ECLI:NL:RBGRO:2009:BJ0732

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
29 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/630056-08 (Promis)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel in vereniging met gedeeltelijke vrijheidsstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 29 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 november 2007, samen met anderen, meerdere Bulgaarse vrouwen heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De vrouwen werden onder druk gezet en in een afhankelijke positie gemanoeuvreerd, waardoor zij niet vrijelijk konden beslissen over hun werkzaamheden in de prostitutie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de vrouwen had misleid over de omstandigheden waaronder zij zouden werken en hen had bedreigd om hen te dwingen te blijven werken. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan mensenhandel en legde een gevangenisstraf op van 360 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast werd een werkstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd voor de tenlastelegging die betrekking had op feiten gepleegd in Bulgarije en Oostenrijk. De uitspraak volgde na een uitgebreid proces, waarin de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zelf zijn meegenomen. De rechtbank benadrukte de ernst van de mensenhandel en de impact op de slachtoffers, maar hield ook rekening met de relatief korte periode van uitbuiting en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630056-08 (PROMIS)
datum uitspraak: 29 juni 2009
op tegenspraak
raadsman: mr. B. Kurvers
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en -datum],
wonende aan de [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 mei 2008, 7 augustus 2008 en 15 juni 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, na de door de rechtbank toegewezen vordering ex artikel 314a Wetboek van Strafvordering tot nadere opgave van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 november 2007,
in de gemeente(n) Groningen en/of Leeuwarden en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, en/of in Oostenrijk en/of in Bulgarije, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
A
een of meer anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] door dwang, geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door
misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 1] had/hadden,
heeft/hebben (aan)geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1];
(art. 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art. 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht);
en/of
B
een of meer anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling;
(art. 273f lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van Strafrecht, art. 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
en/of
C
een of meer anderen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder voornoemde omstandigheden enige handelingen heeft/hebben ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar stelde(n) tot het verrichten van arbeid of diensten;
(art. 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht, art. 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht);
en/of
D
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van anderen, te weten [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 1];
(art. 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art. 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht);
en/of
E
een of meer anderen te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], door dwang, geweld of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door
misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft/hebben gedwongen dan wel heeft/hebben bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar/hun seksuele handelingen met of voor een derde;
(art. 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht, art. 273f lid 3 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht)
bestaande die dwang en/of dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die dreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en), en/of die misleiding en/of dat
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat
misbruik van een kwetsbare positie en/of dat voordeel trekken en/of de overige
hierboven omschreven handelingen (onder meer) hieruit dat verdachte en/of
verdachtes mededader(s), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- de reis van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] naar Nederland geheel of
gedeeltelijk heeft/hebben betaald en/of geregeld, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] vanuit het buitenland (Bulgarije
en/of Oostenrijk) naar Nederland heeft/hebben vervoerd en/of overgebracht
en/of doen en/of laten vervoeren en/of overbrengen, al dan niet onder de valse
voorstelling van zaken dat zij, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], in
Nederland, in vrijheid (veel meer) geld kon(den) verdienen met werkzaamheden
al dan niet als prostituee, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben ondergebracht in een
pand aan de [verblijfadres] en/of haar/hen aldaar wederrechtelijk van haar/hun
vrijheid heeft/hebben beroofd, althans tegengehouden en/of belemmerd om weg
te gaan, althans verhinderd zich te verwijderen van de plaats waar zij zich
bevond(en), en/of
- met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], tegen haar/hun wil sex
heeft/hebben gehad, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben verteld dat de helft
van de verdiensten (in de prostitutie) voor haar/hen zou(den) zijn, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] in een kamer/vitrine heeft/hebben
geplaatst of laten plaatsen, althans een kamer/vitrine voor haar/hen
heeft/hebben geregeld of laten regelen, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] naar haar/hun werkplek heeft/hebben gebracht, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] als prostituee heeft/hebben laten
werken en/of haar/hun werktijden heeft/hebben bepaald en/of haar/hen werkinstructies heeft/hebben gegeven en/of heeft/hebben gezegd dat zij moest(en) (door) werken als zij ongesteld was/waren, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] een (mobiele) telefoon heeft/hebben gegeven, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] (onder meer telefonisch) onder controle heeft/hebben gehouden en/of laten houden, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben verteld of doen voorkomen dat zij bij verdachte en/of verdachtes mededader(s) schuld(en) had(den) en/of die schuld(en) diende(n) af te lossen en/of te voldoen alvorens zij, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], geld konden gaan verdienen voor de terugreis naar Bulgarije, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] (een groot deel van) de verdiensten uit de prostitutie aan verdachte en/of verdachtes mededader(s) heeft/hebben laten afdragen, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd door haar
opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat als zij, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1], niet deden wat verdachte van haar/hen verlangde, hij, verdachte, haar/hen dood zou schieten en/of vermoorden en/of dat hij van de maffia was en/of dat hij, verdachte, overal connecties had en/of dat als iemand hem, verdachte, kwaad maakte hij, verdachte, diegene door het hoofd zou schieten, waarbij hij, verdachte, een schietbeweging met zijn hand maakte, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij, verdachte, vrienden heeft bij de Nederlandse politie;
Bevoegdheid van de rechtbank
Vooreerst overweegt de rechtbank ambtshalve dat uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit enig gegeven van algemene bekendheid is gebleken dat haar met betrekking tot het verdachte in Oostenrijk en/of Bulgarije tenlastegelegde gepleegde rechtsmacht toekomt.
