ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ4769

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
5 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
340671 CV EXPL 07-11696
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij arbeidsongeval op zee

In deze zaak vorderde de eiser, een eerste stuurman, schadevergoeding van zijn werkgever, Feedercrew B.V., na een arbeidsongeval dat plaatsvond op 29 december 2000 in de haven van Bari, Italië. De eiser viel van een loopplank en liep nekklachten op, waardoor hij niet meer in staat was zijn werk uit te voeren. De werkgever had geen onderzoek ingesteld naar de toedracht van het ongeval, wat leidde tot de conclusie dat het ontbreken van rapportage voor rekening van de werkgever kwam. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk was voor de schade die de werknemer had geleden, tenzij de werkgever kon aantonen dat hij aan zijn zorgplicht had voldaan. De kantonrechter stelde vast dat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd dat hij aan zijn zorgplicht had voldaan en dat de werknemer niet in opzet of bewuste roekeloosheid had gehandeld. De vorderingen tegen de andere gedaagden, Feederlines B.V. en Beheersmaatschappij M.S. Vlistdiep B.V., werden afgewezen op basis van verjaring. De kantonrechter oordeelde dat de eiser recht had op een voorschot van € 20.000,00 op de schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente, en dat de werkgever de proceskosten van de eiser diende te vergoeden. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om een veilige werkomgeving te waarborgen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 340671 \ CV EXPL 07-11696
Vonnis d.d. 5 augustus 2009
inzake
[eiser],
wonende te [adres],
eiser, hierna [eiser] te noemen,
gemachtigde mr. J.B. Houtappel, advocaat te Rotterdam,
Toevoeging 19 juli 2004, nr. 3DN 1654
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Feedercrew B.V., hierna Feedercrew te noemen ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Feederlines B.V., hierna Feederlines te noemen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beheersmaatschappij M.S. Vlistdiep B.V., hierna Vlistdiep te noemen,
statutair gevestigd en kantoorhoudende aan de Eenrumermaar 2 te Groningen,
gedaagden,
gemachtigde mr. M.R. Gans, advocaat te Groningen.
1 Het verloop van de procedure
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat, als gevolg van het ongeval;
en voorts gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade wegens loonderving en/of smartengeld van € 20.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 september 2003 en tevens gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding.
Gedaagden hebben de vorderingen betwist.
Partijen hebben vervolgens over en weer hun standpunten nader toegelicht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich bij akte nader uit te laten waarna vonnis is bepaald op heden.
De inhoud van alle stukken geldt als hier herhaald.
2 De feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken alsmede gelet op de overgelegde stukken voor zover niet betwist, het volgende vast.
[eiser] is op 1 september 1999 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Feedercrew in de functie van eerste stuurman tegen een (vaar)gage van NLG 5.744,00 of wel € 2.606,51 bruto per maand. Hij heeft op verschillende schepen voor Feedercrew werkzaamheden verricht. Op 29 december 2000 is hem in de haven van de Italiaanse stad Bari een ongeval overkomen. Hij was op dat moment werkzaam op het m.s. Kirsten. Vlistdiep was eigenaar van dat schip, de Kirsten werd gemanaged door Feederlines. De bemanning bestond uit 5 man: de kapitein, de kok, de machinist, een matroos en [eiser] als stuurman.
[eiser] is terwijl hij op de loopplank van het schip stond, naar beneden gevallen.
De loopplank bestaat uit een aluminium plank waarop aan de zijkanten een reling wordt gemonteerd. Daarbij worden in de "potjes"aan de zijkanten van de plank uitneembare staanders gemonteerd. Door die staanders wordt vervolgens door de ogen aan de staanders dubbelrijig een touw geregen. De loopplank lag aan de onderkant vrij op de kade en haakte aan de bovenkant in op een opstaande rand op het dek. Om het uitspringen van de haak aan de bovenzijde te voorkomen was die bovenkant via de ogen van de loopplank aan de reling van het schip geborgd.
