RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/640284-09 (Promis)
datum uitspraak: 2 oktober 2009
raadsman: mr. T.J. van der Goot
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren in 1993,
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 18 september 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij op of omstreeks 20 oktober 2008, althans in de maand oktober 2008, te
Muntendam, gemeente Menterwolde, met [slachtoffer], geboren 2 juli 1995, die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de
vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of op en neer bewogen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigende bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen buiten echt met [slachtoffer] die wel de leeftijd van 12 maar nog niet die van 16 jaren heeft bereikt, die bestaan uit het binnendringen met de penis in de vagina van [slachtoffer].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat het ontuchtige karakter aan de handelingen, zoals opgenomen in de tenlastelegging, ontbreekt. Uit de verschillende verhoren van aangeefster, getuige en verdachte, alsmede de verklaring van verdachte ter terechtzitting, blijkt dat er sprake is geweest van wederzijds goedvinden, althans van vrijwilligheid. Voorts is er tussen verdachte en aangeefster weinig leeftijdsverschil en bevinden zij zich in dezelfde levensfase. Aangeefster kwam zelf met het voorstel om te gaan neuken als verdachte haar zou vertellen wat de weddenschap tussen verdachte en getuige [getuige] inhield. Zij heeft zelf haar kleding (broek en onderbroek) uitgetrokken, zij heeft niet gezegd dat ze niet wilde en (enige tijd) na het gebeuren heeft zij anderen hiervan op de hoogte gesteld door te verklaren dat verdachte en zij “seks hebben gehad.” Daar komt bij dat de moeder van aangeefster bij de politie heeft verklaard dat [slachtoffer] een echte puber is en zich ook als zodanig gedraagt.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 september 2009, zakelijk weergegeven:
Waar in de verklaringen ‘[getuige]’ staat vermeld wordt [getuige] bedoeld. Deze jongen wordt door [slachtoffer] en mij ‘[getuige]’ genoemd.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 2008003178-14 d.d. 14 januari 2009, opgenomen op de pagina’s 32 t/m 39 van dossier nr. 2009029691 d.d. 31 maart 2009, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer], geboren op 2 juli 1995, zakelijk weergegeven.
[Verdachte] en [getuige] hadden het ergens over. Ik wist niet waarover en wilde het weten. Ze zeiden toen “wat staat er tegenover”. Ik zei “niks”. [Verdachte] zei de hele tijd “neuken”. Ik wilde niet. Hij zeurde de hele tijd door. Ik zei toen “ja”voor de grap.
[Getuige] en ik gingen naar binnen in zijn hokje achter de woning van zijn ouders. [Getuige] ging met de laptop van [verdachte] bij een klein tafeltje zitten. [Verdachte] ging bovenop mij zitten. [Verdachte] zei dat hij mij mocht neuken. Hij zei dat ik het beloofd had. Als het niet lekker was kreeg ik een laptop en als hij het aan anderen zou doorvertellen zou ik 50 euro krijgen.
Ik lag toen op mijn rug met mijn benen recht.
Hij deed mijn knoop los en maakte mijn rits open. Hij deed mijn broek naar beneden tot op mijn knieën. Ik deed mijn broek weer omhoog. [Verdachte] deed mijn broek weer naar beneden en deed hem helemaal uit.
Hij deed mijn onderbroek naar beneden en uit. [Verdachte] deed toen zijn eigen broek uit.
Ineens had [verdachte] een condoom in zijn handen. Hij deed die om. Hij zei toen: dat had je beloofd. Ik zei dat ik helemaal niks had beloofd. Hij zei toen weer dat ik 50 euro zou krijgen als hij het zou doorvertellen. Toen heeft hij mij geneukt. Hij deed zijn lul in mijn vagina. Ik vond dit niet leuk. Het deed pijn. Ik voelde me verdrietig.
De verkrachting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2008.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 2008003178-29 d.d. 19 maart 2009, opgenomen op de pagina’s 16 t/m 23 van dossier nr. 2009029691 d.d. 31 maart 2009, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven.
