RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670022-09
datum uitspraak: 29 april 2009
raadsman: mr. A. Moszkowicz
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Resita (Roemenië) op [datum],
thans preventief gedetineerd in de PI Overijssel, PIV Zwolle,
Zwolle, Huub van Doornestraat 15
(niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgevens en zonder feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland).
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 april 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
zij
op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 22 oktober 2008 tot en met 21 januari 2009,
te Groningen en/of Hoogeveen en/of Winschoten en/of in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer en/of Zwolle en/of Emmen en/of Gieten in de gemeente Aa en
Hunze en/of Dalen in de gemeente Coevorden,
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een)
geldbedrag(en), te weten
- op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip op 22 oktober 2008,
te Groningen en/of Zwolle en/of Hoogeveen,
(telkens) (een) geldbedrag(en) van in totaal 4986,63 euro, in ieder geval
enig(e) geldbedrag(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaaknummer 9)
en/of
- op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in de periode van
17 december 2008 tot en met 18 december 2008,
te Groningen en/of Emmen en/of Gieten in de gemeente Aa en Hunze en/of Dalen
in de gemeente Coevorden en/of Winschoten en/of in de gemeente Hoogezand-
Sappemeer,
(telkens) (een) geldbedrag(en) van in totaal 5000 euro, in ieder geval
enig(e) geldbedrag(en) toebehorende aan [slachtoffer]
(zaaknummer 8)
en/of
- op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op 30 december 2008,
te Groningen,
(telkens) (een) geldbedrag(en) van in totaal 1927,42 euro, in ieder geval
enig(e) geldbedrag(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaaknummer 3)
en/of
- op 21 januari 2009,
te Groningen,
een geldbedrag van 720 euro, in ieder geval enig geldbedrag toebehorende aan
[slachtoffer] (zaaknummer 4)
In elk geval (telkens) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of haar mededader(s),
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) de/het weg te nemen geldbedrag(en)
(telkens) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, namelijk door het onrechtmatig gebruik van een pinpas en de
daarbij horende pincode;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij,
op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 22 oktober 2008 tot en met 21 januari 2009,
te Groningen en/of Hoogeveen en/of Winschoten en/of in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer en/of Zwolle en/of Emmen en/of Gieten in de gemeente Aa en
Hunze en/of Dalen in de gemeente Coevorden,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
(een) voorwerp(en), te weten een X-box en/of kledingstukken (met een waarde
van 559,95 euro) en/of een hoeveelheid levensmiddelen en/of een geldbedrag
(720 euro), althans enig(e) goed(eren), heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet,
terwijl zij wist dat bovenomschreven voorwerp(en)
-onmiddellijk of middellijk-
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Zij,
op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 31 december 2008 tot en met 9 januari 2009,
te Zwolle en/of te Ommen en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een)
geldbedrag(en), te weten
- op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op 31 december 2008,
te Zwolle,
(telkens) (een) geldbedrag(en) van in totaal 1413 euro, in ieder geval
enig(e) geldbedrag(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaaknummer 6)
en/of
- op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 8 januari 2009 tot en met 9 januari 2009,
te Ommen en/of elders in Nederland,
(telkens) (een) geldbedrag(en) van in totaal 1120 euro, in ieder geval
enig(e) geldbedrag(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaaknummer 9)
in elk geval (telkens) toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of haar mededader(s),
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) de/het weg te nemen geldbedrag(en)
(telkens) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, namelijk door het onrechtmatig gebruik van een pinpas en de
daarbij horende pincode;
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
Feit 1: 1e gedachtestreepje invoegen na 'op': "of omstreeks" en invoegen na '2008': "en/of 23 oktober 2008".
Deze vordering is door de rechtbank op de terechtzitting, gehoord verdachte en de raadsman, toegewezen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede de verbeurdverklaring van een bedrag van € 1.520,80.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. In de visie van de raadsman waren er geen, althans onvoldoende ernstige bezwaren om te kunnen beslissen tot de aanhouding van verdachte. De raadsman heeft op die grond, onder verwijzing naar verschillende rechterlijke uitspraken, gepleit voor niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging van verdachte dan wel bewijsuitsluiting als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer. Daarbij overweegt de rechtbank dat artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is op vormverzuimen die betrekking hebben op bevelen inzake de toepassing van vrijheidsbenemende dwangmiddelen die kunnen worden voorgelegd aan de rechter-commissaris die krachtens de wet is belast met het toezicht op deze dwangmiddelen en die aan dergelijke verzuimen rechtsgevolgen kan verbinden ten aanzien van de voortzetting van de vrijheidsbeneming (HR, NJ 2004/376).
