ECLI:NL:RBGRO:2009:BH0708
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.J.A.M. Dijkers
- K.R. Bosker
- J.H.H.M. Dorscheidt
- Rechtspraak.nl
Klacht over dwangbehandeling op grond van de Wet Bopz
In deze zaak gaat het om een klacht over de toepassing van dwangbehandeling, specifiek dwangmedicatie, op basis van artikel 38c lid 1 onder a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De rechtbank Groningen heeft op 16 januari 2009 uitspraak gedaan in deze kwestie. De klacht werd ingediend door de betrokkene, die zich niet ziek achtte en ernstige bezwaren had tegen de voorgeschreven medicatie, waaronder bijwerkingen die hij als zeer nadelig ervoer. De rechtbank heeft de klacht ongegrond verklaard, maar heeft wel de termijn voor de dwangbehandeling vastgesteld op maximaal drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging door de geneesheer-directeur.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het toetsingskader voor dwangbehandeling uiteengezet, waarbij de eisen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid aan de orde kwamen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ten tijde van de opneming psychotisch was en dat zonder behandeling het gevaar niet binnen een redelijke termijn kon worden weggenomen. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de formele verweren van de betrokkene, zoals het ontbreken van overleg over het behandelingsplan en de beoordeling van wilsbekwaamheid. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er voldoende overleg heeft plaatsgevonden en dat de beslissing tot dwangbehandeling op een juiste manier was gemotiveerd.
De rechtbank heeft de betrokken instellingen aangespoord om de besluitvorming rondom dwangbehandeling te verbeteren, met name wat betreft de schriftelijke vastlegging en de motivering van beslissingen. De rechtbank heeft de klacht ongegrond verklaard, maar heeft wel de dwangbehandeling op 5 februari 2009 laten staken, tenzij er een beslissing van de geneesheer-directeur voorhanden was die de voortzetting rechtvaardigde.