ECLI:NL:RBGRO:2009:BK2277

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
5 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/630239-09 + 18/670631-06 (tul)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens exhibitionisme en vrijspraak van het maken van opnamen met verborgen camera's

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 5 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verschillende feiten, waaronder exhibitionisme en het maken van ongeoorloofde opnamen van personen in hun privéomgeving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 1 mei 2009 in Groningen oneerbaar heeft gedragen op een openbare plaats, door zich met ontbloot geslachtsdeel te vertonen aan een minderjarig meisje. Dit feit werd wettig en overtuigend bewezen op basis van getuigenverklaringen en de aangifte van de moeder van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte heeft geprobeerd om het meisje te bewegen tot ontuchtige handelingen, maar dat dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Daarnaast was de verdachte ook aangeklaagd voor het maken van film- en geluidsopnamen van twee andere slachtoffers zonder hun toestemming. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldigingen te ondersteunen, aangezien er geen opnamen zijn aangetroffen en de verdachte dit ontkende. Daarom is de verdachte vrijgesproken van deze feiten.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, en heeft hem licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 139 dagen opgelegd, waarvan 70 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens is de verdachte verplicht om zich te houden aan de voorschriften van de reclassering. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, wat betekent dat zij hun claims bij de burgerlijke rechter moeten indienen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummers: 18/630239-09 + 18/670631-06 (tul)
datum uitspraak: 5 november 2009
op tegenspraak
raadsman: mr. E.P. Groot
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [woonplaats + adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
A. hij op of omstreeks 1 mei 2009, te Groningen, in elk geval in de gemeente
Groningen, zich oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer
bestemd, te weten de Zaagmuldersweg en/of de Oosterhamrikkade, althans op een
niet openbare plaats, te weten een balkon van de woning [adres],
met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
B. hij op of omstreeks 1 mei 2009, te Groningen, in elk geval in de gemeente
Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een meisje,
genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen,
met dat oogmerk - terwijl verdachte op het/een balkon van de woning
[adres] stond/verbleef en/of van welk balkon uitzicht kon worden
verkegen op het balkon en/of de/een slaapkamer van de woning [adres slachtoffer 1], waarop toen die [slachtoffer] stond/verbleef - middels een of meer gebaren
aan die [slachtoffer] te kennen heeft gegeven dat zij, die [slachtoffer], haar
shirt omhoog moest/mocht doen en/of dat zij, die [slachtoffer], stil moest zijn
en/of blijven,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2008 tot en met 26 mei 2009,
te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
een vrouw, genaamd [aangeefster 1] en/of een man, genaamd [aangever] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het maken van film- en/of geluidsopnames van die
[aangeefster 1] en/of die [aangever] terwijl zij/hij zich uitkleedde(n) en/of
(gedeeltelijk of geheel naakt) in de/een slaapkamer en/of in de/een badkamer
bevond(en) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
zonder toestemming, onverhoeds en heimelijk filmen van die [aangeefster 1] en/of
die [aangever] met een of meerdere camera's, welke eveneens zonder
toestemming, onverhoeds en heimelijk onder meer bevestigd was/waren in de/een
slaapkamer van die [aangeefster 1] achter een gat in de betimmering en/of in een
gemeenschappelijke badkamer onder de betimmering van de doucheslang;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2008 tot en met 25 mei 2009,
te Groningen, in elk geval in de gemeente Gronigen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) gebruik makende van een of meer
technisch hulpmiddelen, te weten een of meer camera's, waarvan de aanwezigheid
niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk
van een of meer personen, te weten [aangeefster 1] en/of [aangever], aanwezig in
een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te
weten de woning [adres verdachte], een of meer afbeeldingen heeft vervaardigd;
art 139f ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 30 november 2006,
in de gemeente Groningen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
een vrouw, genaamd [aangeefster 2], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het maken van film-
en/of geluidsopnames van die [aangeefster 2] terwijl zij zich uitkleedde en/of
(gedeeltelijk of geheel naakt) in haar slaapkamer en/of in de badkamer bevond
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het zonder
toestemming, onverhoeds en heimelijk filmen van die [aangeefster 2] met een of
meerdere camera's, welke eveneens zonder toestemming, onverhoeds en heimelijk
onder meer bevestigd was/waren in de slaapkamer van die [aangeefster 2] achter
een gat in de betimmering en/of in een gemeenschappelijke badkamer onder de
betimmering van de doucheslang;
art 246 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 30 november 2006,
te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) gebruik makende van een of meer
technisch hulpmiddelen, te weten een of meer camera's, waarvan de aanwezigheid
niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk
van een persoon, te weten een vrouw, genaamd [aangeefster 2], aanwezig in een
woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten
de woning [adres verdachte], een of meer afbeeldingen heeft vervaardigd;
art 139f ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 4 augustus 2009, te Groningen, in elk geval in de gemeente
Groningen,
zich oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te
weten op of nabij het Hoornsemeer, de Hoornseplas en/of het Paterswoldsemeer,
met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
art 239 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de zaak zal worden aangehouden teneinde een nader onderzoek naar de geestvermogens van verdachte te doen instellen. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1A, 1B, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 8 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat een ambulante behandeling inhoudt.
