ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ5785

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
104945/FA RK 08-2274 en 104948/ FA RK 08-2277
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de man verzocht om samen met de vrouw het gezag over hun minderjarige kind te delen. De vrouw heeft van rechtswege het eenhoofdig gezag en heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om het gezag te wijzigen, gezien de slechte communicatie tussen de ouders en het belang van de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat er geen voordelen zijn voor de minderjarige bij het vaststellen van gezamenlijk gezag, en dat de huidige situatie in het belang van het kind is. De man heeft ook verzocht om een omgangsregeling, waarbij hij één weekend per veertien dagen het kind bij zich zou hebben. De rechtbank heeft deze regeling goedgekeurd, met als doel een duidelijke structuur te bieden voor de omgang. Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, welke door de rechtbank is vastgesteld op € 270,00 per maand. De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen en de vrouw in haar verzoeken gedeeltelijk toegewezen. De beschikking is uitgesproken op 21 juli 2009.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 104945/FA RK 08-2274 en 104948/ FA RK 08-2277
beschikking d.d. 21 juli 2009
in de zaken van:
[de vrouw],
wonende te [adres],
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Elderhuis,
en
[de man],
wonende te [adres],
verweerder,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.J. de Boer.
PROCESVERLOOP
De vrouw heeft op 2 oktober 2008 ter griffie van de rechtbank verzoekschriften ingediend waarin zij heeft verzocht:
- het hoofdverblijf van de minderjarige [naam minderjarige] bij haar te bepalen;
- een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarige van één weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te regelen, rekening houdend met de wederzijdse verjaardagen, vader- en moederdag.
Voorts heeft zij verzocht om een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige] van € 325,00 per maand. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer 104948/FA RK 08-2274.
De man heeft hiertegen een verweerschrift ingediend met daarin opgenomen het verzoek om het gezag over [naam minderjarige] te wijzigen in die zin dat partijen samen met het gezag over hem worden belast.
Bij brief, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 26 maart 2009, heeft de man aanvullend verweer gevoerd, tevens inhoudende een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling tussen hem en [naam minderjarige]. Voorts heeft de man daarbij de financiële stukken alsmede een draagkrachtberekening, overgelegd.
De rechtbank heeft partijen, bijgestaan door hun raadslieden, gehoord ter zitting met gesloten deuren van 9 april 2009.
Op 17 april 2009 is ter griffie van de rechtbank een brief binnengekomen, afkomstig van de man.
Hierop is door de vrouw gereageerd bij brief, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 21 april 2009.
Bij brief, binnengekomen ter griffie op 7 mei 2009 heeft de man nadere financiële gegevens overgelegd.
Bij brief van 19 mei 2009 heeft de vrouw hierop gereageerd en eveneens nadere financiële stukken overgelegd.
Op 29 juni 2009 is ter griffie van de rechtbank een brief binnengekomen, afkomstig van de ma. Hierop is door de vrouw gereageerd bij brief van 2 juli 2009.
RECHTSOVERWEGINGEN
Tussen partijen staat het volgende vast:
- partijen hebben een affectieve relatie gehad uit welke relatie is geboren:
* [naam minderjarige], op [***] in de gemeente Winschoten, erkend door de man op [***];
- [naam minderjarige] verblijft bij de vrouw.
Standpunt van de vrouw
Ten aanzien van het hoofdverblijf en de omgangsregeling
Omdat [naam minderjarige] bij de vrouw verblijft verzoekt de vrouw het hoofdverblijf van [naam minderjarige] bij haar te bepalen.
Voorts heeft zij verzocht om een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en [naam minderjarige].
Met betrekking tot het gezag
De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de man om hem samen met de vrouw te belasten met het gezag over [naam minderjarige]. De vrouw vindt de man nog al dominant. Zij is niet in staat om dat te doorbreken. De vrouw is tot mediation bereid.
Een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige
De vrouw is van mening dat de man voldoende draagkracht heeft om de door haar verzochte bijdrage van € 325,00 te voldoen.
Standpunt van de man
Met betrekking tot het gezag
De man heeft geen argumenten van de zijde van de vrouw vernomen op grond waarvan er geen sprake kan zijn van een gezamenlijke gezagsuitoefening over [naam minderjarige]. De man is uiteindelijk niet bereid tot mediation.
Met betrekking tot de omgangsregeling
De man heeft geen bezwaar tegen het hoofdverblijf van [naam minderjarige] bij de vrouw.
De man wenst een uitgebreidere omgangsregeling. De man verzoekt een omgangsregeling vast te stellen van 3 weekeinden per vier weken, welke omgangsregeling beëindigt op zondag 19.00 uur in plaats van 17.00 uur. [naam minderjarige] kan in dat geval nog bij de man eten.
Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige
De man betwist de behoefte van [naam minderjarige]. De man wordt eind augustus 2009 opnieuw vader. De man is van mening dat hiermee rekening gehouden dient te worden in die zin dat voor de berekening van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige] de draagkracht over twee kinderen verdeeld dient te worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de correspondentie omtrent het gezag en de omgang, die na de behandeling ter zitting van 9 april 2009 ter griffie van de rechtbank is ontvangen, buiten de onderhavige procedure wordt gelaten.
Voorts overweegt de rechtbank het volgende:
Met betrekking tot het gezag
De vrouw heeft van rechtswege het gezag over [naam minderjarige].
De man heeft verzocht om partijen gezamenlijk met het gezag over de minderjarige [naam minderjarige] te belasten.
Op grond van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien:
- er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
- afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De vrouw heeft niet ingestemd met het verzoek van de man.
Een gevolg van het opdragen van gezamenlijk gezag aan de ouders is dat de ouders in juridische zin gelijkwaardig worden in het ouderschap. Het betekent niet dat er gelijkheid tussen de ouders of hun ouderschapsinvulling zou moeten bestaan. Dat laatste is veel meer afhankelijk van concrete omstandigheden van het geval, zoals de beschikbaarheid van ouders en de behoeftes van het kind.
De rechtbank dient, in het licht van hetgeen in het belang van [naam minderjarige] wenselijk is, de kansen en mogelijkheden die gezamenlijk gezag biedt of kan bieden, af te wegen tegen de bestaande situatie en aan de hand daarvan te beoordelen of gezamenlijk gezag aan de ouders kan worden opgedragen. Bij de beoordeling daarvan zal tevens rekening moeten worden gehouden met mogelijke nadelen die voor [naam minderjarige] verbonden kunnen zijn aan het enkele feit van een verandering van het ouderlijk gezag en een (mogelijk) daarmee verband houdende wijziging van de verzorgingssituatie.
Voordelen bij het vaststellen van gezamenlijk gezag lijken in het onderhavige geval nauwelijks aanwezig, zij zijn in ieder geval niet door partijen gesteld. De man heeft in zijn verzoek alleen gesteld dat hij het belangrijk vindt dat belangrijke beslissingen over [naam minderjarige]
door de ouders gezamenlijk worden genomen. Bovendien vindt de man het voor de toekomst belangrijk dat beide ouders het gezag over [naam minderjarige] hebben, zodat in het geval één van de ouders wat overkomt [naam minderjarige] zal worden toegewezen aan de andere ouder zonder dat daarvoor een raadsonderzoek of iets dergelijk aan vooraf behoeft te gaan.
Er is sprake van een slechte communicatie tussen partijen. Voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag is het belangrijk dat deze communicatie, onder deskundige begeleiding, verbeterd wordt, zodat partijen in staat zijn afspraken te maken omtrent de invulling van het gezamenlijk gezag en zij gezamenlijk tot belangrijke beslissingen aangaande [naam minderjarige] kunnen komen.
De rechtbank is van oordeel dat partijen daartoe thans niet in staat zijn.
Gelet hierop acht de rechtbank het op dit moment niet in het belang van [naam minderjarige] om de bestaande gezagssituatie te veranderen. De kans op (toename van) conflicten tussen de ouders bij gezamenlijk gezag is groot en dat kan voor [naam minderjarige] zeer nadelig uitvallen. Voordelen bij het vestigen van gezamenlijk gezag lijken nauwelijks aanwezig, zij zijn in ieder geval niet door partijen aangevoerd.
Het argument van de man dat bij overlijden van één der partijen juridische procedures worden voorkomen bij gezamenlijk gezag is slechts van zeer formele aard en leidt niet tot een ander oordeel.
Het verzoek van de man zal de rechtbank afwijzen.
Met betrekking tot het hoofdverblijf
De vrouw heeft verzocht om het hoofdverblijf van [naam minderjarige] bij haar te bepalen.
De vrouw is alleen met het gezag belast. Dit houdt in dat het hoofdverblijf van [naam minderjarige] bij haar is. Een beslissing van de rechtbank omtrent het hoofdverblijf is niet aan de orde.
Met betrekking tot een omgangsregeling tussen de man en [naam minderjarige]
De rechtbank is van oordeel dat er sprake moet zijn van een duidelijke regelmaat in de omgang tussen de man en de minderjarige [naam minderjarige], dit mede gelet op zijn leeftijd.
Een omgangsregeling van één weekend per veertien dagen is duidelijk en overzienbaar voor hem.
