf ook gewond was geraakt bij het ongeval. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om voldoende oplettend te zijn en de verkeersregels na te leven, vooral bij het afslaan.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670262-09
datum uitspraak: 28 september 2009
op tegenspraak (raadsvrouw gemachtigd)
raadsvrouw: mr. P.A.J. Mulders
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 september 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
zij op of omstreeks 26 februari 2009, in de gemeente Loppersum, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Delleweg, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend, bij het naar links afslaan, teneinde een
links van de weg gelegen inrit van een tankstation in te rijden, een
bestuurder van een voertuig (motorfiets), die op dezelfde weg zich naast,
althans zich links dicht achter haar bevond, niet heeft laten voorgaan en/of
daarbij niet, alvorens naar links af te slaan, een teken met haar
richtingaanwijzer heeft gegeven, waarna (vervolgens) een aanrijding is
ontstaan tussen het door haar bestuurde motorrijtuig en die motorfiets,
waardoor een ander, de bestuurder van die motorfiets, genaamd [slachtoffer]
zwaar lichamelijk letsel, te weten een longkneuzing rechts, een breuk
halverwege het rechter opperarmbeen en/of een bloeding van de onderpool van de
rechter nier, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 26 februari 2009, in de gemeente Loppersum, als bestuurder
van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Delleweg, bij
het naar links afslaan, teneinde een links van de weg gelegen inrit van een
tankstation in te rijden, een bestuurder van een voertuig (motorfiets), die op
dezelfde weg zich naast, althans zich links dicht achter haar bevond, niet
heeft laten voorgaan en/of daarbij niet, alvorens naar links af te slaan, een
teken met haar richtingaanwijzer heeft gegeven waarna (vervolgens) een
aanrijding is ontstaan tussen het door haar bestuurde motorrijtuig en die
motorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
zij op of omstreeks 26 februari 2009, in de gemeente Loppersum, als bestuurder
van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Delleweg, niet, alvorens naar links af te slaan, een teken met haar
richtingaanwijzer heeft gegeven, waarbij letsel aan personen is ontstaan of
schade aan goederen is toegebracht;
art 17 lid 2 RVV 1990
en/of
B.
zij op of omstreeks 26 februari 2009, in de gemeente Loppersum, als bestuurder
van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
de Delleweg, bij het naar links afslaan, teneinde een links van de weg gelegen
inrit van een tankstation in te rijden, een bestuurder van een voertuig
(motorfiets), die op dezelfde weg zich naast, althans zich links dicht achter
haar bevond, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is
ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
art 18 lid 1 RVV 1990
art 17 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde, terwijl de schuld bestond in een aanmerkelijke verkeersfout, wordt veroordeeld tot:
- een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Bewezenverklaring
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Immers, de vereiste schuld kan niet worden afgeleid uit het enkele feit dat verdachte geen richting heeft aangegeven. Verdachte heeft voor het afslaan haar snelheid verminderd en de motorrijder had hieruit kunnen afleiden dat er iets ging gebeuren. Niet staat vast dat indien verdachte wel richting had aangegeven, de motorrijder dit zou hebben gezien, zodat de vraag rijst of er een causaal verband bestaat tussen de verkeersovertreding van het geen richting aangeven en het ongeval. Dat verdachte geen voorrang heeft verleend komt omdat zij de motorrijder niet heeft gezien. Wellicht bevond de motorrijder zich in haar dode hoek en heeft ze hem ook niet kunnen zien.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Blijkens het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 22 mei 2009 is de oorzaak van het ongeval niet te wijten aan een technisch gebrek of een andere buiten de verdachte om bestaande externe omstandigheid, doch moet deze worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van verdachte. Zo is uit onderzoek naar de verlichting in de linker richtingaanwijzer aan de achterzijde van de auto gebleken, dat verdachte waarschijnlijk ten tijde van het ongeval geen teken met de richtingaanwijzer naar links heeft gegeven. Deze bevinding stemt overeen met hetgeen het slachtoffer [slachtoffer], en de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hierover uitdrukkelijk hebben verklaard, namelijk dat verdachte bij het links afslaan geen richting heeft aangegeven. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte heeft nagelaten richting aan te geven. Door daarnaast evenmin voorrang te verlenen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onoplettend gehandeld. De motorrijder mocht erop vertrouwen dat verdachte niet linksaf zou slaan nu zij geen richting aangaf.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de motorrijder zich mogelijk in een dode hoek heeft bevonden en dat verdachte hem daarom niet heeft kunnen zien. Een dergelijk risico is immers te vermijden door voor het links afslaan afdoende en zo nodig meermalen in de spiegels en over de linker schouder naar achteren te kijken.