De rechtbank acht zich op grond van de stukken voldoende geïnformeerd omtrent de geestvermogens van verdachte en acht daarom geen termen aanwezig de zaak voor nader onderzoek aan te houden.
Vrijspraak
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. In de woning van verdachte is een tweetal camera’s aangetroffen, de ene camera in de (slaap)kamer die aangeefster van verdachte huurde en de andere camera in de (gemeenschappelijke) badkamer. Voorts is in de slaapkamer van verdachte een voorziening aangetroffen waarmee waargenomen kan worden wat zich in de slaapkamer van aangeefster en in de badkamer afspeelde. Om tot die waarnemingen te komen moest de televisie in de slaapkamer van verdachte eerst op het videokanaal gezet worden en vervolgens kon via intoetsing op de afstandsbediening (knop B voor de badkamer en knop C voor de slaapkamer van aangeefster) de beeldverbinding tot stand komen. Verdachte heeft verklaard dat hij was vergeten dat hij de camera’s had geplaatst en heeft ontkend ooit via het videokanaal van zijn televisie hetgeen zich afspeelde in de slaapkamer van aangeefster en in de badkamer bekeken te hebben. Wat er ook zij van de verklaring van verdachte dat hij vergeten was dat er camera’s waren aangebracht, vast staat dat niet kan worden bewezen dat er film- en/of geluidsopnamen zijn gemaakt, nu deze niet zijn aangetroffen. Evenmin kan bewezen worden dat verdachte afbeeldingen heeft vervaardigd van aangevers, nu verdachte dit ontkent en er geen afbeeldingen zijn aangetroffen.
Met betrekking tot feit 3 staat niet vast en kan derhalve niet bewezen worden dat verdachte film- en/of geluidsopnamen van deze aangeefster heeft gemaakt, nu verdachte dat ontkent en ter zake geen film- en/of geluidsopnamen zijn aangetroffen.
Weliswaar zijn foto’s aangetroffen van aangeefster, maar die foto’s zijn bij een ander dan bij verdachte aangetroffen, terwijl aangeefster zelf heeft verklaard dat zij op de foto’s haar slaapkamer in de [oud adres aangeefster 2] herkent. De ten laste gelegde periode ziet echter op de tijd dat zij bij verdachte in diens woning aan de [adres verdachte] woonde. Niet bewezen kan derhalve worden dat verdachte afbeeldingen heeft vervaardigd van aangeefster.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Anders dan de raadsman acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van de moeder van het slachtoffer, de getuigenverklaring van [naam getuige], het proces-verbaal bevindingen d.d. 8 mei 2009 en de relevante tapgesprekken.
