ECLI:NL:RBGRO:2009:BI8904

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
10 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/070294-99
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een delictgevaarlijke betrokkene met narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 10 juni 2009 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene die verblijft op de longstay-afdeling van een TBS-kliniek. De rechtbank heeft zich laten informeren door externe deskundigen over de behandelstatus en de vooruitzichten voor de betrokkene, die lijdt aan ernstige persoonlijkheidsstoornissen, waaronder een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, omdat de betrokkene, ondanks enige positieve ontwikkelingen, nog steeds een hoog recidiverisico vertoont. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, met de mogelijkheid om in de toekomst opnieuw te evalueren of een hervatting van de behandeling mogelijk is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de noodzaak van een gestructureerde en veilige omgeving voor de betrokkene, gezien zijn delictgevaarlijkheid en de ernst van zijn psychische problematiek. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de adviezen van de deskundigen en de argumenten van de officier van justitie en de raadsman van de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummer : 18/070294-99
Kenmerk : RK 08/380
BESLISSING van de rechtbank te Groningen, meervoudige raadkamer voor strafzaken, op een vordering van de officier van justitie in het arrondissement Groningen d.d. 25 juli 2008, strekkende tot verlenging met twee jaren van de termijn gedurende welke van kracht is de last tot terbeschikkingstelling van:
[naam betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
verblijvende in [naam kliniek] te [plaatsnaam],
hierna te noemen "betrokkene".
PROCEDURE
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 25 november 1999 werd betrokkene ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is ingegaan op 10 september 2000 en werd laatstelijk bij beslissing van het Gerechtshof te Arnhem d.d.
5 maart 2007 met twee jaren verlengd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 25 juli 2008 tot verlenging van de terbeschikkingstelling;
- het strafdossier met het bovenvermelde parketnummer;
- het verlengingsadvies d.d. 9 juli 2008, ondertekend door [naam algemeen directeur], algemeen directeur en [naam manager], manager behandeling/1e geneeskundige, beiden verbonden aan [naam kliniek];
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van
betrokkene;
- het psychologisch adviesrapport d.d. 10 mei 2009, opgemaakt door G. de Bruijn, klinisch psycholoog/psychotherapeut en het psychiatrisch adviesrapport d.d. 11 mei 2009, opgemaakt door drs. P.A. de Mon, psychiater. Beide deskundigen zijn niet verbonden aan de kliniek waar betrokkene verblijft.
De rechtbank heeft ter openbare zitting van 27 augustus 2008 en 27 mei 2009 gehoord de officier van justitie, de betrokkene en diens raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Drachten.
Behandeling van de zaak vond pro forma plaats op de openbare zittingen van 26 november 2008, 24 februari 2009 en 1 april 2009.
De rechtbank heeft op 27 augustus 2008 en op 27 mei 2009 als getuige-deskundige gehoord dr. [naam getuige-deskundige], behandelcoördinator, verbonden aan [naam kliniek].
BEOORDELING
In voormeld verlengingsadvies van 9 juli 2008 wordt geadviseerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren. Dit verlengingsadvies houdt - kort samengevat en zakelijk weergegeven - onder meer in:
Er is bij patiënt sprake van een zeer ernstige persoonlijkheid organisatie, te weten een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met een psychopathe kern.
Patiënt is, ondanks jaren behandeling, ernstig gerecidiveerd en de persoonlijkheids-problematiek lijkt onverminderd aanwezig. Sinds zijn verblijf in de TBS op de longstayafdeling wordt patiënt niet behandeld met als doel het delictgevaar te verminderen. Zijn persoonlijkheidsproblematiek is niet gewijzigd. Hetgeen ook blijkt uit de genoemde voorbeelden waarbij patiënt in de afgelopen twee jaar delict-gerelateerd gedrag heeft laten zien. Desondanks wordt er wel positieve ontwikkeling gezien. Dit lijkt voornamelijk samen te hangen met de gestructureerde, vertrouwde omgeving, waarin de sociotherapie een aangepaste benadering van patiënt hanteert. Buiten zal de sociale steun wegvallen en patiënt heeft onvoldoende vaardigheden om een zelfstandig bestaan op te bouwen en om adequaat met problemen om te gaan. Vandaar ook dat het delictgevaar onveranderd groot is, wat betekent dat voor patiënt blijvend de structuur en beveiliging van de TBS-kliniek aangewezen blijft.
Voornoemde getuige-deskundige heeft het advies ter zitting bevestigd en nader toegelicht. Hij heeft daarbij aangevoerd dat de rapporten van de externe deskundigen niet leiden tot een ander standpunt ten aanzien van het delictgevaar en ten aanzien van het advies de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen.
