ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ3344
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand en recht op bijstand volgens de WWB
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 13 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser zonder woon- of verblijfplaats en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 27 mei 2008, waarin het bezwaar tegen de terugvordering van bijstandsvoorschotten ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte tot terugvordering was overgegaan, omdat nog niet was vastgesteld dat er geen recht op bijstand bestond. De rechtbank baseerde haar oordeel op de artikelen 52, 81 en 58 van de Wet werk en bijstand (WWB), waarin staat dat de beslissing van verweerder omtrent de aanvraag van bijstand onherroepelijk moet zijn voordat tot terugvordering kan worden overgegaan.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de eiser had op 31 oktober 2007 een WWB-uitkering aangevraagd, maar deze aanvraag was bij besluit van 24 december 2007 buiten behandeling gesteld. Eiser ontving in de tussentijd voorschotten in de vorm van renteloze leningen, maar deze werden later teruggevorderd door verweerder. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering niet kon plaatsvinden zolang er nog geen definitieve beslissing was genomen over het recht op bijstand.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar moest nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 644,00 werden vastgesteld. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 39,00 aan hem moest worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van het vaststellen van het recht op bijstand voordat tot terugvordering kan worden overgegaan.