[eiser] is na de val met nekklachten opgenomen in het ziekenhuis waar hij een week heeft verbleven. [eiser] heeft zich na het ongeval ziek gemeld. Nadien heeft hij nog korte tijd gewerkt en vervolgens heeft hij zich in februari 2001 wederom ziek gemeld.
Door het UWV is hem in november 2002 medegedeeld dat hij niet meer geschikt werd geacht zijn werk als eerste stuurman te verrichten en voorts dat hij onveranderd voor 15-25 % arbeidsongeschikt in de zin van de WAO werd beschouwd.
In een verslag van de fysiotherapeut d.d. 10 augustus 2001 aan de bedrijfsarts/controlerend arts is de vraag voorgelegd of voor [eiser] de mogelijkheid bestond om vanuit het bedrijf gefinancierd een uitgebreid revalidatieprogramma te gaan volgen in een hiervoor gespecialiseerd centrum. Als reden voor de verwijzing is vermeld "trauma capitis+ cervicaal na val van 2 m hoog op 29-12-2000".
In een advies van Medisch centrum Octa van 1 oktober 2001 is onder meer vermeld: "Op verzoek van de fysiotherapeute heb ik ...[eiser]..., een paar keer behandeld ivm. de nekklachten die hij heeft sinds een val van de loopplank, tijdens zijn werk eind vorig jaar. Daarbij heb ik C2t/mTh3 gemobiliseerd. De behandeling gaf in het algemeen napijn en weinig tot geen verbetering. Met name de hoge cervicale wervels (C2t/m C5) vind ik bij controle geblokkeerd terug. Het lijkt op dit moment niet zinvol om door te gaan met deze behandeling. Op advies van de bedrijfsarts zal hij nu eerst het programma van het Rug Advies Centrum in Breda volgen".
In een rapport van het Rug Advies Centrum van 27 september 2001 is door drs. [P.], orthopedisch chirurg, onder meer in de samenvatting vermeld: "nekklachten in aansluiting aan een val van 2 1/2 meter hoogte waarbij korte bewusteloosheid hetgeen door betrokkene wordt benoemd als gecombineerde whiplash. De vraag is of zich überhaupt het whiplashmecahnisme heeft voorgedaan. Het betreffen inmiddels chronische klachten waarbij er geen structurele of posttraumatische afwijkingen worden waargenomen." Als advies is vermeld dat [eiser] een geschikte kandidaat voor een werk re-integratietraject is, waarvan cognitief gedragsmatige training onderdeel uitmaakt".
In een rapport van de verzekeringsgeneeskundige (verder: vg) van het UWV van
9 oktober 2006 over de resterende, benutbare mogelijkheden is de eerdere beschouwing van 7 november 2002 van de vg aangehaald: "Belanghebbende is als gevolg van een trauma persisterende nekklachten niet in staat gebleken zijn werk te hervatten. Ook tijdens een poging boven de sterkte kwam hij niet tot adequaat functioneren. Zijn geschiktheid voor de zeevaart is inmiddels verlopen. Werkzaamheden als zeevarende vormen dus geen benutbare mogelijkheid meer." Voorts wordt in de rapportage van 9 oktober 2006 gemeld dat sprake is van lichte beperkingen van de functie van de nek, zonder duidelijke neurologische uitvalverschijnselen.
De arbeidsovereenkomst is in april 2003 door opzegging beëindigd na verkregen ontslagvergunning.
[eiser] werkt sedert 10 mei 2004 als touringcarchauffeur.
3 De vorderingen van [eiser]
3.1 [eiser] vordert te verklaren dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de door hem als gevolg van het ongeval geleden schade nader op te maken bij staat en voorts gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade wegens loonderving en/of smartengeld van € 20.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 september 2003 met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
[eiser] heeft betoogd dat hem op 29 december 2000 tijdens zijn werk een arbeidsongeval is overkomen als gevolg waarvan hij letsel heeft opgelopen. Hij geeft aan dat de loopplank van het schip is weggegleden terwijl hij er op stond. Het is voor hem onbekend wat de exacte oorzaak van het losraken en wegglijden van de loopplank is. Hij weet niet of de borgen, de touwen waarmee de loopplank aan de reling is bevestigd, zijn losgeraakt of de haak is afgebroken. Meest waarschijnlijk acht hij dat werknemers onvoldoende hebben opgelet bij het losmaken van de touwen en niet hebben gezien dat [eiser] de reling aan het demonteren was dan wel dat de loopplank ondeugdelijk was, de haak afbrak dan wel dat de " borgen" anderszins losraakten. De touwen die werden gebruikt om door de paaltjes te rijgen om een reling te maken waren te kort om daarmee ook de loopplank te kunnen borgen.