De rechter-commissaris heeft op 23 januari 2009 in het kader van de vordering tot inbewaringstelling van verdachte geoordeeld dat de inverzekeringstelling rechtmatig is verleend. Blijkens het proces-verbaal van het verhoor van verdachte bij gelegenheid van de rechtmatigheidstoetsing inverzekeringstelling door de rechter-commissaris, is op dat moment geen verweer gevoerd omtrent de rechtmatigheid van de aanhouding van verdachte en de daarop aansluitende inverzekeringstelling.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan op grond van de verklaringen van de aangevers, het zich in het strafdossier bevindende beeldmateriaal waaronder het beeldmateriaal waarop verdachte zich bevindt in de nabijheid van de medeverdachte [medeverdachte] (naar gesteld haar echtgenoot), de processen-verbaal van herkenning van verdachte (en van de medeverdachte), verklaringen van getuigen, en voorts op grond van de zeer specifieke modus operandi bij (de voorbereiding van) de diefstallen van de pinpassen - welke diefstallen overigens niet aan verdachte zijn tenlastegelegd - en bij (de voorbereiding van) de diefstallen van geld door middel van valse sleutels.
De rechtbank grondt haar oordeel dat verdachte het aan haar tenlastegelegde heeft begaan meer in het bijzonder op het navolgende, bezien in onderling verband en samenhang:
- verdachte bevond zich, zo blijkt uit de zich in het strafdossier bevindende opnames van camerabeelden, kort na het tijdstip van de diefstal van de pinpassen, met de medeverdachte in winkels waar met de gestolen pinpassen werd betaald dan wel geld werd opgenomen;
- de modus operandi van de tenlastegelegde feiten is telkens dezelfde geweest: de medeverdachte heeft de veelal (hoog-)bejaarde slachtoffers geobserveerd terwijl zij hun pincode invoerden. Vervolgens heeft de medeverdachte hen benaderd voor het wisselen van geld. Daarbij wist hij de slachtoffers de pinpas afhandig te maken, waarna zo snel mogelijk hoge bedragen met die pinpassen en bijbehorende pincodes zijn opgenomen dan wel betaald;
- op de wijze als hierboven omschreven, is op 21 januari 2009 omstreeks 13:15 uur bij de AH aan de Diamantlaan te Groningen de pinpas van aangeefster [slachtoffer] gestolen. Een medewerker van deze AH heeft bij de politie verklaard dat hij rond die tijd een man die zich verdacht gedroeg, vanuit de winkel naar buiten is gevolgd. Op de parkeerplaats zag de getuige een blauwe Mercedes met Duits kenteken, met daarin een vrouw en een kind. De vrouw zat voorin, op de passagiersstoel. De Mercedes stond daar met draaiende motor; er zat niemand achter het stuur. Deze getuige heeft voorts bij de politie, nadat hem een foto was getoond van medeverdachte [medeverdachte], verklaard dat dit de man is over wie hij in zijn verklaring spreekt.
Op 21 januari 2009 om 13:28 uur is bij de pinautomaat aan de Pleiadenlaan 1104 te Groningen, met de gestolen pinpas van [slachtoffer], een bedrag van
€ 720,- opgenomen.
Een medewerker van de AH aan de Dierenriemstraat te Groningen heeft bij de politie verklaard dat op 21 januari 2009 omstreeks 13:30 uur een man de winkel binnenkwam, die drie telefoonkaarten wilde kopen, welke aankoop hij met de pinpas wilde betalen. Deze pintransactie mislukte - volgens de latere aangifte van [slachtoffer] was het saldo op haar rekening niet meer toereikend. De man heeft daarop de winkel verlaten. Een collega is achter de man aangelopen en zag hem wegrijden in een donkerblauwe Mercedes met kenteken AB-KM778. In de auto zaten nog twee personen. Deze getuige heeft voorts bij de politie, nadat haar een foto was getoond van medeverdachte [medeverdachte], verklaard dat dit de man is over wie zij in haar verklaring spreekt.
