Zaak\rolnummer: 336079/07-9828
[eiser], wonende te [adres],
eiser, hierna [eiser] te noemen,
gemachtigde mr. H.J.M. Bonenkamp, advocaat te 's-Gravenhage,
de Informatie Beheer Groep,
gevestigd te Groningen,
gedaagde, hierna de IBG te noemen,
gemachtigde H.A. Bos, gerechtsdeurwaarder te Groningen.
[eiser] is bij dagvaarding in verzet gekomen tegen een door de IBG tegen hem uitgevaardigd dwangbevel.
De IBG heeft de vordering weersproken.
Op verzoek van partijen is de procedure voor een jaar aangehouden.
Partijen hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd.
1.1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2. [eiser] heeft in de periode november 1998 tot en met april 2003 studiefinanciering ontvangen waardoor een schuld is ontstaan van € 5.440,60. Deze schuld is bij beslissing van 6 juni 2003 omgezet in een rentedragende lening.
1.3. Bij bericht van 6 januari 2005 is aan [eiser] meegedeeld dat hij zijn studieschuld vanaf
1 januari 2005 met een bedrag van € 230,94 per maand diende te gaan afbetalen.
1.4. De IBG heeft op 9 juni 2007 tegen [eiser] een dwangbevel uitgevaardigd, waarbij zij aanspraak maakt op € 3.463,10 aan achterstallige schuld (de termijnen januari 2006 tot en met maart 2007), vermeerderd met rente en invorderingskosten.
Het dwangbevel is op 12 juli 2007 aan [eiser] betekend. Het verzet richt zich tegen dit dwangbevel.
2. Het standpunt van [eiser]
2.1. Eind 2003 is hij betrokken geraakt bij een ernstig auto-ongeval waardoor hij in coma is geraakt. Een oom van hem heeft toen contact gezocht met de IBG en aangegeven dat [eiser] niet meer in staat was zijn zaken te behartigen. Namens de IBG is aangegeven dat, gelet op de gezondheidstoestand van [eiser], tot nader order geen terugbetalingen hoefden te worden gedaan. In een later stadium is door [X] namens de IBG aangegeven dat in een eventuele bezwaarprocedure (ruimhartig) rekening zou worden gehouden met de uitzonderlijke omstandigheden van [eiser].
2.2. Voor het eind van 2006 zijn door [eiser] verzoeken voor draagkrachtberekeningen, onder nummer R RR 85681046 9 BE, aangetekend aan de IBG verzonden. Omdat de IBG deze verzoeken is kwijtgeraakt is op 26 juli 2007 nogmaals een set kopieën van de draagkrachtformulieren ingezonden. Gelet op zijn situatie was hij niet in staat om tijdig een draagkrachtformulier in te vullen. Hij heeft dit echter gedaan zodra dat redelijkerwijs mogelijk was. Op grond van zijn draagkracht is hij niet gehouden om de schuld af te lossen. Er is inmiddels wederom een draagkrachtberekening aangevraagd, maar de beslissing hierop laat nog even op zich wachten.
3. Het standpunt van de IBG
3.1. De IBG betwist allereerst dat aan [eiser] is toegezegd dat hij gelet op zijn gezondheidstoestand geen terugbetalingen hoefde te doen. Mochten er door [X] al toezeggingen zijn gedaan dan mocht [eiser] daar niet op vertrouwen aangezien zij niet werkzaam is bij de IBG maar bij het ingeschakelde deurwaarderskantoor.
3.2. Het poststuk met nummer R RR 85681046 9 BE heeft de IBG niet kunnen traceren. Ook onderzoek bij TNT post heeft niets opgeleverd. De kopieën die op 26 juli 2007 alnog zouden zijn opgestuurd heeft zij nooit ontvangen. Gelet op artikel 6:2 Algemene Wet Bestuursrecht had [eiser] tegen het uitblijven van de beslissing op zijn verzoek om een draagkrachtberekening een bezwaarschrift in kunnen dienen. Dit heeft hij echter niet gedaan.
3.3. Met betrekking tot het jaar 2007 heeft de IBG geen draagkrachtformulier ontvangen zodat [eiser] de termijnen januari 2007 tot en met oktober 2007 in ieder geval verschuldigd is. Om alsnog de draagkracht van [eiser] te kunnen vaststellen is hem gevraagd de benodigde gegevens op te sturen. Tot op heden heeft de IBG deze gegevens niet ontvangen.
4.1. [eiser] is tijdig in verzet gekomen.
4.2. In het verband van een verzet tegen een dwangbevel heeft de kantonrechter de bevoegdheid om te toetsen of invordering door middel van dit dwangbevel rechtmatig is. Het kan zijn dat onterecht invordering plaatsgevonden heeft omdat het bij dwangbevel gevorderde niet overeenstemt met een daaraan ten grondslag liggend besluit. Ook is mogelijk dat invordering niet terecht was omdat de in het bevel gestelde schuld reeds voor uitvaardiging van dat bevel geheel of gedeeltelijk voldaan was. Tot slot kan het zo zijn dat de IBG door (de wijze van) het invorderen van een op zich verschuldigd bedrag, handelde in strijd met de wet of een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
4.3. Beoordeling van de (waarde van de) stellingen van [eiser] met betrekking tot zijn draagkracht passen niet binnen bedoelde toetsingsbevoegdheid van de kantonrechter; op deze stellingen zal daarom niet worden ingegaan.
4.4. Uit de processtukken blijkt dat het dwangbevel in overeenstemming is met voorafgaande besluiten. Nu niet anders is gesteld of gebleken moet ervan worden uitgegaan dat die besluiten door bekendmaking in werking zijn getreden.
4.5. Niet gesteld of gebleken is dat de in het dwangbevel gestelde schuld reeds voor uitvaardiging van dat bevel geheel of gedeeltelijk was voldaan.
4.6. Met betrekking tot de vraag of de IBG, door (de wijze van) het invorderen van een op zich verschuldigd bedrag, handelde in strijd met de wet of een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, overweegt de kantonrechter als volgt.
Mocht [eiser] met zijn verwijzing naar een gedane toezegging over de terugbetaling een beroep willen doen op het vertrouwensbeginsel dan overweegt de kantonrechter dat dit beroep niet kan slagen.
De e-mail van de IBG d.d. 24 mei 2005 maakt melding van de mogelijkheid tot het verkrijgen van uitstel van betaling als de daartoe benodigde bescheiden tijdig door [eiser] worden ingestuurd. Op grond van deze tekst kan [eiser] er niet op vertrouwen dat, zonder dat door hem gegevens worden verstrekt, een uitstel van betaling is gegeven.
Voor zover [eiser] heeft willen stellen dat hij mocht vertrouwen op een toezegging door [X], is de kantonrechter van oordeel dat hij, met name gelet op het feit dat zij werkzaam is bij het deurwaarderskantoor dat met de incasso van de studieschuld is belast en dus niet bij de IBG, niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. Ook dit beroep kan derhalve niet slagen.
4.7. Nu ook voor het overige niet is gebleken dat de IBG door het uitvaardigen van het dwangbevel handelde in strijd met de wet of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
4.8. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
verklaart het verzet ongegrond;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van de IBG tot aan deze uitspraak begroot op € 150,-- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 15 juli 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.