ECLI:NL:RBGRO:2008:BL3750
Rechtbank Groningen
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsverhouding tussen werkgever en werknemer in kort geding
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 27 november 2008, is een vordering ingesteld door eiser, vertegenwoordigd door mr. B. van Dijk, tegen gedaagde, die in persoon procedeerde. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van een dienstverband tussen eiser en gedaagde. Eiser stelt dat hij sinds 1 september 2003 in dienst is bij gedaagde, laatstelijk als automonteur, en dat hij recht heeft op salaris, dat hij sinds zijn ziekmelding op 21 juli 2008 niet meer ontvangt. Gedaagde betwist echter dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en stelt dat eiser als vennoot in de V.O.F. [bedrijf] heeft gefunctioneerd.
De mondelinge behandeling vond plaats op 13 november 2008, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat er sprake is van een dienstbetrekking. De rechter oordeelt dat de vraag of de rechtsverhouding kan worden gekwalificeerd als een dienstbetrekking alleen kan worden beantwoord na nadere bewijsvoering, wat niet past binnen de aard van een kort geding. Daarom worden de vorderingen van eiser afgewezen.
De kantonrechter heeft eiser, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.