Om [naam minderjarige] na zo'n omgangsweekend weer te laten acclimatiseren bij de vrouw is het verstandig om hem op zondagavond niet te laat thuis te laten zijn.
De rechtbank acht een tijdstip van 17.00 uur terug bij de vrouw op zich een goed moment, omdat [naam minderjarige] dan nog even kan "omschakelen", voordat hij naar bed gaat. Naarmate [naam minderjarige] ouder wordt kunnen partijen in onderling overleg dit tijdstip aanpassen.
De man dient zich te houden aan dit tijdstip. Indien een uitzondering hierop noodzakelijk is, dan dient de man dit ruim van te voren aan de vrouw kenbaar te maken. Dit houdt in dat niet op de dag zelf contact wordt gezocht met de vrouw omtrent een wijziging in het tijdstip van terugbrengen. Bovendien dient een dergelijke uitzondering zeer beperkt te blijven.
Duidelijkheid voor partijen, maar vooral voor [naam minderjarige] is noodzakelijk.
Ten aanzien van de verzochte bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige
Tussen partijen is onder meer in geschil de behoefte van [naam minderjarige].
De vrouw is van mening dat, gelet op het gezinsinkomen op het moment van uiteengaan van partijen, de behoefte van [naam minderjarige] op € 325,00 per maand dient te worden gesteld. De man heeft dit betwist.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij, ten tijde van het uiteengaan van partijen een netto-inkomen had van ongeveer € 1.700,00 per maand en dat het inkomen van de vrouw over 2007 gemiddeld € 203,00 per maand bedroeg.
Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank gaat er van uit dat de relatie van partijen in februari 2008 is beëindigd. Voor de berekening van de behoefte van [naam minderjarige] zal daarom worden uitgegaan van het inkomen van partijen over 2007, omdat deze gegevens door partijen in het geding zijn gebracht.
Blijkens de door de vrouw overgelegde jaaropgaven 2007 had zij een fiscaal jaarinkomen van in totaal € 2.436,00. De vrouw heeft haar stelling dat zij in 2007 meer heeft verdiend niet nader met stukken onderbouwd. De rechtbank gaat dan ook uit van een gemiddeld inkomen van de vrouw van € 203,00 per maand over 2007.
Partijen verschillen niet van mening omtrent de hoogte van het maandinkomen van de man in 2007.
Op grond van de van toepassing zijnde alimentatienormen is de rechtbank van oordeel dat bij een gezamenlijk netto-inkomen van ongeveer € 2000,00 per maand, de behoefte van [naam minderjarige] gesteld dient te worden op totaal € 270,00 per maand.
Gelet op de door de man bij brief, binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 7 mei 2009, overgelegde berekening van zijn draagkracht is hij in staat € 247,00 per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige]. Inclusief fiscaal voordeel is de man in staat om € 286,00 per maand te betalen. Omdat de bijdrage van de man begrensd wordt door de behoefte van [naam minderjarige], zal de rechtbank de door de man te betalen bijdrage vaststellen op € 270,00 per maand.
Nu de man in staat is tot betaling van de volledige behoefte, komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van de overige tussen partijen bestaande geschilpunten ter zake de draagkracht van de man.
De man heeft aangevoerd dat zijn huidige partner eind augustus 2009 hun eerste kind verwacht en dat daarom de vastgestelde bijdrage dient te worden verdeeld over twee kinderen.
Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
Het is prematuur om ten aanzien van het nog niet geboren kind reeds nu een bijdrage in zijn of haar kosten van verzorging en opvoeding vast te stellen.
Wat daar ook van zij: voor dit (thans nog niet geboren)kind dient allereerst de behoefte te worden bepaald. De vaststelling van de behoefte kan slechts indien de inkomensgegevens van de huidige partner van de man bekend zijn. De man heeft slechts volstaan met de enkele opmerking dat het berekende bedrag dat beschikbaar is voor alimentatie verdeeld dient te worden over twee kinderen.
Financiële gegevens van de huidige partner van de man zijn niet door de man in het geding gebracht.
De rechtbank zal op voornoemde gronden geen rekening houden met het thans nog ongeboren kind van de man en zijn nieuwe partner.
Beslist wordt als hierna is vermeld
BESLISSING
stelt de volgende omgangsregeling vast:
de man is gerechtigd het minderjarige kind van partijen, [naam minderjarige], één weekend per veertien dagen, van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, bij zich te ontvangen alsmede de helft van de vakanties en de feestdagen, rekening houdend met de wederzijdse verjaardagen, vader- en moederdag, in onderling overleg te regelen;
bepaalt dat de man met ingang van 2 oktober 2008 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van partijen, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, een bedrag van € 270,00 per maand dient te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 21 juli 2009 in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier.
lk
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.