In oktober 2008 was [slachtoffer] met een vriendinnetje naar de Zuidlaardermarkt geweest. Ze kwam daarna, tussen 10.00 en 12.00 uur bij mij thuis, in mijn huisje. Dat is een slaapkamer achter het huis. Daar was ik met [slachtoffer] en mijn vriend [getuige]. Ik zat met [slachtoffer] op het bed. [Slachtoffer] en ik hadden seks, ik heb [slachtoffer] geneukt.
[Slachtoffer] en ik hebben de kleding uitgetrokken. Ik heb al mijn kleding uitgetrokken en [slachtoffer] heeft haar kleren ook zelf uitgetrokken.
Wij lagen onder de dekens en toen heb ik [slachtoffer] geneukt. [Slachtoffer] lag op haar rug en ik lag op haar. Ze heeft niets gezegd. Ze heeft één keer gezegd dat het pijn deed. Dat was in het begin toen mijn piemel al bij haar binnen was. Ik heb toen even gewacht en ben toen verder gegaan. Er is niets gezegd en ik ben gewoon verder gaan neuken.
Toen ik klaargekomen was heb ik het condoom afgedaan en we hebben ons aangekleed. [Slachtoffer] is 13 of 14jaar oud.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 2008003178-12 d.d. 30 december 2008, opgenomen op de pagina’s 46 t/m 50 van dossier nr. 2009029691 d.d. 31 maart 2009, inhoudende de verklaring van getuige [getuige], zakelijk weergegeven:
[Slachtoffer] vroeg aan [verdachte] ‘wat voor weddenschap is dat?” Ik hoorde dat [verdachte] zei: “Dat krijg je niet te weten”. [Slachtoffer] zei “als je het verteld dan mag je me neuken”. Volgens mij zei [slachtoffer] dat ook voor de grap, ze lachte er namelijk bij, maar ik kreeg de indruk dat [verdachte] dat heel serieus opvatte. Hij vroeg “Meen je dat?”. Ik hoorde dat [slachtoffer] antwoordde: “Ja”. Ze lachte daarbij. Toen vroeg [verdachte] aan [slachtoffer] of ze dat echt meende, en toen zei ze: “Nee, dat was maar een grapje”. Daarna ging [verdachte] aldoor zeuren. Hij zei bijvoorbeeld “Je hebt het nou gezegd en dan gaan we het ook doen”. De volgende dag ging ik achter de laptop en [slachtoffer] ging op de bank liggen en toen ging [verdachte] erop liggen. Toen zei [slachtoffer] dat ze niet meer wou en toen ging [verdachte] zeuren. Als het niet lekker was dan kreeg ze zijn laptop, dat zei [verdachte] om haar over te halen. Toen zag ik dat [slachtoffer] haar broek losmaakte en naar beneden deed, ook haar onderbroek. Ik hoorde dat ze zei “Dan ben ik van dat gezeur af”. [Verdachte] probeerde ook steeds haar broek los te maken. Eerst haalde ze zijn handen weg, maar later deed ze zelf haar broek uit. Dat was omdat [verdachte] aldoor aan het zeuren was. En waren ze bezig. Ja, seks. Ik zag dat ze op elkaar gingen, op en neer. Ze waren allebei heel stil op dat moment.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de verklaringen van verdachte, aangeefster en getuige [getuige] blijkt dat verdachte met zijn penis in de vagina van aangeefster is geweest en zijn penis daarin op en neer heeft bewogen, en aldus met aangeefster gemeenschap heeft gehad. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat verdachte handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of deze handelingen ook ontuchtig waren.
