ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ5613

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
23 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670112-09,18/650541-08, 18/654469-07 (TUL) (promis)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over bedreiging met besmetting door Hepatitis C en TBS-plaatsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 23 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en pogingen tot zware mishandeling. De verdachte, die besmet is met Hepatitis B en C, heeft in januari 2009 in Zuidlaren verschillende slachtoffers bedreigd en gespuugd, wat leidde tot angst voor besmetting. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld aan de hand van getuigenverklaringen en deskundigenrapporten. De officier van justitie vorderde een veroordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de kans op besmetting met Hepatitis C door te spugen niet reëel was, waardoor de pogingen tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De bedreigingen met de woorden 'Ik steek je een mes tussen je ribben' en 'Val dood' werden echter wel bewezen geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en dat zijn daden in sterk verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Gezien de omstandigheden en de reeds ondergane detentie, heeft de rechtbank besloten geen straf of maatregel op te leggen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere veroordeling werd afgewezen, rekening houdend met de lange periode van detentie en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670112-09, 18/650541-08 en 18/654469-07 (TUL) (promis)
datum uitspraak: 23 juli 2009
op tegenspraak
raadsman: mr. D.C. Keuning
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
verblijvende te [verblijfplaats],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
1 augustus 2008, 2 februari 2009, 20 april 2009 en 9 juli 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
18/670112-09
1.
A)
hij in of omstreeks de periode van 21 tot en met 22 januari 2009 te Zuidlaren,
gemeente Tynaarlo,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens)
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(telkens) met dat opzet (terwijl het bij die [slachtoffer 1] en bij verdachte bekend
is dat hij, verdachte, besmet is met Hepatitis B en/of Hepatitis C, althans
met een voor het leven en/of gezondheid schadelijke (besmettelijke) ziekte)
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht en/of plotseling/onverhoeds)
naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 1] heeft gespuugd,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
B)
hij in of omstreeks de periode van 21 tot en met 22 januari 2009 te Zuidlaren,
gemeente Tynaarlo,
meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens)
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene
veiligheid van personen kan ontstaan, en/of met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl het bij die [slachtoffer 1] en
bij verdachte bekend is dat hij, verdachte, besmet is met Hepatitis B en/of
Hepatitis C, althans met een voor het leven en/of gezondheid schadelijke
(besmettelijke) ziekte) meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht
en/of plotseling/onverhoeds) naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 1]
gespuugd, en/of
(daarbij/daarna) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je een mes
tussen je ribben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 januari 2009 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet (terwijl het bij die [slachtoffer 2] en bij verdachte bekend is dat hij,
verdachte, besmet is met Hepatitis B en/of Hepatitis C, althans met een voor
het leven en/of gezondheid schadelijke (besmettelijke) ziekte) (met kracht
en/of plotseling/onverhoeds) naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 2]
heeft gespuugd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 20 januari 2009 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene
veiligheid van personen kan ontstaan, en/of met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl het bij die [slachtoffer 2] en bij
verdachte bekend is dat hij, verdachte, besmet is met Hepatitis B en/of
Hepatitis C, althans met een voor het leven en/of gezondheid schadelijke
(besmettelijke) ziekte) (met kracht en/of plotseling/onverhoeds) naar, althans
in de richting van, die [slachtoffer 2] gespuugd;
3.
hij op of omstreeks 20 januari 2009 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet (terwijl het bij die [slachtoffer 3] en bij verdachte
bekend is dat hij, verdachte, besmet is met Hepatitis B en/of Hepatitis C,
althans met een voor het leven en/of gezondheid schadelijke (besmettelijke)
ziekte) (met kracht en/of plotseling/onverhoeds) naar, althans in de richting
van, die [slachtoffer 3] heeft gespuugd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 20 januari 2009 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo,
[slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de
algemene veiligheid van personen kan ontstaan, en/of met enig misdrijf tegen
het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl het bij die [slachtoffer 3]
en bij verdachte bekent is dat hij, verdachte, besmet is met Hepatitis B en/of
Hepatitis C, althans met een voor het leven en/of gezondheid schadelijke
(besmettelijke) ziekte) meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht
en/of plotseling/onverhoeds) naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 3] gespuugd, en/of