De moeder verklaart dat haar dochter vertelde dat de “Englishman” zijn piemel had laten zien en er mee speelde en dat zij – de moeder – heeft gezien dat verdachte, terwijl het slachtoffer voor het raam stond, zijn vinger tegen zijn lippen deed en een gebaar maakte van sssttt. Getuige [naam getuige] heeft gezien dat verdachte zijn shirt omhoog deed, naar het slachtoffer wees en zijn vinger voor de mond deed. De verklaringen van de moeder en getuige [naam getuige] komen overeen met de verklaring van het slachtoffer tegenover de verbalisanten, welke verklaring is opgenomen in het proces-verbaal bevindingen d.d. 8 mei 2009. Tot slot zegt verdachte in de tapgesprekken van respectievelijk 9 mei, 11 mei en 15 mei 2009: “Ja, ik heb iets verkeerds gedaan op het balkon. Oké, ik ben een stoute jongen.”, “hij zei een keer dat hij dat meisje binnen wilde halen en haar wilde vastbinden. Dat meisje waaraan ik mij zelf liet zien” en “als ze zeggen je bent aan het potloodventen geweest, dan zeg ik ja”.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1A, 1B en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
A. hij op 1 mei 2009, te Groningen, zich oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Zaagmuldersweg en de Oosterhamrikkade, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
B. hij op 1 mei 2009, te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een meisje, genaamd [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen,
met dat oogmerk - terwijl verdachte op het balkon van de woning [adres] stond/verbleef en van welk balkon uitzicht kon worden verkregen op het balkon en/of een slaapkamer van de woning [adres slachtoffer], waarop toen die [slachtoffer] stond/verbleef - middels gebaren aan die [slachtoffer] te kennen heeft gegeven dat zij, die [slachtoffer], haar shirt omhoog moest/mocht doen en dat zij, die [slachtoffer], stil moest zijn en/of blijven, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
4.
hij op 4 augustus 2009, in de gemeente Groningen, zich oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op of nabij het Hoornsemeer, de Hoornseplas of het Paterswoldsemeer, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1A, 1B en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1A. schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
B. poging tot met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
4. schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 20 september 2009, opgemaakt door R. Vriesema, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 20 augustus 2009, opgemaakt door
drs. A. Tatlicioglu, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van borderline kenmerken, antisociale trekken en mogelijk van pedoseksualiteit. Bij betrokkene is sprake van een diffuse en onzekere (seksuele) identiteit en een slechte zelfbegrenzing op seksueel en agressief gebied. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten was hiervan ook sprake en verdachte wordt licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door zijn ontblote geslachtsdeel in het openbaar te tonen, onder andere aan een meisje van 10 jaar. Verdachte heeft daarbij zijn eigen seksuele lustgevoelens laten prevaleren en heeft niet stilgestaan bij de angstgevoelens die hij bij de slachtoffers zou kunnen opwekken.
Voorts heeft hij getracht datzelfde meisje ertoe te bewegen haar shirtje omhoog te doen. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffer.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 27 mei 2009 heeft hij zich eerder schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
Daar komt bij dat verdachte zich ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd bevond.
Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat hij vrijwillig psychotherapie volgt.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met een vrijspraak van de feiten 2 en 3, komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur een passende straf is. Een gedeelte daarvan zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd van 8 jaren op te leggen, zoals door de officier van justitie geëist, en acht een proeftijd van 3 jaren voldoende.
Vordering van de benadeelde partijen
Feit 2
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd [aangeefster 1] en [aangever], beiden wonende te Groningen.
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn. Dit houdt in dat de vorderingen niet in dit strafgeding worden afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/670631-06
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 4 oktober 2007 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 260 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/630239-09 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, waarvoor nu een veroordeling volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, gedeeltelijke tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 60 dagen.
In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf van 60 dagen zal de rechtbank echter een taakstraf gelasten, bestaande uit een werkstraf van 120 uren.
Wat het overige gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde straf, een gevangenisstraf van 60 dagen, betreft zal de rechtbank de proeftijd met één jaar verlengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 22c, 22d, 45, 57, 239 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Wijst af het verzoek tot aanhouding.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1A, 1B en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1A, 1B en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 139 dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 70 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 3 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Verklaart de benadeelde partij [aangeefster 1], wonende te Groningen niet-ontvankelijk.
Verklaart de benadeelde partij [aangever], wonende te Groningen niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 4 oktober 2007 onder parketnummer 18/670631-06, voorzover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 60 dagen.
Bepaalt dat in plaats daarvan veroordeelde een werkstraf van 120 uren zal verrichten, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Verlengt voor het overige gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 60 dagen de bepaalde proeftijd met een jaar.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, H.J. Bastin en
K.R. Bosker, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 november 2009.
Mr. Bastin was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.