Ook in dit concrete geval beoordeelt de rechtbank dit risico als vermijdbaar, met name gelet op eerder genoemde VerkeersOngevallenAnalyse, waarin wordt vastgesteld dat de verlichtingsschakelaar van de motorfiets altijd in de stand ‘ingeschakeld’ staat en de motorfiets derhalve vermoedelijk ten tijde van het ongeval dimlicht voerde, alsook gelet op de verklaringen van voornoemd slachtoffer en voornoemde getuigen, waaruit kan worden afgeleid dat het slachtoffer zich ten tijde van het ongeval hield aan de maximumsnelheid ter plaatse. Ook het verweer dat er onvoldoende bewijs is voor een causaal verband tussen het niet richting aangeven en het ongeval verwerpt de rechtbank. Uit de verklaring van het slachtoffer volgt dat hij juist heeft opgelet of er richting werd aangegeven en dat hij het inhalen mogelijk achtte, mede omdat dit niet gebeurde.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 26 februari 2009, in de gemeente Loppersum, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Delleweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, bij het naar links afslaan, teneinde een links van de weg gelegen inrit van een tankstation in te rijden, een
bestuurder van een voertuig (motorfiets), die op dezelfde weg zich aanvankelijk links dicht achter en vervolgens links naast haar bevond, niet heeft laten voorgaan en daarbij niet, alvorens naar links af te slaan, een teken met haar richtingaanwijzer heeft gegeven, waarna vervolgens een aanrijding is ontstaan tussen het door haar bestuurde motorrijtuig en die motorfiets, waardoor een ander, de bestuurder van die motorfiets, genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een longkneuzing rechts, een breuk halverwege het rechter opperarmbeen en een bloeding van de onderpool van de rechter nier werd toegebracht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het aangaande haar persoon opgemaakte reclasseringsrapport en het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorwaardelijke taakstraf en (voorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf en een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de omvang hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld door bij het naar links afslaan met haar auto geen richting aan te geven en geen voorrang te verlenen aan de haar op dat moment inhalende motorrijder. De aanrijding die daarop ontstond heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij de motorrijder, die als gevolg daarvan meerdere dagen op de afdeling intensive care van het ziekenhuis opgenomen is geweest.
De rechtbank acht gelet hierop, alsmede op de oriëntatiepunten die de rechterlijke macht hanteert bij de bestraffing van feiten als deze, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in beginsel passend en geboden.
Anderzijds is verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten veroordeeld.
Verder is verdachte door het ongeval ook zelf zwaar gewond geraakt en opgenomen geweest op de afdeling intensive care van het ziekenhuis. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd, zoals deels ook uit het reclasseringsrapport d.d. 19 augustus 2009 blijkt, dat verdachte contact met het slachtoffer heeft gezocht en dat zij hem hulp heeft aangeboden bij het regelen van de schade die hij ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen.
De rechtbank zal gelet hierop een deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 40 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 3 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. P.H.M. Smeets, voorzitter, E.W. van Weringh en
K.K. Lindenberg, in tegenwoordigheid van W. Brandsma, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2009.