Derhalve acht de rechtbank zich onbevoegd met betrekking tot dat onderdeel van de tenlastelegging.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Hij heeft daartoe gesteld dat verdachte de vrouwen niet heeft aangeworven of meegenomen met het oogmerk de vrouwen ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen als bedoeld in artikel 273f lid 1 onder 3e Wetboek van Strafrecht in Nederland.
Voorts is door de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is geweest van dwang(middelen) en oogmerk van uitbuiting. Evenmin zou verdachte voordeel hebben getrokken uit de gestelde uitbuiting of zou hij met dwang de vrouwen hebben bewogen hem te bevoordelen.
Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat ingeval van bewezenverklaring er geen sprake kan zijn van medeplegen, nu de strafzaken tegen de beweerdelijke mededaders zijn geseponeerd.
Oordeel van de rechtbank
Tot op of omstreeks 20 oktober 2007 verbleven aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in Wenen (Oostenrijk), waar zij enige tijd kennelijk niet tot hun tevredenheid hebben gewerkt.
Op enig moment heeft verdachte samen met een vriend van hem aangeefsters opgehaald uit Oostenrijk en naar Groningen gebracht.
In Nederland aangekomen zijn aangeefsters ondergebracht in een door verdachte gehuurd appartement aan de [verblijfadres], waarbij de rechtbank anders dan de verdediging de verklaringen van aangeefsters geloofwaardig acht dat verdachte de sleutels van het appartement onder zich heeft gehouden, waardoor de vrouwen het appartement niet zelfstandig konden verlaten.
Na vijf dagen zijn aangeefsters in vitrines van het prostitutiegebied van Leeuwarden komen te werken. Zowel uit de verklaringen van aangeefsters als uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt het volgende:
- aangeefsters beschikten kennelijk niet over de juiste identiteitspapieren om in de prostitutie in de stad Groningen te kunnen werken, maar zij zouden wel in Leeuwarden aan het werk kunnen en hebben aldaar ook gedurende een tweetal weken gewerkt;
- Aangeefsters spreken uitsluitend de Bulgaarse taal;
- Aangeefsters beschikten niet over eigen middelen van vervoer om naar Leeuwarden te gaan;
- Verdachte heeft aan elk van de aangeefsters een mobiele telefoon gegeven, waarop beiden voor verdachte bereikbaar waren;
- Aangeefsters zijn door een broer van verdachte [mededader 1] en door vrienden van verdachte ([mededader 2] en [mededader 3]) met de auto van verdachte naar de vitrines van Leeuwarden gebracht en vandaar weer opgehaald.
De rechtbank komt, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden alsmede de verklaringen van aangeefsters dat verdachte geld voor hen geld heeft betaald aan een andere Bulgaarse man, dat zij verplicht waren in de prostitutie verdiend geld (gedeeltelijk) af te dragen aan verdachte en dat verdachte zich bedreigend ten opzichte van aangeefsters heeft opgesteld, tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefsters dat zij - in ieder geval - onder bezwarende omstandigheden, die door verdachte zijn gecreëerd, in de prostitutie werkzaam zijn geweest, als geloofwaardig worden bevonden. Tevens acht de rechtbank in dit licht bezien aannemelijk dat aangeefsters eerst na betaling van een bepaald bedrag aan verdachte weer terug konden keren naar Bulgarije.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, een en ander zoals opgenomen in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van het subsidiair ingenomen standpunt van de verdediging dat geen sprake kan zijn van medeplegen, nu de strafzaken tegen de beweerdelijke mededaders zijn geseponeerd, overweegt de rechtbank dat aan het seponeren van strafzaken van medeverdachten een keuze van de officier van justitie ten grondslag ligt, die niet afdoet aan het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld ten opzichte van die medeverdachten.