(daarbij/daarna) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Val dood", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
18/650541-08
hij op of omstreeks 28 november 2007, te Groningen, in ieder geval in de
gemeente Groningen,
een persoon, te weten [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je
dood, sla al je tanden uit je mond, ik zoek je thuis wel op en maak je familie
van kant, ik trommel wel een aantal mensen op die je eens even lekker kunnen
pakken, ik steek je een mes in de rug", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder B, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair en het in zaak 18/650541-08 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie merkt ten aanzien van zaak 18/670112-09 op dat zij het rapport d.d. 14 juni 2009 van deskundige R.A. Coutinho redengevend vindt. Uit dit rapport blijkt dat er in het geval er sprake is van de ziekte hepatitis C geen risico op besmetting is door te spugen met besmet speeksel. Hierdoor is er niet voldaan aan de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder A, onder 2 primair en onder 3 primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend te bewijzen en de officier van justitie vordert dan ook vrijspraak. Wel kan worden aangenomen dat aangevers zich bedreigd voelden door de spuugincidenten en de setting waarin deze plaatsvonden. Verdachte lijdt aan de ziekte hepatitis C, een ziekte die niet meer over gaat. Verdachte heeft gericht gespuugd en het was duidelijk dat hij boos was. Het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder B, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde is naar de mening van de officier wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van de uitroep van verdachte: ‘val dood’. Dit dient naar haar mening slechts als een verwensing te worden gezien. Het ten laste gelegde in zaak 18/650541-08 is wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, de verklaring van aangever en verschillende getuigenverklaringen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de in zaak 18/670112-09 onder 1 onder A, onder 2 primair en onder 3 primair ten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling niet bewijsbaar zijn, daar er geen risico bestond op het verkrijgen van hepatitis C. Ten aanzien van het in zaak
18/670112-09 onder 1 onder B, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde merkt de raadsman op dat verdachte dan wel boos was, maar dat hij uit onmacht heeft gespuugd. Het is de vraag of aangever [slachtoffer 1] (onder 1) zich wel redelijkerwijs bedreigd had kunnen voelen door de hem toegevoegde woorden ‘Ik steek je een mes tussen de ribben’ daar het voor aangever duidelijk was dat verdachte in verband met zijn ziekte hepatitis C enkel plastic bestek tot zijn beschikking had. Bij aangever [slachtoffer 2] (onder 2) is het de vraag in hoeverre verdachte de intentie heeft gehad om te bedreigen en dat zij, aangeefster, moest vrezen voor haar gezondheid. Voorts merkt de raadsman op dat de ten laste gelegde uitroep ‘val dood’ geen bedreiging is.
Ten aanzien van het in zaak 18/650541-08 ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
18/670112-09
Feit 1
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 26 januari 2009, opgenomen op pagina 7-9 van dossier nr. PL031T/09-500667 d.d. 6 februari 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]
Op 21 januari 2009 had ik op de gesloten afdeling Eikenstein, Zuidlaren, een afspraak met [verdachte]. [Verdachte] heeft hepatitis B en C. Binnen de inrichting worden veel voorzorgsmaatregelen genomen om het besmettingsgevaar te beperken. Hij ervaart dit dus dagelijks. [Verdachte] spuugde onverwachts in mijn richting. Toen wij bij een deur stonden draaide hij zich om en spuugde gelijk daarop in de richting van mijn gezicht. Ik had niet de tijd om te reageren. De klodder spuug ging rakelings langs mijn hoofd. Ik hoorde hem zeggen: “Ik steek je een mes tussen de ribben”. Ik hoorde hem nogmaals roepen dat hij mij een mes tussen de ribben zou steken. ’s Avonds heeft hij tegenover verpleegkundigen nogmaals herhaald dat hij mij een mes tussen de ribben zou steken.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 februari 2009, opgenomen op pagina 11-12 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
[Verdachte] heeft hepatitis C. [Verdachte] werd op 21 januari 2009 te Eikenstein opeens erg boos. Hij spuugde tot tweemaal toe in de richting van [slachtoffer 1]. Hij keerde zich in de richting van [slachtoffer 1] en spuugde met kracht in de richting van zijn gezicht. Ik hoorde dat [verdachte] dreigende taal naar [slachtoffer 1] uitte. Ik hoorde hem zeggen: “Je krijgt een mes tussen je ribben”. Dit was op een behoorlijk agressieve toon.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 6 februari 2009, opgenomen op pagina 13-15 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte
Ik heb hepatitis C. Ik heb 2 of 3 keer gespuugd omdat ik boos was. Daarna moest ik naar de separeer. Ik zei tegen [slachtoffer 1]: “Ik krijg je nog wel als ik je buiten tegenkom”.
Feit 2
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 februari 2009, opgenomen in op pagina 22-23 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
Op 20 januari 2009 te Eikenstein, Zuidlaren spuugde [verdachte] met kracht in mijn richting. Ik voelde me bedreigd omdat [verdachte] geïnfecteerd is met hepatitis C.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 9 juli 2009 afgelegd
Ik heb in aanwezigheid van [slachtoffer 2] gespuugd. Ik heb hepatitis C.
