ECLI:NL:RBGRO:2009:BH9047

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
30 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/654437-08 (promis)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van bestuurder landbouwtractor

Op 30 maart 2009 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bestuurder van een landbouwtractor die betrokken was bij een verkeersongeval op 30 augustus 2008. De verdachte, die met een zware combinatie van tractor en aanhangwagen reed, veroorzaakte een ongeval waarbij een fietser om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de fatale afloop. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en een verkeersanalyse die aantoonden dat de verdachte met een te hoge snelheid reed en onvoldoende rekening hield met de aanwezigheid van de fietser. De verdachte had slechts 85 centimeter ruimte gelaten voor de fietser, wat onvoldoende was gezien de omstandigheden. De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging van twee jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, als ervaren chauffeur, een verhoogde zorgplicht had en dat zijn onvoorzichtige rijgedrag ernstige gevolgen had gehad voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/654437-08 (PROMIS)
datum uitspraak: 30 maart 2009
op tegenspraak
raadsman: mr. M.C. van Linde
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij
op of omstreeks 30 augustus 2008
in de gemeente [gemeente]
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(landbouwtractor waarachter een aanhangwagen (kipper) was gekoppeld en welke
landbouwtractor circa 2,95 meter breed was), daarmede rijdende over de weg, de
[landweg], waarvan de rijbaan ter plaatse ongeveer 3,15 meter
breed was, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
een op de rijbaan van die weg in dezelfde richting als verdachte rijdende
fietsster
- met aanmerkelijke snelheid, althans met een - gelet op de omstandigheden
en/of de (verkeers)situatie ter plaatse - te hoge snelheid en/of
- terwijl verdachte naar links (gedeeltelijk) in de voor verdachte linkerberm
was uitgeweken en/of uitweek, zodanig dat (rechts) naast die landbouwtractor
(met aanhangwagen) nog een ruimte van circa 0.85 meter op de rijbaan van die
weg overbleef, en/of
- zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van en/of te
anticiperen op die fietsster,
in te halen en/of voorbij te rijden tengevolge waarvan die fietsster begon te
slingeren en/of haar evenwicht verloor en/of (voor de (rechter)wielen van die
aanhangwagen) is gevallen en/of een botsing en/of aan- en/of overrijding is
ontstaan tussen die door verdachte bestuurde landbouwtractor met aanhangwagen
en die fietsster en/of haar fiets,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 30 augustus 2008
in de gemeente [gemeente]
als bestuurder van een voertuig (landbouwtractor waarachter een aanhangwagen
(kipper) was gekoppeld en welke landbouwtractor circa 2,95 meter breed was),
daarmee rijdende op de weg, de [landweg], waarvan de rijbaan
ter plaatse ongeveer 3,15 meter breed was,
een op de rijbaan van die weg in dezelfde richting als verdachte rijdende
fietsster
- met aanmerkelijke snelheid, althans met een - gelet op de omstandigheden
en/of de (verkeers)situatie ter plaatse - te hoge snelheid en/of
- terwijl verdachte naar links (gedeeltelijk) in de voor verdachte linkerberm
was uitgeweken en/of uitweek, zodanig dat (rechts) naast die landbouwtractor
(met aanhangwagen) nog een ruimte van circa 0.85 meter op de rijbaan van die
weg overbleef en/of
- zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van en/of te
anticiperen op die fietsster,
heeft ingehaald en/of is voorbijgereden tengevolge waarvan die fietsster begon
te slingeren en/of haar evenwicht verloor en/of (voor de (rechter)wielen van
die aanhangwagen) is gevallen en/of een botsing en/of aan- en/of overrijding
is ontstaan tussen die door verdachte bestuurde landbouwtractor met
aanhangwagen en die fietsster en/of haar fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan een dodelijk ongeval heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft dit gebaseerd op het feit dat verdachte naar zijn mening, gegeven de feitelijke situatie, te snel reed, onvoldoende ruimte op de weg heeft gelaten voor het slachtoffer en onvoldoende heeft geanticipeerd op de aanwezigheid van het slachtoffer.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 en verdachte zelfs geen verkeersfout heeft gemaakt.