Vervolgens zijn de inzittenden van de Mercedes met genoemd kenteken, onder wie verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], op 21 januari 2009 om 14:30 uur aangehouden op de Rijksweg N33 te Zuidbroek. Verdachte bleek bij haar aanhouding in het bezit van een giropas van de Postbank, op naam van [slachtoffer]. Uit nader onderzoek is onder meer gebleken dat met deze giropas eerder die middag bij de AH aan de Dierenriemstraat was geprobeerd om telefoonkaarten af te rekenen, welke transactie was mislukt. Voorts zijn bij verdachte, bij haar aanhouding, 14 biljetten van € 50,-, 1 biljet van € 20,- (totaal € 720,-), en 1 muntstuk van € 0,50 aangetroffen. Het bedrag van € 720,- is in opdracht van de officier van justitie teruggeven aan [slachtoffer]. Verder zijn bij de aanhouding van verdachte, in een zwarte tas die naar gesteld van verdachte is, 16 biljetten van € 50,- en 1 muntstuk van € 0,30 aangetroffen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij, op verschillende tijdstippen, in de periode van 22 oktober 2008 tot en met 21 januari 2009 te Groningen en Hoogeveen en Winschoten en Hoogezand-Sappemeer en Zwolle en Emmen en Gieten en Coevorden,
telkens tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, te weten
- op verschillende tijdstippen op 22 oktober 2008 en 23 oktober 2008 te Groningen en Zwolle en Hoogeveen, telkens een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer] (zaaknummer 9)
en
- op verschillende tijdstippen in de periode van 17 december 2008 tot en met 18 december 2008 te Groningen en Emmen en Gieten en Dalen en Winschoten en Hoogezand- Sappemeer, telkens een geldbedrag van in totaal 5000 euro, toebehorende aan [slachtoffer] (zaaknummer 8)
en
- op verschillende tijdstippen op 30 december 2008 te Groningen, telkens een geldbedrag van in totaal 1927,42 euro, toebehorende aan [slachtoffer] (zaaknummer 3)
en
- op 21 januari 2009 te Groningen, een geldbedrag van 720 euro, toebehorende aan
[slachtoffer] (zaaknummer 4)
waarbij verdachte en/of haar mededader het (de) weg te nemen geldbedrag(en) telkens onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door het onrechtmatig gebruik van een pinpas en de daarbij horende pincode;
zij, op verschillende tijdstippen, in de periode van 31 december 2008 tot en met 9 januari 2009 te Zwolle en Ommen en elders in Nederland,
telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, te weten
- op verschillende tijdstippen, op 31 december 2008 te Zwolle, telkens een geldbedrag van in totaal 1413 euro, toebehorende aan een ander dan aan verdachte of haar mededader (zaaknummer 6)
en
- op verschillende tijdstippen, in de periode van 8 januari 2009 tot en met 9 januari 2009 te Ommen en elders in Nederland, telkens een geldbedrag van in totaal 1120 euro, toebehorende aan een ander dan aan verdachte of haar mededader (zaaknummer 9)
waarbij verdachte en/of haar mededader het (de) weg te nemen geldbedrag(en) telkens onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door het onrechtmatig gebruik van een pinpas en de daarbij horende pincode.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1 (primair). Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
2. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Bij de bepaling van de hierna te vermelden straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, en voorts de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De rechtbank merkt, terzijde, nog het volgende op. Meteen aan het begin van de ondervraging van verdachte door de rechtbank, heeft de raadsman meegedeeld dat hij - de raadsman - verdachte heeft geadviseerd, gebruik te maken van haar zwijgrecht, en dat verdachte dit ook zal doen. Verdachte heeft vervolgens ook zelf aangegeven dat zij wenst te zwijgen.