De rechtbank heeft bij de bewezenverklaring acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
1.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01VA/07-147194 d.d. 21 november 2007, opgenomen op pag. 603 e.v. van dossier nr. 08-001076 d.d. 23 april 2008, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Omstreeks 20 oktober 2007 kwam de vriend van [betrokkene 1] ons halen in Wenen. Die vriend heette [verdachte] en was een Nederlandse man. [verdachte] betaalde 300 euro aan [betrokkene 3] en zei dat hij later de rest van de schulden zou betalen.
[verdachte] nam ons mee naar een woning in Groningen. We hebben de hele tijd dat we in Groningen zijn geweest verbleven in die woning. Het is een appartement aan de [verblijfadres] te Groningen.
[verdachte] zei dat de taal en ons paspoort een probleem was, want we spraken geen Nederlands en hadden geen paspoort.
Na vijf dagen kwam [verdachte] bij ons en zei dat hij werk voor ons had. Hij zei dat we in een vitrine moesten gaan werken en dat zijn jongens zouden uitleggen wat we moesten doen. We moesten lingerie, make-up en een gsm hebben. Hij had twee telefoons voor ons geregeld. Hij zei dat we in de prostitutie moesten werken.
[verdachte] zei dat we 1000 euro schuld hadden en dat terug moesten betalen en dat wij 50% van ons geld aan hem moesten geven. Hij zei verder dat als we die 1000 euro betaald hadden, dat we dan geld konden verdienen voor een ticket en terug konden gaan naar Bulgarije.
[verdachte] zei dat zijn jongens onze bewakers waren. Wij werden in de auto van [verdachte] door [mededader 2], [mededader 3] en [mededader 1] naar de vitrine gebracht. [mededader 2] vertelde ons dat wij in de vitrine voor het raam moesten gaan staan en als er een klant kwam voor seks dan moesten we 35 euro vragen. Voor andere uitleg over de werkzaamheden moesten we de andere meisjes maar vragen die ook in een vitrine stonden. Er waren meer Bulgaarse meisjes in een vitrine aan het werk.
Wij werden in Leeuwarden naar een vitrine gebracht. Daar moesten we in de prostitutie werken. Meestal werden we door [mededader 2] gebracht en gehaald.
Als we aan het werk waren werden we regelmatig gebeld door [verdachte] hoeveel geld we hadden verdiend. [mededader 2] vroeg ons ook steeds hoeveel we hadden verdiend.
Ik heb op een briefje bijgehouden wat we hebben verdiend: € 3475,-. Hier gaat € 1920,- aan vitrinekosten en € 1060,- aan benzinekosten af. Voor ons bleef dus € 495,- over, waar wij dus eten, drinken, sigaretten, condooms, gel, shampoo enz. van moesten kopen.
We hebben van 26 oktober tot 13 november 2007 in Leeuwarden in de vitrine gewerkt en hebben daar nagenoeg niets mee verdiend.
We mochten zelf niet beslissen of we wel of niet gingen werken. [verdachte] besliste wanneer we moesten werken: 7 dagen in de week. We moesten iedere morgen een sms'je naar [verdachte] sturen wanneer we klaar waren.
Als we ongesteld waren dan moesten we doorwerken. We kregen van een ander meisje de tip om een sponsje te gebruiken.
[verdachte] zei dat wij de schuld aan hem moesten betalen en dan konden we teruggaan naar Bulgarije. Hij probeerde ons bang te maken dat hij een mafiosi was en als iemand hem kwaad maakte hij die door het hoofd zou schieten. Hij maakte dan namelijk een beweging met zijn hand alsof hij iemand een pistool tegen het hoofd zette en zei dan: "Boem, boem."
Wij durfden zelf niet naar de politie in Groningen te gaan omdat wij bang waren dat [verdachte] vrienden had bij de politie. Hij had ons namelijk al een keer verteld dat hij vrienden had bij de politie in Groningen en dezen geld betaalde. Hij herhaalde dat constant tegenover ons zodat wij hem daarin geloofden.
[verdachte] is duidelijk de baas over de andere jongens en [mededader 2] helpt hem goed.