Meer in het bijzonder heeft de raadsman betoogd dat niets is vastgesteld omtrent de snelheid waarmee verdachte reed. Evenmin is vastgesteld of de snelheid invloed heeft gehad op het ontstaan van het ongeval. Verder heeft verdachte naar de mening van de raadsman voldoende ruimte op de weg gelaten en heeft hij blijk gegeven voldoende rekening te hebben gehouden met de aanwezigheid van de fietsers op de weg, zodat verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt en hij moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Op 30 augustus 2008 heb ik met een tractorcombinatie gereden over de [landweg] te [plaats] in de gemeente [gemeente]. De combinatie met lading wogen naar mijn inschatting zeker 15 ton.
Ik zag twee fietsers rijden en ben hen gepasseerd. Daarbij ben ik met de linkerwielen van de combinatie waarmee ik reed in de berm gaan rijden. U hebt mij onder meer foto 32 uit het dossier laten zien, waarbij de combinatie gedeeltelijk in de berm staat. Ik zeg u dat de combinatie zeker nog wel een meter verder de berm in kan dan op die foto staat.
Ik ben ter plaatse zeer goed bekend en ik rijd al vele jaren op dergelijke voertuigen.
- De verklaring van de getuige [getuige 1], opgenomen op pagina 23 e.v. van het proces-verbaal met nummer PL01ME/08-006845 d.d. 1 oktober 2008 (hierna: het dossier), onder meer inhoudende:
Op 30 augustus 2008 omstreeks 15.00 uur was ik met mijn vriend aan het wandelen op de [landweg] te [plaats].
Op een gegeven moment kwam ons een tractor met grote kiepbak tegemoet rijden. Ik zag en hoorde dat hij best wel hard reed. Ik vond dat hij eraan kwam denderen.
Even later hoorde ik weer een tractor. Ik keek om en zag dat dezelfde tractor weer aan kwam denderen. Wij gingen weer achter elkaar lopen in de berm. Ook nu denderde de tractor ons voorbij.
Even later kwamen ons twee fietsers tegemoet rijden, een man en een vrouw. Ze reden naast elkaar en groetten ons.
Ik zag voor mij de tractor weer aan komen denderen. Hij reed ons nu ook weer voorbij met dezelfde snelheid.
Toen ik keek zag ik dat de man en de vrouw achter elkaar waren gaan fietsen, de man voorop. Ik zag vervolgens dat de tractor een stukje in de berm reed. Hij zat niet met de volle breedte van de band in de berm, hij had dus nog contact met het asfalt.
Ik zag dat toen de tractor naast de vrouw reed, zij begon te slingeren. Ik dacht nog: 'dit komt niet goed.' Vervolgens zag ik dat toen de tractor haar voorbij was de vrouw naar links viel. Ik zag dat zij tussen de tractor en de kiepbak in viel en met haar hoofd op het asfalt terecht kwam. Daarna zag ik dat de kiepbak met de rechterwielen vol over de vrouw heen reed.
Ik zag dat de man die erbij was van zijn fiets moest springen in de berm anders was hij ook geraakt.
- Het relaas van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aangaande hetgeen [getuige 2] aan hen heeft verklaard, opgenomen op pagina 21 van het dossier, onder meer inhoudende:
De heer [getuige 2] fietste samen met zijn vrouw over een weg en zij zagen een groene tractor met een gele kiepbak met hoge snelheid rijden. De tractor reed het land op en de gele kiepbak werd gevuld. Zij zijn doorgefietst. De heer [getuige 2] ging voor zijn vrouw fietsen. Hij hoorde dat de tractor achter hen aan kwam en wist nog dat de tractor hard langs hem scheurde. Hij kon aan het geluid van de motor horen dat de tractor hard reed en geen gas terug nam toen hij werd ingehaald. Hij werd bijna onder de tractor gesleurd en kon net, rechts van hem, in de berm springen.
- De verklaring van de getuige [getuige 3], opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier, onder meer inhoudende:
Ik fietste over de [landweg] in [plaats]. Op een gegeven moment passeerde mij een landbouwtractor met aanhangwagen met hoge snelheid. Met welke snelheid weet ik niet, ik vond wel dat het hard ging.
Nadat de tractor mij gepasseerd was keek ik achterom. Ik zag dat er wat gebeurd was. Ik ben teruggefietst en zag dat er een vrouw gewond op straat lag.
- Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse d.d. 24 oktober 2008, met bijlagen (fotomap en situatieschets), onder meer inhoudende:
Het verkeersongeval vond plaats op de [landweg] in de gemeente [gemeente].
De rijbaan heeft een breedte van 3.15 meter en is niet voorzien van enige belijning. Naast de rijbaan lagen aan weerszijden grasbermen. Bij de overgang van het wegdek naar de berm was sprake van enig hoogteverschil (pagina 6).
Op de plaats van het ongeval werden door ons geen bijzonderheden of tijdelijke omstandigheden ontdekt welke mogelijk van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Er was sprake van daglicht (pagina 7). Het was zonnig, helder en droog (pagina 8).
Aan weerskanten van de rijbaan bestond de berm uit gras. Wij zagen dat een gedeelte van dit gras, grenzend aan de rijbaan, over een grotere lengte plat dan wel nagenoeg plat lag. Dit effect was vrijwel zeker ontstaan door regelmatige overrijding van het gras. Bij meting bleek ons dat het gras in de linker berm over een breedte van maximaal 0.65 cm. plat dan wel nagenoeg plat lag. Buiten deze afstand werden door ons geen recente bandensporen in de berm aangetroffen. Bij het doorrijden van de berm buiten deze afstand door een dergelijke combinatie was de aanwezigheid van bandensporen wel te verwachten geweest. Uit het vorenstaande kan blijken dat de landbouwtractor met de linkerbanden maximaal circa 0.65 meter door de, gezien zijn rijrichting, linkerberm heeft gereden (pagina 9).
De voertuigen verkeerden in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval (pagina 11, 12).
Op het moment dat de landbouwtractor de fietser voorbij reed, was de ruimte die de fietser tot haar beschikking had ter hoogte van het achterwiel van de landbouwtractor slechts circa 0.85 meter. Daarnaast werd zij geconfronteerd met enerzijds een forse combinatie die sneller reed dan zij fietste en anderzijds een grasberm die voor haar niet zonder gevaar te gebruiken was als uitwijkplaats in verband met het hoogteverschil wegdek-berm (pagina 15).
De maximale breedte van de landbouwtractor bedraagt 2.95 meter en die van de aanhangwagen 2.85 meter (bijlage, situatieschets).
- Het verslag d.d. 1 september 2008, opgemaakt door W.J.M. Niessen, arts, verbonden aan de Hulpverleningsdienst Groningen, betreffende overlijden van [slachtoffer] geboren op 13 november 1943, onder meer inhoudende:
Omdat de letsels wezen op een ernstige compressie van het lichaam en daarmee op een overrijden van door de tractor/kiepercombinatie en de uitwendige letsels geen blijk gaven van bandensporen is een CT-scan aangevraagd. Radioloog Wolf heeft als eerste commentaar gegeven dat er zeer forse compressie op het lichaam is geweest met hersenletsel en multipele ernstige inwendige verwondingen en fracturen.
Concluderend is hier sprake van overlijden na een ongeval met als doodsoorzaak meervoudige ernstige inwendige letsels en breuken ten gevolge van compressie van het lichaam.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten en onder verwijzing naar de genoemde bewijsmiddelen het volgende.
Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een zeer grote voertuigcombinatie bestuurde met een fors totaalgewicht. Verdachte was een geoefend chauffeur. Hij reed al jaren op een dergelijke voertuigcombinatie. Verder was hij ter plaatse zeer goed bekend.
Uit de getuigenverklaringen leidt de rechtbank verder af dat verdachte op het moment dat hij het slachtoffer passeerde in elk geval een zodanige snelheid had dat ten minste drie andere verkeersdeelnemers de snelheid van verdachte als hoog beleefden. Dat de daadwerkelijke snelheid niet is vastgesteld moge zo zijn, maar dit doet niets af aan de beleving van de andere verkeersdeelnemers. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte zijn snelheid onvoldoende had aangepast aan de omstandigheden.
Verder volgt uit het procesverbaal van de VerkeersOngevallenAnalyse dat verdachte maximaal 65 centimeter van de weg is afgegaan. Bij verder uitwijken zou het gras verder geplet moeten zijn. Anders dan de raadsman houdt de rechtbank het niet voor mogelijk dat met een voertuigcombinatie als die waarin verdachte reed over het gras kan worden gereden zonder dat dit daardoor geplet wordt. Daar komt nog bij dat de bevindingen van de VerkeersOngevallenAnalyse worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] die heeft waargenomen dat de tractor een stukje in de berm reed, maar niet met de volle breedte van de band. De rechtbank volgt dan ook de berekening in het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse en gaat ervan uit dat verdachte aan het slachtoffer ter hoogte van de achterwielen van de tractor slechts 85 centimeter ruimte op de weg heeft gelaten.
