RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 100818 FA RK 08-696 en 101236 FA RK 08-842
beschikking d.d. 15 september 2009
[de vrouw],
wonende te [adres],
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E. van Bommel,
[de man],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,
hierna te noemen de man,
in rechte niet verschenen.
[belanghebbende],
wonende te [adres],
belanghebbende,
hierna te noemen [belanghebbende].
Op 16 december 2008 heeft de rechtbank een (tussen)beschikking gegeven.
Op 28 januari 2009 is [kind 1] door de rechtbank gehoord.
De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist bij voormelde beschikking. Hierin is onder meer de echtscheiding uitgesproken. De beslissingen met betrekking tot de wijziging van het gezamenlijk gezag over de minderjarige kinderen [kind 1], [kind 2] en [kind 3] en de wijziging van de geslachtsnaam van [kind 1] zijn aangehouden.
Blijkens de overgelegde bescheiden hebben de man en de vrouw de Sri Lankaanse nationaliteit.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de minderjarige kinderen van de vrouw in Nederland is, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over de voorziening betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, in casu het gezag.
De Nederlandse rechter komt tevens, gelet op het bepaalde in artikel 3, sub a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam rechtsmacht toe.
De rechtbank zal Nederlands recht toepassen op het verzoek betreffende het gezag met betrekking tot de minderjarige kinderen, nu dit het interne recht van Nederland is.
Op het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam zal eveneens Nederlands recht worden toegepast.
Vaststaande feiten:
- Het minderjarige kind [kind 1] is geboren [in 1995] te [***] (Sri Lanka) uit de relatie van partijen. De man en de vrouw hebben gezamenlijk het gezag over [kind 1];
- De vrouw heeft daarnaast nog twee minderjarige kinderen, te weten [kind 2], geboren op [in 1997] te [***], en [kind 3], geboren op [in 2007] te [***];
- Met betrekking tot [kind 3] zijn de vrouw en de man gezamenlijk met het gezag belast;
- Met betrekking tot [kind 2] is de vrouw alleen met het gezag belast;
- Bij beschikking d.d. 21 april 2009 is gegrond verklaard de ontkenning van het vaderschap van [de man] van [kind 2] en [kind 3];
- Bij beschikking d.d. 28 juli 2009 is het vaderschap van [belanghebbende] als vader van [kind 2] en [kind 3] vastgesteld.
De vrouw heeft gemotiveerd verzocht om het gezag met betrekking tot [kind 1], [kind 2] en [kind 3] te wijzigen, in die zin dat het gezamenlijk gezag zal worden toegekend aan haar en [belanghebbende] met wie zij sinds 12 jaren samen verblijft en de gezamenlijke zorg voor de verzorging en opvoeding van de kinderen heeft.
Voorts heeft zij verzocht de geslachtsnaam [geslachtsnaam van de man] van [kind 1] te wijzigen in [de geslachtsnaam van de vrouw], omdat dit in zijn belang is. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat dit tevens de wens van [kind 1] is. [de belanghebbende] heeft zich verenigd met de verzoeken van de vrouw. De rechtbank zal hem daarom aanmerken als medeverzoeker.
De rechtbank heeft vastgesteld, dat de vrouw en de man gezamenlijk zijn belast met het gezag over [kind 1] en [kind 3]. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, dat de vrouw en de man in 1996 naar Nederland zijn gekomen, waarna de man met onbekende bestemming is vertrokken en voor de vrouw sindsdien niet meer bereikbaar is geweest.
In geval van gezamenlijk gezag is het gewenst dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening, dat zij beslissingen van enig belang betreffende hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans in ieder geval in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw voldoende aannemelijk gemaakt dat het in het belang van [kind 1] en [kind 3] moet worden geacht dat het gezamenlijk gezag met de man beëindigd wordt. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij geen mogelijkheden heeft om de man te bereiken. Hierdoor wordt de vrouw ernstig belemmerd in haar taak als verzorgende ouder bij belangrijke opvoedkundige, medische en andere in het belang van de kinderen te nemen beslispunten.