Feit 3
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 januari 2009, opgenomen op pagina 31-33 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]
Op 20 januari 2009 was ik in Zuidlaren. Ik werd door [verdachte] uitgescholden. [Verdachte] heeft hepatitis B. [Verdachte] spuugde plotseling en met kracht in mijn richting. Hij spuugde twee keer naar mij op dezelfde wijze en tussen de twee keren door riep hij: “Val dood!”.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 6 februari 2009, opgenomen op pagina 13-15 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte
Een psychiater zei dat ik een homo was. Toen heb ik gespuugd. Ik heb ook nog eens een keer in zijn kantoor gespuugd. Er was een keer in mijn kamer, toen heb ik gespuugd. Dat was met de donkere psychiater die zei dat ik homo was. Ik schold hem uit. Ik heb hepatitis.
18/650541-08
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 30 november 2007, opgenomen op pagina 4-5 van dossier nr. PL01KC/08-000307 d.d. 17 januari 2009, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4]
Op woensdag 28 november 2007 bij de KKP te Groningen bedreigde een cliënt, [verdachte] mij verbaal. Dit bestond uit de woorden: “Ik maak je dood, sla al je tanden uit je mond, ik zoek je thuis wel op en maak je familie van kant, ik trommel wel een aantal mensen op die je eens even lekker kunnen pakken, ik steek je een mes in de rug.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 januari 2008, opgenomen op pagina 10-11 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte
Ik zit in de KKP-inrichting. Op 28 november 2007 heb ik een aantal bedreigingen geuit naar [slachtoffer 4] toe. Ik heb tegen hem de letterlijke woorden: “Ik maak je dood gezegd en ook dat ik al zijn tanden uit zijn mond zou slaan en hem een mes in de rug zou steken. Ik heb ook nog tegen [slachtoffer 4] gezegd dat ik hem thuis wel op zou zoeken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder A, onder 2 primair en onder 3 primair ten laste gelegde is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman op basis van het rapport d.d. 14 juni 2009 van deskundige R.A. Coutinho van oordeel dat de mogelijkheid van een besmetting met hepatitis C door te spugen met besmet speeksel niet reëel is. Er is derhalve geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel waardoor voornoemde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en hiervan vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder B ten laste gelegde acht de rechtbank de verbale bedreiging wettig en overtuigend bewezen. Het spugen van verdachte staat hier op zichzelf en kan niet in onderlinge samenhang worden gezien met de opmerking: “Ik steek je een mes tussen je ribben”. De wijze van ten laste leggen biedt nu bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, de verbale bedreiging, bewezen kan worden geen ruimte om bedreiging met zware mishandeling (het spugen) ook te bewijzen.
De rechtbank overweegt ter zake van het in zaak 18/670112-09 onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde dat aangevers zich ten tijde van de incidenten redelijkerwijs bedreigd hebben kunnen voelen, ook al bleek naderhand dat de kans op besmetting met hepatitis C niet reëel was en die op besmetting met hepatitis B nihil was daar verdachte niet aan deze vorm van hepatitis leed. De rechtbank is van oordeel dat het gericht spugen met besmet speeksel (dat ook met bloed vermengd zou kunnen zijn, in welk geval het besmettingsgevaar reëler wordt), niet wetende of dit wel of geen reëel risico op besmetting oplevert, bedreigend kan overkomen.
Dat aangevers zich ten tijde van de incidenten daadwerkelijk bedreigd voelden blijkt ook nog uit de extra controle die bij verdachte is uitgevoerd op varianten van hepatitis.
In het in zaak 18/670112-09 onder 3 subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank de toevoeging ‘val dood’ in combinatie met het in de veronderstelling verkeren dat spugen met besmet speeksel een levensbedreigende ziekte kan veroorzaken een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De ten laste gelegde bedreiging in zaak 18/650541-08 kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de verklaring van aangever en de verklaring van verdachte bij de politie.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder B, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair en het in zaak 18/650541-08 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
18/670112-09
1.
hij in de periode van 21 tot en met 22 januari 2009 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, meermalen, op verschillende tijdstippen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek je een mes tussen je ribben";
2.
hij op 20 januari 2009 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl het bij die [slachtoffer 2] en bij verdachte bekend is dat hij, verdachte, besmet is met Hepatitis B en/of Hepatitis C, met kracht en plotseling in de richting van, die [slachtoffer 2] gespuugd;
3.
hij op 20 januari 2009 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (terwijl het bij die [slachtoffer 3] en bij verdachte bekend is dat hij, verdachte, besmet is met Hepatitis B en/of Hepatitis C, meermalen, (met kracht en plotseling) in de richting van, die [slachtoffer 3] gespuugd, en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Val dood";
18/650541-08
hij op 28 november 2007, te Groningen, een persoon, te weten [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"ik maak je dood, sla al je tanden uit je mond, ik zoek je thuis wel op en maak je familie van kant, ik trommel wel een aantal mensen op die je eens even lekker kunnen pakken, ik steek je een mes in de rug".
