ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ9085

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
24 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/651240-09 Promis
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onrechtmatig verkregen bewijs na doorzoeking van de auto van verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 24 september 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 juni 2008 in Stadskanaal verdovende middelen in zijn auto zou hebben gehad. De officier van justitie heeft de verdachte aangeklaagd voor het bezit van GHB, amfetamine en MDMA. De politie had de auto van de verdachte doorzocht na een melding van een bewusteloze persoon in de nabijheid. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat de politie niet bevoegd was om de auto te doorzoeken zonder dat er sprake was van een noodsituatie die hulpverlening vereiste. De rechtbank oordeelde dat de politie de auto onrechtmatig had doorzocht, omdat de hulpverlening al was geboden door het ambulancepersoneel. Hierdoor was het bewijs dat tijdens de doorzoeking was verkregen, onrechtmatig en kon het niet worden gebruikt in de rechtszaak. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen. Tevens gelastte de rechtbank de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/651240-09 (PROMIS)
datum uitspraak: 24 september 2009
bij verstek
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 september 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2008 te Stadskanaal
(in een auto voorzien van het kenteken [kentekennummer]) opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 201 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur),
zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2008 te Stadskanaal
(in een auto voorzien van het kenteken [kentekennummer]) opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 0,14 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende Amfetamine,
zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
3.
hij op of omstreeks 16 juni 2008 te Stadskanaal
(in een auto voorzien van het kenteken [kentekennummer]) opzettelijk aanwezig heeft
gehad ongeveer 22 gleuftabletten (à 30 gram), in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine),
zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij twijfels heeft of de ten laste gelegde feiten wel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Hij voert daartoe het volgende aan.
Nadat de politie een melding had gekregen dat in een perceel aan de [adres] te [plaats] een bewusteloze persoon zou liggen, zijn de verbalisanten ter plaatse gegaan. Zij troffen aldaar een bewusteloze man aan, die door de ambulancedienst is afgevoerd naar het ziekenhuis. Vervolgens hebben de verbalisanten, op vermoeden dat verdachte GHB had ingenomen, de hen aangewezen auto betreden, als zijnde de auto van verdachte. Na doorzoeking van deze auto hebben de verbalisanten vervolgens verdovende middelen aangetroffen. Deze doorzoeking zou hebben plaatsgevonden op grond van artikel 2 van de Politiewet 1993.
Naar de mening van de officier van justitie is de passage 'het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven', zoals vermeld in genoemd artikel, te ruim toegepast, immers de hulpverlening (ambulancepersoneel) was reeds ter plaatse. Niet gebleken is dat hulpverlening door de verbalisanten op het moment van het betreden van de auto nog geboden was.
Gelet op het vorenstaande is de officier van justitie van mening dat de verbalisanten de auto van verdachte onrechtmatig hebben doorzocht. Het bewijs is in de onderhavige zaak derhalve op onrechtmatige wijze verkregen en verdachte dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunt overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het onderhavige proces-verbaal van de regiopolitie, nr. 98-006563, d.d. 4 september 2008, blijkt onder meer het volgende.
Nadat de politie een melding had gekregen dat er in een perceel aan de [adres] te [plaats] een persoon mogelijk een overdosis GHB had ingenomen, zijn de verbalisanten ter plaatse gegaan. Daar aangekomen, bleek een man, liggend op een bank, buiten bewustzijn te zijn. De inmiddels aanwezige ambulancedienst heeft de man vervolgens overgebracht naar het ziekenhuis.
Door de aanwezigen in het perceel werd daarop aangegeven dat de auto van verdachte, waarmee hij bij de woning was aangekomen, tegenover de woning stond.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten de doorzoeking van de auto hebben gebaseerd op het bepaalde in artikel 2 van de Politiewet 1993. Het resultaat van de doorzoeking is door hen in beslag genomen.
Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Politiewet 1993 heeft de politie tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.
In dit geval is gebleken dat de politie pas, nadat aan verdachte door de aanwezigheid en het optreden van ambulancepersoneel hulp was geboden, de auto van verdachte heeft doorzocht.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat kennelijk artikel 2 van voormelde wet te ruim is toegepast. Immers vanuit het oogpunt van hulpverlening was het doorzoeken van de auto van verdachte niet meer geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verbalisanten de auto van verdachte onrechtmatig doorzocht. Het bewijs is dientengevolge op onrechtmatige wijze verkregen.
Dit leidt tot bewijsuitsluiting van het resultaat van de doorzoeking en heeft tot gevolg dat slechts de bekennende verklaring van verdachte overblijft, hetgeen onvoldoende is.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten twee geheugenkaarten, een agenda en twee mobiele telefoons, Nokia zwart, moet worden teruggegeven aan verdachte.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave van:
twee geheugenkaarten, een agenda en twee mobiele telefoons, Nokia zwart aan [vrijgesprokene].
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, H.J. Bastin en A. van den Berg-Schoof, rechters, in tegenwoordigheid van A.J. Tholen, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 september 2009.