ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ9190

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670312-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld met zware mishandeling en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 1 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van huiselijk geweld en mishandeling. De verdachte, geboren te [geboorteplaats en -datum], was preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] op 4 juni 2009, waarbij de verdachte haar een kopstoot gaf en haar keel dichtdrukte. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van meermalen mishandeling van [slachtoffer 1] in de periode van 1 december 2008 tot en met 3 juni 2009, en van mishandeling van [slachtoffer 2] op 13 april 2009.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geen waarde gehecht aan de ontlastende verklaringen van de slachtoffers die tijdens de zitting verklaarden dat zij tegen de politie hadden gelogen. De rechtbank oordeelde dat deze verklaringen ongeloofwaardig waren en voortkwamen uit angst voor de verdachte. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbaal van de politie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor mishandeling. De rechtbank benadrukte de impact van huiselijk geweld op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670312-09 (promis)
datum uitspraak: 1 oktober 2009
op tegenspraak
raadsman: mr. G. Meijer
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en -datum],
wonende te [woonplaats]
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, te Ter Apel, Ter Apelervenen 10.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2009, in de gemeente Appingedam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] een kopstoot heeft gegeven en/of die
[slachtoffer 1] (daarna) bij haar keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) de keel van
die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt en/of dichtgehouden, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 juni 2009, in de gemeente Appingedam,
opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], een kopstoot heeft
gegeven en/of die [slachtoffer 1] (daarna) bij haar keel heeft gegrepen en/of
(vervolgens) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt en/of dichtgehouden
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op verscillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 december 2008 tot en met 3 juni 2009, in de gemeente Appingedam,
(telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), bij
haar keel heeft gegrepen en/of de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt of
dichtgehouden en/of die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(dossier met parketnummer 651440-09)
hij op of omstreeks 13 april 2009 te Appingedam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet met een strijkbout tegen, dan wel op haar hoofd heeft geslagen en/of een
stofzuigerslang om haar nek heeft gedaan en haar daarmee heeft geprobeerd te
wurgen, waardoor zij bulten op haar hoofd en/of een bloeduitstorting achter
haar linker oor en/of een bloeduitstorting in de linker oorschelp en/of rode
striemen/plekken in de hals en/of de rechterschouder heeft gekregen, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 april 2009 te Appingedam opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 2]),heeft geduwd en/of
geslagen en/of aan de haren getrokken en/of zijn handen om de nek van
voornoemde [slachtoffer 2] heeft gedaan en haar nek heeft vastgegrepen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Op de op de zitting afgelegde verklaringen van de slachtoffers, waarin ze beiden aangeven dat ze tegen de politie hebben gelogen toen ze verklaarden te zijn mishandeld door verdachte, moet geen acht worden geslagen. Deze zijn, gelet op het overige bewijsmateriaal in het dossier, volstrekt ongeloofwaardig en lijken te worden ingegeven door angst van de slachtoffers voor verdachte. Wat betreft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie met betrekking tot het bewijs gewezen op de verklaring van de bovenbuurvrouw van het slachtoffer, maar ook op de verklaring die verbalisant [naam verbalisant], die de verklaring van het slachtoffer destijds heeft opgenomen, ter terechtzitting heeft afgelegd. Beiden verklaren dat [slachtoffer 1] helemaal overstuur was toen zij op 4 juni jl. vertelde dat zij was mishandeld door verdachte. Voorts zitten er nog uitgebreide en gedetailleerde verklaringen van collega's van het slachtoffer in het dossier die voornoemde verklaring van het slachtoffer tegenover de politie ondersteunen.
Het onder 3 primair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie worden bewezen op grond van de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte en het relaas van verbalisanten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent ten stelligste zich ooit schuldig te hebben gemaakt aan huiselijk geweld. Gelet hierop en voorts op de omstandigheid dat beide vermeende slachtoffers ter terechtzitting hebben aangegeven tegen de politie te hebben gelogen, terwijl de overige getuigen nimmer zelf hebben gezien dat verdachte de slachtoffers heeft mishandeld, brengt mee dat er sprake is van gerede twijfel zodat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Beoordeling
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank hecht, mede gelet op het overige voorhanden zijnde bewijsmateriaal, geen waarde aan de door de slachtoffers ter terechtzitting afgelegde verklaringen waarin zij - kort gezegd en zakelijk weergegeven - hebben aangevoerd dat ze eerder tegenover de politie hebben gelogen over het feit dat verdachte hen zou hebben mishandeld.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Feiten 1 & 2
Een proces-verbaal d.d. 4 juni 2009, opgenomen op pagina 18 t/m 20 van dossier nr. 2009054690-1 d.d. 19 augustus 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (p.18)
Ik kan me herinneren dat ik voor het eerst eind 2008 met huiselijk geweld te maken kreeg. Ik werd geslagen door [verdachte] omdat ik volgens hem vreemd ging. Op die manier werd ik regelmatig geslagen en bij mijn keel gepakt. In het begin was het wekelijks raak. De laatste tijd werd het heviger. Het begon zowat dagelijks te worden.