Artikel 1:253t BW bepaalt dat indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten.
Het verzoek wordt, in het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, ingevolge artikel 1:253t, lid 2, BW slechts toegewezen indien:
a. de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
b. de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
[kind 1] staat in familierechtelijke betrekking tot de man. Voor wat betreft het gestelde in artikel 1:253t, lid 2, sub a, BW stelt de rechtbank vast dat de vrouw en [belanghebbende] op de dag van het verzoek een aaneengesloten periode van ruim twaalf jaar samenwonen en dat zij gedurende die periode gezamenlijk de zorg voor [kind 1] hebben gehad en nog de kinderen [kind 2] en [kind 3] hebben gekregen. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde gesteld in artikel 1:253t, lid 2, sub a, BW.
Hoewel de wet onder lid 2 sub b. vereist dat, de ouder die het verzoek doet tenminste drie jaar met het eenhoofdig ouderlijk gezag is belast op de dag van het verzoek, is de rechtbank van oordeel dat er in dit specifieke geval aanleiding bestaat om van dit vereiste af te wijken. De man is na zijn vertrek in 1996 op geen enkele manier betrokken geweest bij de verzorging en opvoeding van de kinderen en heeft op geen enkele wijze invulling gegeven aan het gezag. Hieruit in combinatie met de huidige gezinssituatie c.q. -samenstelling van de vrouw die duurzaam en stabiel van aard is, leidt de rechtbank af dat de situatie van de vrouw in relatie tot de man bestendig is. Afwijking van voornoemd vereiste onder b. druist, naar het oordeel van de rechtbank, in dit specifieke geval niet in tegen de ratio van de bepaling.
Het verzoek strekkende tot gezamenlijk gezag wordt ingevolge artikel 1:353t, lid 3, BW slechts afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd. In het onderhavige geval is van een dergelijke gegronde vrees niet gebleken, zodat het verzoek ten aanzien van [kind 1] kan worden toegewezen.
Ten aanzien van [kind 2] en [kind 3] geldt dat de vrouw en [belanghebbende] de biologische en juridische ouders zijn. De vrouw is alleen met het gezag belast over [kind 2].
Gelet op voormelde concrete feiten en omstandigheden, acht de rechtbank het in het belang van deze minderjarigen dat de juridische situatie overeenkomt met de feitelijke. Om dit te bewerkstelligen zal de rechtbank bepalen dat over deze minderjarigen het gezamenlijk gezag aan de vrouw en [belanghebbende] toekomt.
Lid 5 van artikel 1:253t BW regelt dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belast ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met
het verzoek;
b. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
De rechtbank stelt vast dat [kind 1] is gehoord op 28 januari 2009. Nu het de rechtbank na onderzoek van de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, dat geen der afwijzingsgronden zich in deze zaak voordoet, zal de rechtbank het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam toewijzen als na te melden.
Partijen zijn gewezen echtelieden. De rechtbank zal daarom de proceskosten compenseren, zoals hieronder volgt.
beëindigt ten aanzien van [kind 1] en [kind 3] het gezamenlijke gezag van de vrouw en de man en bepaalt dat aan de vrouw en [belanghebbende] gezamenlijk het gezag toekomt over de minderjarige kinderen:
* [kind 1], geboren [in 1995] te [***] (Sri Lanka)
* [kind 2], geboren op [in 1997] te [***],
* [kind 3], geboren op [in 2007] te [***];
en bepaalt dat hiervan in het artikel 1:244 Boek I BW genoemde openbare (gezags-)register aantekening zal worden gemaakt;
wijzigt de geslachtsnaam van [kind 1] en bepaalt, dat hij voortaan de geslachtsnaam [de geslachtsnaam van de vrouw] draagt, zodat hij is genaamd: [kind 1] [de geslachtsnaam van de vrouw];
compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 15 september 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.