De rechtbank acht het (uiteraard) het goede recht van verdachte te zwijgen. Deze proceshouding van verdachte brengt mee dat verdachte geen (begin van) inzicht heeft verschaft in haar motieven. De rechtbank betreurt dit, temeer nu zij als gevolg daarvan ook niet heeft kunnen vaststellen of verdachte zich rekenschap geeft van het kwalijke van haar handelen en daarvoor de verantwoordelijkheid neemt.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich, met de medeverdachte - haar echtgenoot -, in een relatief korte periode, op gewetenloze wijze schuldig gemaakt aan een reeks vermogensdelicten. Daarbij hebben verdachte en de medeverdachte doelbewust mensen van (zeer) hoge leeftijd als slachtoffer uitgekozen en hun vertrouwen ernstig beschaamd. Hun werkwijze was aldus dat de medeverdachte zich, veelal in winkels, achter zijn slachtoffers opstelde en, wanneer zij een pintransactie deden, van hen de pincode afkeek. Vervolgens sprak de medeverdachte hen aan - vaak net buiten de winkel -, waarbij hij hen vroeg om wisselgeld; vaak betrof het een verzoek van de medeverdachte om een muntstuk van twee euro te wisselen in twee muntstukken van één euro omdat verdachte - naar hij zijn slachtoffers voorhield - een winkelwagentje nodig had. In hun bereidheid, medeverdachte te helpen, openden de slachtoffers dan hun portemonnee, waarna de medeverdachte de kans schoon zag om, op behendige wijze, de pinpas (en in sommige gevallen een of meer bankbiljetten) uit de portemonnee te vissen. Daarbij had de medeverdachte de brutaliteit om razendsnel met een of meer van zijn vingers in de portemonnee van de slachtoffers te gaan zitten, zogenaamd om de muntstukken aan te wijzen die hij zou willen hebben in ruil voor zijn muntstuk van twee euro. Zodra de pinpassen waren bemachtigd, werden in een rap tempo de bankrekeningen van de slachtoffers leeggeplunderd, waarbij grote bedragen zijn buitgemaakt.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om uiterst laf handelen door uitgerekend deze minder weerbare personen als slachtoffer uit te kiezen. De rechtbank houdt het ervoor dat verdachte en de medeverdachte slechts eigen geldelijk gewin voor ogen hebben gehad, en dat zij volledig zijn voorbijgegaan aan gevoelens van angst en onveiligheid die zij met hun handelen bij de slachtoffers hebben veroorzaakt. Dat verdachte en de medeverdachte, met deze feiten, bij hun slachtoffers, naast materiële schade, grote emotionele schade hebben veroorzaakt, blijkt ook uit hetgeen veel slachtoffers hebben aangegeven in de toelichting bij de door hen ingediende vorderingen benadeelde partij.
Door feiten als deze worden bovendien ook in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat verdachte, blijkens het op haar naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 22 januari 2009, niet eerder hier te lande is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit, geen aanleiding om de eis van de officier van justitie te matigen.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een geldbedrag van
€ 1.520,80, moet worden verbeurd verklaard.
Gelet op het onderzoek op de terechtzitting houdt de rechtbank het ervoor dat het geld aan verdachte toebehoort. Verder houdt de rechtbank het ervoor, gelet op het onderzoek op de terechtzitting, dat het geld geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde is verkregen, ook nu geen legale bron van inkomsten van verdachte bekend is.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een giropas ten name van [slachtoffer], moet worden teruggegeven aan [slachtoffer], wonende te Groningen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij], wonende te Stadskanaal.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.000,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij], wonende te Groningen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.927,42.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij], wonende te Zwolle.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.413,50.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij], wonende te Ommen.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 1.120,00.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
een geldbedrag van € 1.520,80.
Gelast de teruggave van:
een giropas aan [slachtoffer], wonende te Groningen.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Stadskanaal, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,00 (zegge één duizend euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.000,00 (zegge één duizend euro) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Stadskanaal, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Groningen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.927,42 (zegge één duizend negenhonderd zevenentwintig euro en tweeënveertig cent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.927,42 (zegge één duizend negenhonderd zevenentwintig euro en tweeënveertig cent) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Groningen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.927,42 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Zwolle, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.413,50 (zegge één duizend vier honderd dertien euro en vijftig cent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.413,50 (zegge één duizend vierhonderd dertien euro en vijftig cent) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Zwolle, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.430,50 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
* Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Ommen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.120,00 (zegge één duizend honderd twintig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.120,00 (zegge één duizend honderd twintig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te Ommen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.120,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. Sijens, voorzitter, R. Depping en K.R. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van A.J. Tholen, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2009.