Vandaag ben ik weer mishandeld door [verdachte]. In de badkamer van mijn woning in Appingedam gaf hij mij een kopstoot. Hierdoor ben ik op de grond gevallen. Ik voelde meteen veel pijn. Nadat ik weer was opgestaan, vielen er veel woorden. Op een gegeven moment greep [verdachte] met beide handen naar mijn keel. Hierdoor kreeg ik geen lucht binnen.
Opmerking verbalisant: er zijn rode plekken en striemen te zien op de nek van [slachtoffer 1].
Een proces-verbaal d.d. 2 juli 2009, opgenomen op pagina 26 t/m 29 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (p. 27 en 28)
Ik ben op 4 juni 2009 omstreeks 07.00 uur 's ochtend getuige geweest van mishandeling mijn benedenbuurvrouw [slachtoffer 1] door haar vriend [verdachte] (lees [verdachte]). Ik werd wakker van geschreeuw. Ze schreeuwden beiden. Ik hoorde [slachtoffer 1] schreeuwen "Ik ben niet vreemd gegaan" en "Ik lieg niet". Ik hoorde dof gebonk. Vervolgens hoorde ik [slachtoffer 1] in paniek schreeuwen "Laat me los" en "Je doet me pijn". Ze gierde echt en huilde. Ook hoorde ik [slachtoffer 1] zeggen "Je maakt me nog eens dood". Ik ben uit bed gestapt en heb de politie gebeld.
Toen ik [verdachte] weg had horen gaan ben ik naar beneden naar [slachtoffer 1] gegaan. Ze vloog mij om de hals en zei iets van "[getuige 1] help me, dit kan zo niet langer". [slachtoffer 1] liet mij een bult op haar hoofd zien. Deze zat op de linkerzijde van haar hoofd vlakbij de haargrens. [slachtoffer 1] vertelde mij dat [verdachte] haar met beide handen bij de keel had gegrepen. Ik zag rode striemen op haar hals.
Ik ben begin december 2008 op mijn huidige adres aan de George van Saksenlaan 29 a in Appingedam komen wonen. In het begin hoorde ik niet dat [slachtoffer 1] en [verdachte] ruzie hadden. Later hoorde ik ze ongeveer één keer per week of per twee weken ruzie maken. Ik heb al een keer eerder de politie gebeld, maar toen ontkende [slachtoffer 1] dat ze ruzie hadden gehad. De dag daarop stond [slachtoffer 1] bij mij op de stoep en vertelde ze dat [verdachte] haar had geslagen. Ze liet me toen haar blauwe plekken zien.
Een proces-verbaal d.d. 3 juli 2009, opgenomen op pagina 30 t/m 33 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (p. 27 en 28)
Ruim een jaar geleden leerde ik [slachtoffer 1] kennen. Begin 2009 kwam [slachtoffer 1] weer bij ons werken. [slachtoffer 1] heeft mij verteld dat het tot augustus 2008 erg goed ging tussen [verdachte] en haar maar dat het daarna bergafwaarts ging met hun relatie. Op een gegeven moment zag ik blauwe plekken op haar arm. [getuige 3], die ook bij ons werkte, kreeg het verhaal er bij [slachtoffer 1] uit. [slachtoffer 1] werd mishandeld door haar vriend [verdachte] en hierdoor had ze blauwe plekken gekregen. Ik heb in totaal 4 of 5 keer gezien dat [slachtoffer 1] op het werk kwam met blauwe plekken. In het begin moesten we het verhaal uit haar trekken en doorvragen maar de laatste keren was de vertrouwensband tussen ons zodanig dat ze ons volledig informeerde over haar relatie met [verdachte] en de mishandelingen die hij bij haar pleegde. Het bleek dus dat hij haar regelmatig sloeg en mishandelde. Op 4 juni 2009 heb ik contact met [slachtoffer 1] gehad. Ze zei dat ze weer door [verdachte] in elkaar was geslagen.