Ik herken [verdachte] van een foto die op uw bureau ligt.
Opmerking verbalisanten: aangeefster zag een foto liggen van [verdachte], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats].
2.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01SA/07-148087 d.d. 22 november 2007, opgenomen op pag. 629 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
In Wenen moesten wij in een seksclub in de prostitutie werken. Dat wilden we niet. Toen werden we in een peepshow gebracht. Daar hebben we wel gewerkt.
Op de derde dag belden we [betrokkene 2], de vriend van [slachtoffer 2] dat we dit werk niet wilden doen. Binnen twee uur belde een man, [betrokkene 1], uit Sofia. De volgende dag zou een Nederlandse vriend van hem komen en ons halen en ervoor zorgen dat we ander werk kregen.
De Nederlander gaf [betrokkene 3] 300 euro. We zijn met de Nederlander meegegaan. Hij vertelde dat hij [verdachte] heette. Via Duitsland gingen we naar Nederland.
[verdachte] zei dat wanneer je geen vriend van hem was . . . hierbij maakte hij een schietgebaar tegen zijn hoofd en zei: "boem."
In de ochtend kwam [verdachte] met twee jongens. [verdachte] heeft hen bij ons achtergelaten en zij bleven voortdurend bij ons.
Een dag of 5 later kwam [verdachte] en vertelde dat hij werk voor ons had en dat de jongens ons de volgende dag naar Leeuwarden zouden brengen. Wij zouden in een vitrine werken op 50/50 basis. [verdachte] zei dat wij hem geld terug moesten betalen. [mededader 2] en [mededader 3] brachten ons weg.
[verdachte] zei dat ik 800 euro per dag zou kunnen verdienen. Ik wilde niet achter het raam werken en [slachtoffer 2] ook niet, maar er was geen andere mogelijkheid.
De avond dat [verdachte] vertelde dat wij in Leeuwarden zouden gaan werken waren [mededader 2], [mededader 3] en [mededader 1] ook aanwezig. De volgende dag hebben zij ons naar Leeuwarden gebracht. Er waren twee vitrines leeg; ik moest één kiezen. Ik ging samen met [mededader 2] naar de vitrine. Hij heeft toen tegen mij gezegd dat ik "kom seks" tegen een klant moest zeggen. Hij gaf mij nog meer instructies. Ik kleedde mij uit en ging in mijn ondergoed op de stoel zitten omdat [mededader 2] dat tegen mij gezegd had. Ik wist niet wat ik verder moest.
[mededader 2] bracht mij naar de vitrine. Ik ging mij opmaken. Terwijl ik daarmee bezig was kreeg ik al een klant. Hij betaalde 35 euro voor 15 minuten. Nadat de klant weg was weggegaan kwam [mededader 2] direct en vroeg mij of ik een klant had gehad. Ik bevestigde dit.
[slachtoffer 2] heeft mij de hele avond vanuit het appartement gebeld om te vragen hoeveel ik verdiend had. Zij belde elk uur in opdracht van [verdachte].
[verdachte] zei dat wij de vitrinehuur zouden delen, net als de benzinekosten die [mededader 2] maakte om ons te halen en weg te brengen. Achteraf betaalden wij de huur van de vitrine helemaal zelf. De kosten van de benzine waren 40 euro per dag.
3.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01SA/07-148087 d.d. 23 november 2007, opgenomen op pag. 639 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1]:
Volgens mij hebben wij ongeveer twee weken in Leeuwarden gewerkt. In het begin werden we gebracht en gehaald naar en van onze vitrine in Leeuwarden. Maar op een gegeven moment werden wij niet opgehaald en moesten wij twee nachten in de vitrine blijven slapen.
Er waren ook dagen dat ze ons niet naar het werk stuurden. In zulke gevallen schreef [verdachte] in gebroken Bulgaars: "er is niet zoveel werk, morgen ga je niet werken."
[mededader 2] nam in die gevallen de sleutel van het appartement en de sleutel van het toilet mee. We konden toen het appartement niet uit en we konden zelfs niet naar het toilet. We werden gewoon opgesloten.
Ik was zelf bang voor [verdachte] omdat hij steeds tegen ons zei dat hij overal vrienden had, ook bij de politie.