Gedaagden zijn aansprakelijk voor eventuele fouten van haar personeel en hebben op grond van artikel 7:658 BW een zorgverplichting voor de veiligheid van materialen en het geven van voorschriften aan het personeel. Als eigenaar en/of zeewerkgever zijn gedaagden mede aansprakelijk uit onrechtmatige daad. Gedaagden zijn niet bereid gebleken enige onderhoudsrapportages/onderzoeksrapporten over te leggen.
[eiser] heeft blijvende nekklachten, heeft een week in het ziekenhuis gelegen, heeft fysiotherapeutische behandeling en een re-integratieproject gehad. De re-integratie is niet gelukt vanwege duizeligheid, hoofd- en nekpijn en concentratieproblemen. Bij gelijkblijvend functioneren zou hij waarschijnlijk thans kapitein zijn. Er is sprake van inkomenschade en immateriële schade.
[eiser] heeft bij repliek aangegeven dat het beroep op verjaring door Feederlines en Vlistdiep niet opgaat. Zij zijn in hetzelfde pand als Feedercrew gevestigd en betrokken bij de exploitatie van "de Kirsten". Vlistdiep is als zeereder aansprakelijk nu het ongeval aan boord van de "Kirsten"plaatsvond. Feederlines exploiteerde het schip en zou indien onvoldoende is gewaakt voor de veiligheid aan boord of voor het materiaal, uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn. Er is geen veiligheidsinstructie verstrekt dat de reling eerst aan dek moest worden gehaald voordat de reling werd ge(de-)monteerd.
Het verweer van gedaagden
Tussen [eiser] en Feederlines en Vlistdiep bestaat geen contractuele relatie zodat [eiser] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vorderingen tegen die partijen. Deze twee partijen beroepen zich voorts op verjaring nu zij nimmer door [eiser] aansprakelijk zijn gesteld c.q. ook van stuiting jegens hen geen sprake is geweest. De vorderingen dienen dan ook op die grond te worden afgewezen.
Feedercrew betwist voorts de door [eiser] gestelde toedracht. Demontage van de reling is eerst mogelijk nadat de touwen aan de zijde van het schip zijn losgehaald. [eiser] moet dan hebben geweten dat hij op een niet geborgde loopplank stond. Feedercrew heeft na het ongeval niet geconstateerd dat een haak is afgebroken.
Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op de artikelen 6:162 en 6:170 BW zou de kantonrechter niet bevoegd zijn. In ieder geval is niet gebleken dat een medewerker van Feedercrew een fout zou hebben gemaakt.
[eiser] heeft niet aan zijn stelplicht voldaan en heeft slechts mogelijke oorzaken genoemd. Wil sprake zijn van aansprakelijkheid dan zal eerst de toedracht dienen vast te staan. [eiser] zal die toedracht dienen te bewijzen.
Met artikel 7:658 BW wordt niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de werknemer. Feedercrew heeft voldoende instructies gegeven en veilige middelen ter beschikking gesteld zodat zij niet in haar zorgplicht te kort is geschoten. De loopplank voldeed aan de voorschriften. Uitgaande van de door [eiser] geschetste toedracht zou hij in strijd met de instructies hebben gehandeld. [eiser] was in zijn functie zelf verantwoordelijk voor de veiligheid.
Bij dupliek is aangegeven dat uit de overgelegde rapportage niet blijkt dat het letsel het gevolg is van de val. Evenmin blijkt daaruit niet dat de geuite klachten reëel zijn.