Het psychologisch rapport d.d. 10 mei 2009 houdt onder meer in, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
In ons eigen onderzoek wordt geen ernstige psychopathologie gevonden in de zin van een psychotische stoornis of een stemmingsstoornis. Wel is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale trekken. De problematiek lijkt in de loop van de jaren milder geworden in verschijnings- en uitingsvorm. Ernstige incidenten met seksueel agressieve ontlading hebben zich niet meer voorgedaan.
Positief is dat betrokkene al langere tijd geen harddrugs meer gebruikt. Incidenteel wordt softdrugsgebruik geconstateerd.
Het is mogelijk dat de stoornis met het toenemen van de leeftijd wat milder is geworden. Verder is het denkbaar dat betrokkene probeert toe te passen wat hij heeft geleerd door zaken eerder bespreekbaar te maken, gedachten af te checken en het opstapelen van gevoelens te voorkomen.
Van een langdurende intensieve individuele psychotherapie is, voor zover uit de stukken blijkt, geen sprake geweest. De psychotherapie in de dr. S. van Mesdagkliniek werd na een half jaar afgebroken. Ook in Flevo Future lijkt eveneens sprake van het voortijdig stopzetten van de psychotherapie.
Noch in de Van Mesdagkliniek noch in Flevo Future is er sprake geweest van een intensieve individuele psychotherapie zoals destijds geadviseerd in het PBC-advies. Dat de behandeling niet altijd even vlekkeloos is verlopen kan derhalve niet alleen worden toegeschreven aan in de persoonlijkheid van betrokkene gelegen factoren.
Nu er sprake lijkt van meer stabiliteit, toegenomen zelfcontrole en enige mate van empathie en gezien de behandelhistorie, adviseer ik betrokkene een hernieuwde behandelkans te geven.
De laatste jaren zijn er hoopvolle ontwikkelingen gaande met betrekking tot de behandeling van ernstige persoonlijkheidsstoornissen.
Resocialisatie is momenteel niet aan de orde. Mocht het tot een hernieuwde behandeling komen, dan is het van belang de focus naar buiten te verleggen binnen het kader van een TBS-behandeling. Het betreft levensgebieden als werk, relaties, dagbesteding en recreatie.
Gezien het recidiverisico adviseren we de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging. Gezien de ernst van de persoonlijkheidsstoornis is een intensieve langerdurende psychotherapie geïndiceerd. Ik adviseer dan ook de TBS met 2 jaren te verlengen.
Het psychiatrisch rapport d.d. 11 mei 2009 houdt onder meer in, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
Wat de reden ook is geweest, zowel uit de stukken als uit het gesprek met betrokkene is duidelijk geworden dat er van een langdurig psychotherapeutisch behandeltraject, zowel voor de recidive in FPC Dr. S. van Mesdag als na de recidive in Flevo Future, geen sprake is geweest terwijl om de psychopathologie van betrokkene afdoende te kunnen behandelen een langdurig intensief psychotherapeutisch behandeltraject geïndiceerd is.
Hoewel betrokkene naar bevindingen van Flevo Future weinig van de behandeling heeft opgestoken, deelt rapporteur deze mening niet volledig. Betrokkene lijkt wel degelijk het een en ander van de behandeling te hebben opgestoken en vooruitgang te hebben geboekt. Behalve dat hij enige mate van probleembesef en probleeminzicht heeft ontwikkeld, heeft hij ook enige mate van empathie ontwikkeld. Betrokkene kan in bepaalde mate naar zijn beperkingen kijken en durft zijn kwetsbaarheden ter sprake te brengen. Zo is hij zich er van bewust dat als hij recidive wil voorkomen niet moet "stapelen" en dat hij libidoremmende medicatie zal moeten gaan gebruiken.
Betrokkene is van mening dat er nog het een en ander in de behandeling is blijven liggen, zoals de aanwezige agressieregulatieproblematiek, waardoor er nog steeds sprake is van recidivegaar. Dat er een en ander in de psychotherapie is blijven liggen moge duidelijk zijn als verondersteld wordt dat psychotherapie normaliter een langdurige behandelvorm is om veranderingen in gedrag te bewerkstelligen. In het geval van betrokkene, waarin verandering op grond van de ernst van de aanwezige psychopathologie in combinatie met een hoge mate van psychopathie toch al zeer moeizaam is te bewerkstelligen, is een langdurige intensieve psychotherapeutische behandeling zeker aangewezen. Een dergelijke behandeling heeft echter, zoals eerder al is opgemerkt, tot op heden niet plaatsgevonden.
