RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670189-09 (promis)
datum uitspraak: 23 juli 2009
raadsman: mr. D.C. Keuning
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
wonende te [Woonplaats],
thans preventief gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2009 in de gemeente Groningen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een bedrijfsterrein aan
Euvelgunnerweg) heeft weggenomen een hoeveelheid (restafval van elektrische)
kabels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stork
Industry Services, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 februari 2009 te Noordhorn, gemeente Zuidhorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een bedrijfsterrein aan Industrieweg) weg
te nemen een krat en/of een ton met (lege) flessen, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
met voormeld oogmerk (met een auto) dat bedrijfsterrein is opgereden en/of
(vervolgens) een krat en/of een ton met (lege) flessen heeft (op)gepakt
en/of in die auto heeft gezet, althans getracht te zetten, zijnde de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 25 maart 2009 in Warfhuizen, gemeente De Marne,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf een (camping)terrein aan de
Roodehaandersterweg) heeft weggenomen een of meer (bier)kratten met (lege)
flessen (merk Grolsch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 19 maart 2009 te Eppenhuizen, gemeente Eemsmond,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (schuur behorende bij
een) woning (aan Eppenhuizerweg 14) heeft weggenomen een of meer boormachines,
een cirkelzaag, een decoupeerzaag, een schaafmachine en/of een schuurmachine,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde bekend. Verdachte heeft het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde ontkend. De officier van justitie vindt de ontkennende verklaringen van verdachte ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet geloofwaardig. Zij heeft hierbij ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde de verklaringen van de getuige [getuige 4] in aanmerking genomen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] dat er kratten weg zijn gehaald. Deze verklaring wordt ondersteund door het signalement van de auto. Het onder 4 ten laste gelegde wordt bevestigd door getuige [getuige 1] en het mutatierapport van de politie dat verdachte en [getuige 1] die dag samen aangetroffen zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] vaag en ongespecificeerd zijn. Ook de verklaring van medeverdachte [getuige 2] is naar zijn mening niet overtuigend. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 april 2009, opgenomen op pagina 133 - 134 van dossier nr. 2009054223-43 d.d. 3 juni 2009, inhoudende de verklaring van [getuige 3]
Ik werk bij Stork aan de Euvelgunnerweg te Groningen. Op 21 april 2009 was ik daar op het bedrijfsterrein. Op het terrein kwam een auto waaruit een man en een vrouw stapten. De man en de vrouw pakten gezamenlijk afvalkabels uit een container en vulden de kofferbak en achterbank.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 9 juli 2009 afgelegd
Ik heb die diefstal bij Stork op 21 april 2009 gepleegd samen met iemand anders.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 8 maart 2009, opgenomen op pagina 105 - 106 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4]
Op 24 februari 2009 zag ik een auto met 2 mannen op het bedrijfsterrein van [naam bedrijf]. De bijrijder stapte uit en pakte een krat met lege frisdrankflessen. Hij pakte ook een specieton met lege flessen. Ik kwam bij hem en zei: “Wat zijn we hier aan het doen?” De bijrijder mompelde wat tegen de bestuurder. Ik hoorde dat de bestuurder iets zei als: “Laat maar liggen”. De bijrijder zette toen de ton terug en haalde het krat ook weer uit de auto. Vervolgens zijn ze weggereden.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 7 mei 2009, opgenomen op pagina 72 - 74 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2]
[Verdachte] en ik belandden op het terrein van [naam bedrijf] op 24 februari 2009. [Verdachte] zag daar een kleine ton staan. In deze ton zat een aantal lege flessen. [Verdachte] zei tegen mij dat ik die ton moest pakken. Ik wilde dat niet, maar ben toch uitgestapt. Ik heb de ton gepakt en liep hiermee naar de auto toe, toen er een jongen aankwam die met [verdachte] begon te praten. De jongen keek naar mij en in de auto. Ik heb toen de ton weer teruggezet en we zijn weggereden. Dat kratje heb ik denk ik ook in de auto gezet, maar ik heb de spullen ook weer teruggezet.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 april 2009, opgenomen op pagina 43 - 45 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte
Op 24 februari 2009 was ik samen met [getuige 2] bij [naam bedrijf] te Noordhorn.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 25 maart 2009, opgenomen op pagina 93 - 95 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]
Op 25 maart 2009 zijn er 4 groene kratten Grolsch met lege flesjes van de camping op de Roodehaansterweg te Warfhuizen weggenomen. Ik zag een man en een vrouw op mijn erf. De vrouw had in elke hand een krat Grolsch. Later bleek dat er in totaal 4 kratten weg waren. Ze stapten in een zand/grijskleurige auto. Het kenteken leek op [kentekennummer].