4.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01SA/07-015010 d.d. 12 februari 2008, opgenomen op pag. 284 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
[betrokkene 1] belde mij omstreeks oktober 2007 en zei dat een vriend van hem, [betrokkene 2], diens vriendin [slachtoffer 2] en een andere vrouw [slachtoffer 1], problemen hadden in Oostenrijk. Ik begreep dat de twee vrouwen in Oostenrijk waren, in Wenen. [betrokkene 1] vroeg of ik die twee vrouwen kon komen halen en naar Nederland brengen. Drie à vier dagen later heb ik de vrouwen opgehaald en naar Groningen gebracht. Ik had daar een appartement aan de [verblijfadres] en daar konden ze voorlopig wel slapen.
De vrouwen hadden één grote tas met bagage. Bij het huisje waar ik de vrouwen haalde, trof ik een Bulgaarse man. Waarschijnlijk is dit dezelfde man als waar ik later geld, 700 of 800 euro, naartoe heb gestuurd via Western Union.
Ik belde [betrokkene 1] vanuit de auto en hij bemiddelde tussen mij en de vrouwen. Ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen en begreep wel dat het om clubwerk moest gaan annex aan dansen en prostitutie. Ik had al besloten om hen naar Nederland te brengen.
De oudste van de twee is gek op [betrokkene 2] en door de geldproblemen dacht zij dit op te kunnen lossen door in de prostitutie te gaan werken.
Ik zei tegen een vriendin van mij, [betrokkene 4] uit de Nieuwstad die Bulgaars spreekt, dat ik twee vrouwen had die willen werken en dat ik van hen af wil. [Betrokkene 4] zei dat ze niet in de Nieuwstad in Groningen konden werken, maar wel in Leeuwarden, omdat [slachtoffer 2] geen paspoort had.
Ik heb hen persoonlijk naar Leeuwarden gebracht zodat zij daar in de prostitutie konden werken. Volgens mij zijn ze acht dagen achtereen in Leeuwarden gebleven. Dit was in oktober of november 2007. Ik heb hun één keer een bedrag van € 200,- of € 250,- voorgeschoten.
[Mededader 3] en [mededader 2] waren er ook bij.
5.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01SA/07-015010 d.d. 13 februari 2008, opgenomen op pag. 302 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb aan 'mijn jongens' opdracht gegeven om te informeren naar de mogelijkheden tot het werken van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de prostitutie. De vrouwen drongen bij mij aan in de prostitutie te werken. Ik heb toen een vriend om informatie gevraagd. Dat was [mededader 2].
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 november 2007,
in de gemeenten Groningen en Leeuwarden en elders in Nederland, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen,
A
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] door misbruik van een kwetsbare positie en door het geven van betalingen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] had,
heeft vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1];
en
B
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] heeft aangeworven en medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
en
C
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 1], door dreiging met geweld, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten;
en
D
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van anderen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
en
E
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 1], door dreiging met geweld, door misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen verdachte en verdachtes mededaders te bevoordelen uit de opbrengst van hun seksuele handelingen met of voor een derde;
bestaande die dreiging met geweld en die misleiding en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat voordeel trekken en de overige hierboven omschreven handelingen (onder meer) hieruit dat verdachte en/of verdachtes mededaders
- de reis van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] naar Nederland hebben betaald en geregeld, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] hebben ondergebracht in een pand aan de [verblijfadres] en belemmerd om weg te gaan, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] hebben verteld dat de helft van de verdiensten in de prostitutie voor hen zou zijn, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] in een kamer/vitrine hebben geplaatst of laten plaatsen, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] naar hun werkplek hebben gebracht, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] als prostituee hebben laten werken en hun werktijden hebben bepaald en hun werkinstructies hebben gegeven en hebben gezegd dat zij moesten doorwerken als zij ongesteld waren, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] een mobiele telefoon hebben gegeven, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] (onder meer telefonisch) onder controle hebben gehouden en/of laten houden, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] hebben verteld dat zij bij verdachte en verdachtes mededaders schulden hadden en die schulden dienden af te lossen alvorens zij, die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1], geld konden gaan verdienen voor de terugreis naar Bulgarije, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] een groot deel van de verdiensten uit de prostitutie aan verdachte en verdachtes mededaders hebben laten afdragen, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd door hun opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat als zij, die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1], niet deden wat verdachte van hen verlangde, hij, verdachte, hen dood zou schieten en dat hij van de maffia was en dat hij, verdachte, overal connecties had en dat als iemand hem, verdachte, kwaad maakte hij, verdachte, diegene door het hoofd zou schieten, waarbij hij, verdachte, een schietbeweging met zijn hand maakte, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij, verdachte, vrienden heeft bij de Nederlandse politie;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
Mensenhandel in vereniging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van 6 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank d.d. 8 mei 2007.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat bij (gedeeltelijke) bewezenverklaring de ernst van het feit afgezet tegen de duur van de werkzaamheden in de prostitutie (16 dagen) en de omstandigheid dat niet gesproken kan worden van extreme gedragingen van verdachte of diens mededaders, een veel lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd, is gerechtvaardigd.