Feedercrew betwist dat indien [eiser] in dienst zou zijn gebleven hij naar de functie van kapitein zou zijn doorgegroeid. De door [eiser] bij repliek overgelegde inkomensoverzichten zijn onvoldoende. Bij internationale buschauffeurs is niet ongebruikelijk dat een substantieel deel uit fooien bestaat. Voorts heeft [eiser], ondanks de nekbeperking, zelf voor het werk van touringcarchauffeur gekozen. De inkomensgevolgen van die keuze mogen niet op Feedercrew worden afgewenteld nu niet gebleken is dat hij niet meer zou kunnen verdienen. Om dit te kunnen bepalen is rapportage van een arbeidskundige nodig.
4 De beoordeling
4.1 Het gestelde arbeidsongeval heeft zich voorgedaan in de haven van Bari, Italië. Tussen partijen is niet in geschil dat de vorderingen van [eiser] naar Nederlands recht dienen te worden beoordeeld. De kantonrechter gaat daar eveneens van uit.
4.2 De kantonrechter ziet aanleiding allereerst het door Feederlines en Vlistdiep gedane beroep op verjaring te bespreken. Dat beroep gaat op. De (toenmalig) advocaat van [eiser] heeft bij brief van 8 september 2003 slechts Feedercrew aansprakelijk gesteld voor de schade veroorzaakt door het ongeval. Niet gesteld of gebleken is dat ook Feederlines en Vlistdiep eerder dan bij de uitgebrachte dagvaarding aansprakelijk zijn gesteld voor de schade noch dat de verjaring is gestuit. Dat de beide vennootschappen in hetzelfde pand zijn gevestigd als Feedercrew maakt niet dat de aansprakelijkstelling van Feedercrew en de stuiting van de verjaring met de aan Feedercrew gerichte brief van 22 februari 2007 ook aan Feederlines en Vlistdiep kunnen worden toegerekend.
4.3 De vorderingen van [eiser] tegenover Feedercrew zijn primair gebaseerd op artikel 7:658 BW. Op grond van dat artikel is Feedercrew aansprakelijk voor schade die [eiser] als werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij Feedercrew aantoont dat zij de op haar rustende zorgverplichting van het eerste lid van voormeld artikel is nagekomen dan wel dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of roekeloosheid van [eiser] als werknemer.
Vaststaat dat [eiser] op 29 december 2000 tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden terwijl hij op de loopplank stond, is gevallen, dat hij vanwege die val in het ziekenhuis is opgenomen en daar een week heeft verbleven. Feedercrew oppert weliswaar dat de arbeidsongeschiktheid in februari 2001 wellicht ook door een andere oorzaak kan zijn ontstaan doch tegenover de onder "Feiten en omstandigheden" vermelde rapportage waarin steeds de relatie wordt gelegd met de val op 29 december 2000 althans dat geen andere mogelijke oorzaken voor die klachten worden genoemd, is dat slechts een blote betwisting die op geen enkele, toereikende, wijze is onderbouwd. Uitgangspunt is dan ook dat de klachten en nadien de arbeidsongeschiktheid van [eiser] zijn ontstaan door het arbeidsongeval op 29 december 2000.
4.4 Ter beoordeling van de vraag of Feedercrew aan de op haar rustende zorgverplichting heeft voldaan en/of sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [eiser], is van belang hoe dit ongeval zich heeft voorgedaan en kunnen voordoen.
Overwogen wordt dat [eiser] een aantal mogelijke verklaringen heeft gegeven maar tevens aangeeft dat de exacte toedracht hem onbekend is. De door [eiser] geschetste, mogelijke oorzaken zijn op zich een plausibele verklaring voor hetgeen is voorgevallen. Uit de rapportage als vermeld onder de "Feiten" wordt opgemaakt dat [eiser] als gevolg van de val enige tijd bewusteloos is geweest. Kennelijk beschikt Feedercrew niet over rapportage, anders had zij die immers overgelegd, van onderzoek door de plaatselijke autoriteiten dan wel anderszins over onderzoeksrapportage naar de oorzaak en toedracht van dit ongeval. Dat betekent tevens dat niet vast staat en blijkbaar ook niet meer is vast te stellen hoe dit ongeval heeft kunnen voorvallen. Anders dan Feedercrew lijkt aan te nemen is dat echter een omstandigheid die voor rekening en risico van Feedercrew komt.