Wanneer betrokkene op dit moment zonder behandeling of begeleiding en controle alleen komt te staan in de maatschappij, is de kans groot dat dit mogelijk al op korte termijn leidt tot een situatie zoals voorafgaand aan de indexdelicten en dat hij tot recidive komt van een soortgelijk delict als het indexdelict of een ander soort gewelds-delict. Daarom is betrokkene ter voorkoming van een recidive afhankelijk van een professionele controlerende en begeleidende structuur, die dwingend en snel kan ingrijpen wanneer dit noodzakelijk wordt geacht. Binnen de huidige behandelstructuur is de kans op recidive klein.
Gezien het voorgaande is het zeker gerechtvaardigd om de TBS met bevel tot verpleging van overheidswege te continueren.
Ondanks dat de psychopathologie nog steeds bestaat en moeilijk te behandelen is, is het toch het proberen waard om de vooruitgang die betrokkene thans bereikt heeft verder uit te bouwen door de behandeling te continueren door middel van psychotherapie. In een psychotherapeutische behandeling zou de focus niet alleen moeten liggen in het vergroten van het inzicht maar zal door middel van cognitieve gedragstherapie bijvoorbeeld getracht moeten worden om betrokkene te leren meer controle over zijn gedrag te krijgen en hem vroege signalen van delictgerelateerd gedrag te leren herkennen.
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar.
De raadsman van betrokkene heeft betoogd de terbeschikkingstelling te verlengen voor de duur van één jaar. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van undue delay die zonder meer al verlenging met één jaar zou rechtvaardigen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat bij een verlenging van één jaar de rechtbank een vinger aan de pols kan houden met betrekking tot de voortgang van eventuele (hervatting van de) behandeling, zoals door zijn cliënt wordt gewenst en waartoe de adviezen van de externe deskundigen strekken.
Op grond van de inhoud van het verlengingsadvies, de genoemde psychologische en psychiatrische rapportage, de door de getuige-deskundige ter terechtzitting gegeven toelichting en al hetgeen overigens nog ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van
oordeel dat betrokkene dermate delictgevaarlijk is dat het risico van delictherhaling als hoog moet worden ingeschat indien de terbeschikkingstelling niet zou worden gecontinueerd. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist daarom dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
Met betrekking tot de vraag of de termijn met één jaar dan wel met twee jaar dient te worden verlengd overweegt de rechtbank als volgt.
Op verzoek van de raadsman en op vordering van de officier van justitie heeft de rechtbank de behandeling van de zaak op 27 augustus 2008 aangehouden teneinde kort gezegd nader geïnformeerd te worden met betrekking tot de longstay van betrokkene. De rechtbank heeft in dat kader opdracht gegeven tot het doen opmaken door twee onafhankelijke forensische deskundigen van rapportages over de longstay-status van betrokkene, de behandelings-methodieken, verlofmogelijkheden en resocialisatie.
Hierdoor heeft de zaak langer geduurd dan wenselijk was. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheid niet dient te leiden tot de gevolgtrekking dat louter op die grond de termijn met één jaar verlengd dient te worden.
De reden van de aanhouding was, zoals hiervoor vermeld, gelegen in de omstandigheid dat de rechtbank het noodzakelijk achtte nader geïnformeerd te worden over de longstay-status van betrokkene. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij hetgeen door het gerechtshof te Arnhem bij arrest van 5 maart 2007 ( LJN AZ 9806 ) is overwogen ten aanzien van de longstay-status van tbs-gestelden in het algemeen.
Gelet op hetgeen door de beide externe deskundigen naar voren is gebracht en mede gelet op het standpunt van de vertegenwoordiger van [naam kliniek], geformuleerd ter zitting van 27 mei 2009, ligt het in de rede dat de rechtbank zich zo spoedig mogelijk laat informeren over de noodzaak van het voortduren van de longstay-plaatsing van betrokkene en over de stand van zaken met betrekking tot een eventuele hervatting van de behandeling van betrokkene. De rechtbank zal daartoe de zaak niet nog een keer aanhouden, maar de verlenging van de termijn op één jaar bepalen, zodat die informatie ter gelegenheid van het eerstvolgende verlengingsadvies verstrekt kan worden door de kliniek.
BESLISSING
De rechtbank:
Verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [naam betrokkene] voornoemd met een jaar.
Deze beslissing is aldus gegeven door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, R. Depping en S. Tempel, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2009.