Verder is er veel onduidelijkheid over de werkzaamheden / rol van de mededaders en verdachte, als er al sprake is van mededaders nu de zaken tegen de mededaders/verdachten zijn geseponeerd om uiteenlopende redenen.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals naar voren gekomen in de over hem opgemaakte rapportage en het feit dat verdachte al 238 dagen gedetineerd heeft gezeten dienen ook te worden verdisconteerd. Door tijdsverloop dient de gevorderde straf eveneens te worden gematigd, terwijl uit jurisprudentie blijkt dat in soortgelijke en ernstiger zaken minder hoge straffen zijn opgelegd dan thans door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een achttal uitspraken.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich - kort gezegd - in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van mensenhandel. Verdachte en zijn mededaders hebben twee Bulgaarse vrouwen door onder meer misbruik van een kwetsbare positie vanuit Oostenrijk, waar zij reeds als prostituee werkten, gehaald en naar Nederland gebracht en in Groningen gehuisvest. Vanuit Groningen hebben deze vrouwen gedurende ruim twee weken werkzaamheden als prostituee verricht in een vitrine in Leeuwarden.
Aan deze vrouwen is een rooskleuriger beeld voorgehouden van de voorwaarden en omstandigheden waaronder zij in de prostitutie werkzaam zouden zijn dan in werkelijkheid het geval was. Vanaf het ogenblik waarop de vrouwen hun werkzaamheden op de voor hen door verdachte en/of zijn mededaders bepaalde plaats aanvingen, zijn zij door verdachte en/of zijn mededaders onder druk gezet, in een afhankelijke positie gemanoeuvreerd en is op hen controle uitgeoefend. Hierdoor konden zij niet meer over hun dagindeling, bewegingsvrijheid en inkomsten beschikken noch naar eigen inzicht de aard en de duur van hun werkzaamheden bepalen.
Door zich op deze wijze ten koste van hen te verrijken, hebben verdachte en zijn mededaders afbreuk gedaan aan de waardigheid van deze vrouwen. Verdachte heeft door zijn handelen deze vrouwen in een afhankelijke positie gebracht en de lichamelijke en psychische integriteit van de vrouwen aangetast. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan, dat hij - ter vermijding van risico's - veelal op afstand te werk is gegaan, waarbij hij op een weloverwogen wijze bedreigende en intimiderende situaties voor zijn slachtoffers heeft doen ontstaan. Verdachte heeft zijn persoonlijk gewin daarbij uitdrukkelijk gesteld boven de vrijheid van zijn slachtoffers.
De rechtbank beschouwt mensenhandel als een ernstig feit waarvoor in beginsel slechts een gevangenisstraf op zijn plaats is. Tegenover de aard en ernst van het feit, vanuit welk oogpunt normhandhaving sterk gewenst is staat echter het gegeven dat de uitbuiting van de vrouwen zich over een relatief korte periode heeft uitgestrekt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat in het onderhavige geval een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist passend is.
Vrijheidsstraf
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat na te melden gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, opdat verdachte ervan wordt weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Taakstraf
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/630578-05
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 8 mei 2007 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot onder meer 220 dagen gevangenisstraf, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens in genoemde vordering vermeld dossier onder parketnummer 18/630056-08 heeft de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig gemaakt aan medeplegen van mensenhandel, waarvoor nu een veroordeling volgt.
In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal de rechtbank een taakstraf gelasten, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid. Gelet op de wettelijke bepalingen inzake de maximale werkstraf zal de rechtbank in plaats van 360 uren, 240 uren werkstraf opleggen. Het overige zal de rechtbank afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 47, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd voor zover ten laste is gelegd dat verdachte het feit heeft gepleegd in Bulgarije en Oostenrijk.
- verklaart het overigens tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van DRIEHONDERDZESTIG DAGEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 121 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van bovengenoemde rechtbank d.d. 8 mei 2007 onder parketnummer 18/630578-05, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 180 dagen.
Bepaalt dat in plaats daarvan veroordeelde een werkstraf van 240 uren zal verrichten, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, G. Laman en S. Tempel, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2009.