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 mei 2009, opgenomen op pagina 88 - 91 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]
Bij een camping bij een brug liepen [verdachte] en ik het terrein op. [Verdachte] pakte 2 kratten en heeft deze ergens neergezet. [Verdachte] kwam terug en ik moest hem even helpen met kratten sjouwen. Ik heb zelf 2 kratten in de auto gezet. [Verdachte] heeft ook twee kratten in de auto gezet. Het waren groene kratten vol met lege bierflesjes. We waren daar met [verdachte] zijn auto. Het kan dat dit op 25 maart 2009 was.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 maart 2009, opgenomen op pagina 118 - 120 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
Ik woon aan de Eppenhuizenweg 14, te Eppenhuizen. Op 19 maart 2009 was ik met mijn vrouw ’s middags weg. Toen we terugkwamen, stond de tussendeur links aan de voorkant van de woning open. We hadden op dat moment niet door dat er was ingebroken in de schuur/garage. De deuren waren toen we vertrokken afgesloten. Ik zag dat een balkje aan de binnenkant niet meer op de beugels lag. Vanuit de schuur/garage waren de volgende gereedschappen weggenomen: een aeg boormachine, top-craft accu boormachine, een cirkelzaag, een decoupeerzaag, een schaafmachine en een schuurmachine.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 mei 2009, opgenomen op pagina 88 - 91 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]
Op 19 maart 2009, kreeg ik samen met [verdachte] een bekeuring voor rijden zonder gordel. Die dag waren we bij een huis. Bij het huis was een schuur. Ik weet niet wat [verdachte] allemaal heeft meegenomen uit de schuur, maar na die diefstal hebben we gereedschappen verkocht.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 april 2009, opgenomen op pagina 123 - 124 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 5]
Op 19 maart 2009 was ik bij mijn woning aan de Eppenhuizenweg 18 te Eppenhuizen. Ik zag een auto langs rijden in de kleur zilver/grijs. Een man stapte uit de auto en liep met een vrouw de tuin van de buren in. Na 5 à 10 minuten hoorde ik een auto wegrijden.
Een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport van politie Basiseenheid Noord d.d. 20 maart 2009, opgenomen op pagina 125 – 126 van voornoemd dossier
Op 19 maart 2009 worden [verdachte] en [getuige 1] te Groningen gezien in een grijze auto met het kenteken [kentekennummer]. Beiden dragen geen gordel en krijgen daarom een bekeuring.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaring van verdachte en de getuigenverklaring van de werknemer van Stork. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat deze diefstal een eenmansactie van [getuige 2] was ongeloofwaardig. De rechtbank acht de verklaring van [getuige 2] wel geloofwaardig, nu deze, wat betreft de leidende rol van verdachte, bevestigd wordt door de verklaring van [getuige 4].
Ook het onder 3 ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen daar de verklaring van aangever bevestigd wordt door getuige [getuige 1]. Ditzelfde geldt voor het onder 4 ten laste gelegde waar de verklaring van aangever en getuige [getuige 5] bevestigd wordt door [getuige 1]. Deze verklaringen worden ondersteund door het mutatierapport van de politie d.d. 20 maart 2009.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 21 april 2009 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een bedrijfsterrein aan Euvelgunnerweg) heeft weggenomen een hoeveelheid kabels, toebehorende aan Stork
Industry Services;
hij op 24 februari 2009 te Noordhorn, gemeente Zuidhorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een bedrijfsterrein aan Industrieweg) weg
te nemen een krat en een ton met lege flessen, toebehorende aan [naam bedrijf] , met voormeld oogmerk (met een auto) dat bedrijfsterrein is opgereden en vervolgens een krat en een ton met lege flessen heeft opgepakt en/of in die auto heeft gezet, zijnde de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op 25 maart 2009 in Warfhuizen, gemeente De Marne, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een campingterrein aan de
Roodehaandersterweg heeft weggenomen bierkratten met lege flessen (merk Grolsch), toebehorende aan [slachtoffer 1];
hij op 19 maart 2009 te Eppenhuizen, gemeente Eemsmond, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur behorende bij
een woning (aan Eppenhuizerweg 14) heeft weggenomen boormachines, een cirkelzaag, een decoupeerzaag, een schaafmachine en een schuurmachine, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Diefstal in vereniging
2. Poging tot diefstal in vereniging
3. Diefstal in vereniging