Bij de beantwoording hiervan houdt de rechtbank rekening met de bedoeling van de wetgever ter zake van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht en de ontwikkeling in de jurisprudentie daaromtrent. Uit voornoemde bronnen leidt de rechtbank af dat niet het enkele feit dat sprake is van een seksueel binnendringen bij iemand ouder dan elf en jonger dan zestien die handelingen reeds ontuchtig doen zijn, omdat zich bepaalde uitzonderingen kunnen voordoen die zich in het algemeen laten omschrijven als de situatie waarin de seksuele handelingen niet in strijd zijn met de zogeheten sociaal-ethische norm. Wanneer strijdigheid met deze norm ontbreekt laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij bijzondere betekenis toekomt aan de vrijwilligheid van en het leeftijdsverschil tussen betrokkenen. In dit kader overweegt de rechtbank dat het seksueel binnendringen in deze zaak is ontstaan naar aanleiding van een weddenschap en een klaarblijkelijk niet ernstig gemeende belofte van aangeefster. Deze belofte is door verdachte aangegrepen om meermalen druk uit te oefenen op aangeefster, zoals onder meer blijkt uit de verklaringen van [getuige]. Gezien de leeftijd van aangeefster dient deze druk als aanzienlijk te worden beoordeeld. Hoewel de rechtbank aanneemt dat bepaalde druk eigen is aan het verkeer tussen jeugdigen en in het onderhavige geval geen sprake was van dwang en evenmin van een groot leeftijdsverschil, komt zij niettemin tot de conclusie dat de vrije wil van aangeefster door de verdachte zodanig was aangetast, dat de handelingen als ontuchtig dienen te worden aangemerkt. Daarbij merkt de rechtbank op dat het voor dit oordeel niet uitmaakt door wie de kleding van aangeefster is uitgedaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 oktober 2008, te Muntendam, gemeente Menterwolde, met [slachtoffer], geboren 2 juli 1995, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en op en neer bewogen;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een leerstraf “Seksualiteit individuele training” van 25 uren en een voorwaardelijke werkstraf van 100 uren met een proeftijd van 2 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte door de gevolgen van het bekend worden van het feit al genoeg is gestraft; hij en zijn ouders zijn meermalen bedreigd door de familie Haan, er is op verdachte ingereden door de vader van aangeefster, er is ingebroken in hun woning en de moeder van verdachte is beledigd en bedreigd. Uiteindelijk heeft het gezin van verdachte moeten verhuizen naar de camping. Een straf zou in elk geval pedagogisch niets toevoegen en mogelijk zelf averechts werken.
Primair pleit de raadsman voor toepassing van artikel 9a Wetboek van strafvordering. Subsidiair voor een geheel voorwaardelijke straf en meer subsidiair voor een leerstraf.
Verdachte heeft eenmalig ontuchtige handelingen gepleegd met een dertienjarig meisje, waarbij hij zijn penis in haar vagina heeft gebracht en gemeenschap met haar heeft gehad. Dergelijk seksueel misbruik pleegt emotioneel een aanzienlijke impact op het slachtoffer te
hebben.
De rechtbank houdt rekening met de leeftijd van verdachte en de gevolgen die een en ander al voor hem heeft gehad. De rechtbank zal daarom de op te leggen straf ten opzichte van de eis van de officier van justitie beperken zoals hieronder nader omschreven.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een leerstraf.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ter terechtzitting heeft verdachte er blijk van gegeven nog steeds niet de strafwaardigheid van zijn handelen in te zien. Verdachte’s overtuiging dat een en ander zich in de toekomst niet meer zal voordoen wordt ingegeven door de gevolgen die het voor verdachte heeft gehad.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een leerstraf geadviseerd zodat verdachte kan leren hoe met seksualiteit in het algemeen en met betrekking tot meisjes in het bijzonder dient te worden omgegaan.
De rechtbank neemt dit advies over en legt de leerstraf “Seksualiteit Individuele Training”op.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat daarnaast aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
het volgen van een leerproject voor de duur van 25 uren met bevel dat vervangende jeugddetentie voor de duur van 12 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Het leerproject zal bestaan uit het volgen van de training “Seksualiteit Individuele Training”.
Het leerproject moet zijn voltooid binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
De veroordeelde zal zich met betrekking tot het te volgen leerproject gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Coördinator taakstraffen van de Raad voor de Kinderbescherming Groningen.
het verrichten van een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 40 uren met bevel dat vervangende jeugddetentie voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op één jaar gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, kinderrechter, voorzitter, A. van den Berg-Schoof, kinderrechter en K.K. Lindenberg, rechter, in tegenwoordigheid van
D. van der Ploeg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2009.