4.5 Niet gesteld of gebleken is dat Feedercrew aan haar werknemers ook zodanige instructies ter zake van het monteren en demonteren van de loopplank daaronder begrepen de borgen aan de bovenzijde tegen het dek, heeft verstrekt dat daarmee redelijkerwijs voorkomen had moeten worden dat [eiser] deze schade zou lijden. Voorts is vanwege het ontbreken van nader onderzoek niet duidelijk of dit arbeidsongeval zich heeft kunnen voordoen als gevolg van onvoldoende onderhoud of gebreken aan of van het materiaal.
Nu, als overwogen, het ontbreken van de rapportage voor rekening van Feedercrew blijft, wordt ook niet toegekomen aan een bewijsopdracht aan Feedercrew omdat Feedercrew haar verweer op die onderdelen niet voldoende concreet heeft ingevuld of kunnen invullen.
Zou overigens al wel sprake zijn geweest van eigen schuld bij [eiser] dan valt dat niet gelijk te stellen met opzet of bewuste roekeloosheid (vgl. HR NJ 2003/138 handelend over een kapitein aan wie eigen schuld bij een hem overkomen bedrijfsongeval werd tegengeworpen).
4.6 Vervolgens is aan de orde de vraag of [eiser] als gevolg van voormeld ongeval schade heeft geleden en zo ja, of die schade naar verwachting van een zodanige omvang is dat die toewijzing van het gevraagde voorschot rechtvaardigt.
4.7 Uit de overgelegde rapportage van het UWV blijkt dat [eiser] als gevolg van het arbeidsongeval niet meer in staat is zijn werk als eerste stuurman te verrichten. Uit de verder overgelegde rapportage is voorts aannemelijk dat [eiser] ook in de privé-activiteiten beperkingen ondergaat als gevolg van dat ongeval. Hem is een, gedeeltelijke, WAO-uitkering toegekend.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook duidelijk dat [eiser] zowel materiele als immateriële schade heeft geleden. Die schade laat zich, mede gelet op het verweer van Feedercrew, niet zonder meer eenvoudig vaststellen. Verwijzing naar de schadestaatprocedure, als gevraagd, is dan ook aangewezen.
4.8 Gelet op de al overgelegde inkomensgegevens en de overgelegde rapportage acht de kantonrechter het gevraagde voorschot ad € 20.000,00 een reëel voorschot zodat die vordering wordt toegewezen.
5 Proceskosten
Op grond van vorenstaande overwegingen wordt [eiser] veroordeeld in de proceskosten van Feederlines en Vlistdiep.
Feedercrew wordt veroordeeld in de proceskosten van [eiser].
BESLISSING
De kantonrechter:
a wijst de vorderingen van [eiser] tegen Feederlines en Vlistdiep af;
b. veroordeelt [eiser] in de proceskosten van Feederlines en Vlistdiep welke kosten tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 750,00 aan salaris van de gemachtigde;
c. verklaart voor recht dat Feedercrew aansprakelijk is voor de schade, nader op te maken bij staat, door [eiser] geleden als gevolg van het ongeval van 29 december 2000;
d. veroordeelt Feedercrew tot betaling van een voorschot op de schade van € 20.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 september 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, telkens na afloop van een jaar te vermeerderen met de over dat jaar verschuldigde rente;
e. veroordeelt Feedercrew in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen, welke kosten tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 1.019,85 waarvan te voldoen aan de griffier van dit gerecht € 970,10 (zijnde € 70,85 aan dagvaardingskosten, € 149,25 aan in debet gesteld griffierecht en € 750,00 aan salaris van de gemachtigde) en te voldoen aan [eiser] € 49,75 aan niet in debet gesteld griffierecht;
f. wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd;
g. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 5 augustus 2009 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: BvdB