4. Diefstal in vereniging waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij de formulering van haar vordering gelet op het verleden waarin verdachte veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen. Voorts heeft de officier van justitie er geen vertrouwen in dat verdachte zonder hulp van buitenaf voortaan op het rechte pad blijft. Met de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders wordt het primaire doel, recidivebeperking behaald. Verder hoopt de officier van justitie dat verdachte gedurende de ISD-maatregel tot nader inzicht zal komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor het opleggen van een straf aan verdachte. De raadsman is van mening dat er geen ISD-maatregel dient te worden opgelegd in verband met het ontbreken van motivatie bij verdachte, te meer omdat in een eerdere veroordeling het opleggen van de ISD-maatregel door deze rechtbank als niet zinvol werd beschouwd. Dit valt naar de mening van de raadsman niet te rijmen met het in onderhavige zaak wel opleggen van een ISD-maatregel. Voorts wijst de raadsman erop dat uit het reclasseringsrapport d.d. 8 juli 2009 blijkt dat het niet duidelijk is of behandeling geïndiceerd is. Ten slotte merkt de raadsman op dat verdachte een zware behandeling ter genezing van hepatitis C zal ondergaan. Omdat deze behandeling erg stressvol is, is het niet goed als verdachte gedetineerd is.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 8 juli 2009, alsmede de vordering van de officier van justitie. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de op de dagvaarding ad informandum gevoegde en door verdachte erkende diefstal van koper op 24 april 2009.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich wederom schuldig gemaakt aan een viertal vermogensdelicten: verdachte heeft een drietal diefstallen in vereniging en een poging tot diefstal in vereniging gepleegd. Dergelijke hinderlijke feiten veroorzaken schade en overlast.
Verdachte is reeds veelvuldig met justitie in aanraking gekomen en eerdere behandelingen hebben er niet toe geleid dat verdachte geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Gelet op de persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek van verdachte heeft het enkel opleggen van een straf geen meerwaarde. Desgevraagd heeft getuige-deskundige J. Kuitert van de reclassering ter zitting medegedeeld dat het afstraffen van verdachte zeer waarschijnlijk geen zin zal hebben, daar verdachte nadat hij zijn straf heeft uitgezeten opnieuw in aanraking zal komen met justitie.
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
Op grond van het vorenstaande zal door de rechtbank aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders worden opgelegd, omdat:
- het bewezen en strafbaar verklaarde misdrijven betreft, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld, de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan;
- de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen het advies dat is uitgebracht door J. Klasen in bovengenoemd voorlichtingsrapport d.d. 8 juli 2009, onder meer inhoudende – kort samengevat en zakelijk weergegeven – :
Een ISD-maatregel lijkt geïndiceerd. Enerzijds biedt het de samenleving bescherming tegen de vele delicten die betrokkene pleegt en vermoedelijk nog zal gaan plegen, anderzijds biedt het voor betrokkene de mogelijkheid om zijn hepatitis C te laten behandelen, zich te spitsen op zijn toekomstperspectief en daarnaast te werken aan zijn motivatie voor eventuele behandeling/begeleiding. Geconcludeerd kan worden, gekeken naar verdachtes historie dat hij zelfstandig niet tot verandering kan komen. Hulp lijkt hierbij geboden en de ervaring leert dat verdachte hier niet zelf om zal vragen. De ISD-maatregel lijkt hierbij goed aan te sluiten.
De rechtbank overweegt dat het in casu om een andere situatie gaat dan de vorige veroordeling van de rechtbank d.d. 8 mei 2008 (LJN: BD 1226). Destijds had de reclassering grote twijfels bij het slagen van een re-integratietraject indien verdachte binnen de ISD-maatregel daarvoor zou kiezen. Uit voornoemd reclasseringsrapport blijkt echter dat de reclassering op dit moment toekomstperspectief ziet voor verdachte indien hem een ISD-maatregel wordt opgelegd. Er wordt fysieke behandeling mogelijk en verdachte wordt in staat gesteld om te werken aan zijn motivatie voor behandeling en begeleiding. De rechtbank deelt de inschattingen van de reclassering van verdachtes behandelmogelijkheden en maakt deze tot de hare. Dat er momenteel nog geen concreet plan van aanpak ligt, doet hier niet aan af. De ISD-maatregel biedt hiertoe voldoende mogelijkheden.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende te Eppenhuizen met een vordering van € 100,-.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, daar verdachte zijn betrokkenheid bij dit ten laste gelegde feit ontkent en dit feit niet valt te bewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 100,-.
De rechtbank zal de vordering derhalve in zijn geheel toewijzen.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast dat verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Eppenhuizen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 100,- (zegge honderd euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 100,- (zegge honderd euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Eppenhuizen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. S. Tempel, voorzitter, K.R. Bosker en M.J.B. Holsink rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Wijler, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2009.