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak 18/670112-09 onder 1 onder B, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair en in zaak 18/650541-08 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
Zaak 18/670112-09
1. onder B bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
2. subsidiair bedreiging met zware mishandeling
3. subsidiair bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Zaak 18/650541-08
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 8 november 2008, opgemaakt door T.W.D.P. van Os, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 17 oktober 2008, opgemaakt door M. Verkade, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat er aanwijzingen zijn dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van schizofrenie en van afhankelijkheid van verschillende middelen, in vroege remissie. Voorts is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met onder andere antisociale kenmerken deels op basis van de affectieve verwaarlozing, deels secundair aan de ziekelijke stoornis.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder B, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair en het in zaak 18/650541-08 ten laste gelegde ter beschikking wordt gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar vordering gelet op de wettelijke vereisten voor het opleggen van een terbeschikkingstelling. Het ten laste gelegde levert het misdrijf op als omschreven in artikel 285 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie houdt hierbij rekening met de persoon van verdachte, de ernst van de feiten, de behandelsetting waarin deze feiten plaatsvonden waarin aangevers gedwongen worden om met verdachte te werken. Voorts let de officier van justitie op de vele justitiële antecedenten van verdachte, onder andere voor bedreiging. Uit voornoemde deskundigenrapportages blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens. Beide deskundigen vinden Hoeve Boschoord een passende plek. Voorts adviseren beide deskundigen de maatregel terbeschikkingstelling op te leggen. Naar de mening van de officier van justitie is in het civiele traject waarin verdachte thans verkeert, geen passende plek meer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank de feiten bewezen mocht achten, zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen terbeschikkingstelling opgelegd dient te krijgen. Verdachte is weliswaar onaangepast, maar hoort niet thuis in een tbs-kliniek. Verdachte is naar de mening van de raadsman niet te genezen noch te behandelen. Hierdoor zal verdachte nimmer terug kunnen keren in de maatschappij en komt hij op een longstay-afdeling terecht. Verdachte is niet op zodanige wijze gevaarlijk, dat een terbeschikkingstelling nodig is. Verdachte hoort thuis in een laagdrempelige instelling voor gestoorde verslaafden, waarin er met een zekere tolerantie begeleiding wordt geboden.
Oordeel van de rechtbank
Geen straf of maatregel
Op grond van de persoonlijkheid van verdachte, de omstandigheden waaronder het bewezen- en strafbaar verklaarde is begaan, is de rechtbank van oordeel dat geen straf of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd.
De rechtbank overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
De maatregel ter beschikkingstelling dient ter beveiliging van de maatschappij en ter behandeling van de verdachte. Gelet op de justitiële documentatie van verdachte blijkt niet dat verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen of goederen, noch dat de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel eist. De onderhavige strafbare feiten zijn allen gepleegd in een behandelsetting. De drijfveer van verdachte bij het plegen van de delicten was dat hij daarbinnen vergaand in zijn vrijheden werd beknot. Om bovengenoemde redenen is de maatregel terbeschikkingstelling niet passend en geboden.
Voorts overweegt de rechtbank dat een voorwaardelijke straf of maatregel niet wenselijk is, daar er geen recente reclasseringsrapportage met een plan van aanpak voor de toekomst aanwezig is.
De rechtbank oordeelt dat een straf of maatregel ook overigens niet aangewezen is aangezien uit voornoemde rapportages blijkt dat verdachte al ruim 2 jaar uit anderen hoofde rechtens van zijn vrijheid is beroofd, er nog tot 14 mei 2010 een rechterlijke machtiging in het kader van de Bopz van kracht is en verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is. Tevens acht de rechtbank de gevolgen die deze strafzaak reeds voor verdachte heeft, van belang, te weten dat het TBS-advies leidt tot een strenger regime in de inrichting van verblijf.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/654469-07
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van bovengenoemde rechtbank d.d. 13 november 2007 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden wordt gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel alsnog tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet evenwel op het tijdsverloop, de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het gegeven dat verdachte al ruim 2 jaar uit anderen hoofde rechtens van zijn vrijheid is beroofd en er nog tot 14 mei 2010 een rechterlijke machtiging in het kader van de Bopz van kracht is, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op het artikelen 9a en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder A, onder 2 primair en onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder B, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair en het in zaak 18/650541-08 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het in zaak 18/670112-09 onder 1 onder B, onder 2 subsidiair en onder 3 subsidiair en het in zaak 18/650541-08 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Bepaalt dat aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de politierechter van bovengenoemde rechtbank d.d. 13 november 2007 onder parketnummer 18/654469-07.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, K.R. Bosker en S. Tempel rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Wijler, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juli 2009.