Door met een zeer grote en zware voertuigcombinatie te gaan inhalen, daarbij een snelheid te ontwikkelen die door de overige verkeersdeelnemers als hoog wordt beleefd en daarbij slechts 85 centimeter over te laten aan het latere slachtoffer, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen. Daarbij hecht de rechtbank ook gewicht aan het gegeven dat verdachte als zeer ervaren chauffeur beroepsmatig reed en dat hij ter plaatse zeer goed bekend was. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat voor verdachte een verhoogde zorgplicht gold.
Verdachtes onvoorzichtige gedrag is hem aan te rekenen omdat hij anders had kunnen handelen. Vanzelfsprekend had hij achter het slachtoffer kunnen blijven, maar ook had hij, blijkens zijn eigen verklaring, aanzienlijk verder kunnen uitwijken dan hij deed.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op 30 augustus 2008 in de gemeente [gemeente],
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (landbouwtractor waarachter een aanhangwagen (kipper) was gekoppeld en welke landbouwtractor circa 2,95 meter breed was), daarmede rijdende over de weg, de [landweg], waarvan de rijbaan ter plaatse ongeveer 3,15 meter breed was, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend een op de rijbaan van die weg in dezelfde richting als verdachte rijdende fietsster
- met een - gelet op de omstandigheden en de (verkeers)situatie ter plaatse - te hoge snelheid en
- terwijl verdachte naar links gedeeltelijk in de voor verdachte linkerberm was uitgeweken, zodanig dat rechts naast die landbouwtractor met aanhangwagen nog een ruimte van circa 0.85 meter op de rijbaan van die weg overbleef, en
- zonder voldoende rekening te houden met de aanwezigheid van en te anticiperen op die fietsster,
in te halen en voorbij te rijden tengevolge waarvan die fietsster begon te slingeren en haar evenwicht verloor en voor de rechterwielen van die aanhangwagen is gevallen en een overrijding is ontstaan tussen die door verdachte bestuurde landbouwtractor met aanhangwagen en die fietsster, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van een jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid in verband met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Taakstraf
Door verdachtes onvoorzichtige rijgedrag heeft iemand het leven verloren. Het lijdt geen twijfel dat daarmee aan de nabestaanden groot leed is toegebracht, zoals ook blijkt uit de door de echtgenoot van de overledene opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring.
Verdachte wist dat op een dag als 30 augustus 2008 (het was zonnig en droog) vaak fietsers en voetgangers op de [landweg] aanwezig zijn om te recreëren. Kennelijk heeft hij zich bij zijn werkzaamheden (het binnenhalen van de tarweoogst) eerder laten leiden door de spoed waarmee het graan moest worden binnengebracht dan door zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de overige weggebruikers.
Op grond van het bovenstaande zou aan verdachte op grond van de oriëntatiepunten voor straftoemeting bij overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. De rechtbank zal hiertoe niet overgaan vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank vooral gelet op de gevorderde leeftijd van verdachte en het feit dat hij geen strafrechtelijke documentatie heeft. De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen, bestaande uit een werkstraf.
Ontzegging van de rijbevoegdheid
De rechtbank acht vanuit oogpunt van normhandhaving en ter voorkoming van herhaling een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op haar plaats omdat verdachte de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht en hierdoor een dodelijk ongeval heeft veroorzaakt.
De rechtbank overweegt daarbij in het bijzonder dat verdachte, blijkens zijn houding ter terechtzitting, er geen blijk van heeft gegeven te zijn doordrongen van het gevaar dat hij met zijn weggedrag heeft veroorzaakt. Integendeel, hij heeft aangegeven naar zijn mening verantwoord te hebben gereden en daarbij ter terechtzitting verklaard zijn rijstijl niet te herzien.
Gelet hierop zal de rechtbank een ontzegging van twee jaar opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 120 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van TWEE JAREN.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en R. Depping, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2009.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.