Het psychiatrisch rapport d.d. 11 mei 2009 houdt onder meer in, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
Wat de reden ook is geweest, zowel uit de stukken als uit het gesprek met betrokkene is duidelijk geworden dat er van een langdurig psychotherapeutisch behandeltraject, zowel voor de recidive in FPC Dr. S. van Mesdag als na de recidive in Flevo Future, geen sprake is geweest terwijl om de psychopathologie van betrokkene afdoende te kunnen behandelen een langdurig intensief psychotherapeutisch behandeltraject geïndiceerd is.
Hoewel betrokkene naar bevindingen van Flevo Future weinig van de behandeling heeft opgestoken, deelt rapporteur deze mening niet volledig. Betrokkene lijkt wel degelijk het een en ander van de behandeling te hebben opgestoken en vooruitgang te hebben geboekt. Behalve dat hij enige mate van probleembesef en probleeminzicht heeft ontwikkeld, heeft hij ook enige mate van empathie ontwikkeld. Betrokkene kan in bepaalde mate naar zijn beperkingen kijken en durft zijn kwetsbaarheden ter sprake te brengen. Zo is hij zich er van bewust dat als hij recidive wil voorkomen niet moet "stapelen" en dat hij libidoremmende medicatie zal moeten gaan gebruiken.
Betrokkene is van mening dat er nog het een en ander in de behandeling is blijven liggen, zoals de aanwezige agressieregulatieproblematiek, waardoor er nog steeds sprake is van recidivegaar. Dat er een en ander in de psychotherapie is blijven liggen moge duidelijk zijn als verondersteld wordt dat psychotherapie normaliter een langdurige behandelvorm is om veranderingen in gedrag te bewerkstelligen. In het geval van betrokkene, waarin verandering op grond van de ernst van de aanwezige psychopathologie in combinatie met een hoge mate van psychopathie toch al zeer moeizaam is te bewerkstelligen, is een langdurige intensieve psychotherapeutische behandeling zeker aangewezen. Een dergelijke behandeling heeft echter, zoals eerder al is opgemerkt, tot op heden niet plaatsgevonden.
Wanneer betrokkene op dit moment zonder behandeling of begeleiding en controle alleen komt te staan in de maatschappij, is de kans groot dat dit mogelijk al op korte termijn leidt tot een situatie zoals voorafgaand aan de indexdelicten en dat hij tot recidive komt van een soortgelijk delict als het indexdelict of een ander soort gewelds-delict. Daarom is betrokkene ter voorkoming van een recidive afhankelijk van een professionele controlerende en begeleidende structuur, die dwingend en snel kan ingrijpen wanneer dit noodzakelijk wordt geacht. Binnen de huidige behandelstructuur is de kans op recidive klein.
Gezien het voorgaande is het zeker gerechtvaardigd om de TBS met bevel tot verpleging van overheidswege te continueren.
Ondanks dat de psychopathologie nog steeds bestaat en moeilijk te behandelen is, is het toch het proberen waard om de vooruitgang die betrokkene thans bereikt heeft verder uit te bouwen door de behandeling te continueren door middel van psychotherapie. In een psychotherapeutische behandeling zou de focus niet alleen moeten liggen in het vergroten van het inzicht maar zal door middel van cognitieve gedragstherapie bijvoorbeeld getracht moeten worden om betrokkene te leren meer controle over zijn gedrag te krijgen en hem vroege signalen van delictgerelateerd gedrag te leren herkennen.