Feit 3
Een proces-verbaal d.d. 28 april 2009, opgenomen op de pagina's 17 t/m 20 van dossier nr. 2009036407-1 d.d. 7 mei 2009, inhoudende de verklaring van verdachte (p.18)
Ik was op 13 april 2009 bij [slachtoffer 2] in haar woning in Appingedam. Wij kregen een woordenwisseling. Ze hield niet op met schreeuwen en praten. Ik werd hierdoor erg boos op haar. We begonnen op een gegeven moment te vechten. Het was duwen en slaan. Ik heb haar ook aan haar nephaar getrokken.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2009, opgenomen op pagina 15 en 16 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten
Op 13 april 2009 troffen we het slachtoffer [slachtoffer 2] in de woonkamer van de woning aan de Burgemeester Lewe van Aduardstraat 73 te Appingedam hevig hyperventilerend en volledig in paniek aan. Het slachtoffer vertelde op een gegeven moment dat ze ruzie had gehad met haar ex-vriend [verdachte] (lees [verdachte]). We zagen plekken in de nek van het slachtoffer.
Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van het Verzoek toestemming aanhouding buiten heterdaad, opgenomen op pagina 4 en 5 van voornoemd dossier, inhoudende onder meer het relaas van verbalisant Hermannus Johannes Jansen, brigadier (p. 5)
Door mij is op 13 april 2009 het volgende aan zichtbaar letsel bij [slachtoffer 2] waargenomen:
- rode striemen/plekken in de hals;
- rode plekken op de rechterschouder;
- bulten op haar hoofd;
- zichtbare bloeduitstorting achter haar linker oor tegen de haargrens;
- zichtbare bloeduitstorting in de linker oorschelp.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 4 juni 2009, in de gemeente Appingedam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] een kopstoot heeft gegeven en die [slachtoffer 1] daarna bij haar keel heeft gegrepen en vervolgens de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgedrukt, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 1 december 2008 tot en met 3 juni 2009, in de gemeente Appingedam, telkens opzettelijk mishandelend een persoon te weten
[slachtoffer 1], bij haar keel heeft gegrepen en/of die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 13 april 2009 te Appingedam opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2] heeft geduwd en geslagen en aan de haren getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezen verklaring. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 primair
Poging tot zware mishandeling
2
Mishandeling, meermalen gepleegd
3 subsidiair
Mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 primair impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en ter zake van het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en dat er dus geen strafoplegging moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte adviesrapport d.d. 25 augustus 2009 en het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 augustus 2009, evenals de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan huiselijk geweld. Zo heeft verdachte tegen zijn voormalige partner geweld gebruikt door haar te duwen en te slaan en aan haar haren te trekken, terwijl hij zijn huidige partner gedurende ruim een half jaar meermalen heeft onderworpen aan mishandelingen.
Huiselijk, relationeel getint geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. De rechtbank neemt het de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij tegen beide slachtoffers geweld heeft toegepast terwijl er jonge kinderen bij aanwezig, dan wel bij in de buurt waren. Bovendien zorgen dergelijke feiten ook voor onrust in de samenleving.
Blijkens zijn strafblad is verdachte één keer eerder veroordeeld wegens mishandeling.
Een en ander maakt dat de rechtbank een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden vindt. De relatief nog jonge leeftijd van verdachte en het feit dat de rechtbank van oordeel is dat de politie niet voortvarend te werk is gegaan nadat het bevel tot aanhouding van verdachte buiten heterdaad was gegeven, hebben een matigende invloed gehad op de duur van het onvoorwaardelijke deel van deze vrijheidsstraf. Voorts zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk worden opgelegd opdat daaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht kan worden verbonden, maar ook om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Dit acht de rechtbank in het bijzonder van belang aangezien verdachte en één van de slachtoffers nog steeds een relatie hebben.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair impliciet subsidiair, 2 en 3 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 3 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.J. Bastin, voorzitter, H.L. Stuiver en G. Laman, in tegenwoordigheid van mr. K.A. de Groot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2009.