ECLI:NL:RBGRO:2008:BF9966

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
26 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
104584 / FA RK 08-2135
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het gezag van de moeder en benoeming van Bureau Jeugdzorg tot voorlopige voogdij over de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 september 2008 een beschikking gegeven inzake de schorsing van de moeder in de uitoefening van het gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2000. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze schorsing en om Bureau Jeugdzorg (Bjz) te belasten met de voorlopige voogdij. De Raad heeft aangegeven dat de minderjarige acuut en ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling, wat aanleiding gaf tot het verzoek om een maatregel van voorlopige voogdij op basis van artikel 1:272 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De moeder had eerder in een Toevluchtsoord verbleven vanwege geweld in de thuissituatie en had kortstondig op een psychiatrische afdeling in Frankrijk verbleven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, door haar persoonlijke problematiek en onverantwoorde opstelling, niet in staat is om haar gezag adequaat uit te oefenen. De Raad heeft grote zorgen over het welzijn van de minderjarige en overweegt een psychiatrisch onderzoek van de moeder.

Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven bereid te zijn de voorlopige voogdij op zich te nemen en heeft gerapporteerd dat de minderjarige rustiger is geworden sinds zijn verblijf in een pleeggezin. De moeder heeft verklaard dat zij aan zichzelf werkt en bezig is om haar leven weer op te pakken, met contacten bij Lentis. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende verzoeken en de verhandelingen ter zitting geoordeeld dat de schorsing van het gezag van de moeder en de voorlopige voogdij door Bjz dringend noodzakelijk zijn. De kinderrechter heeft de beschikking van 16 september 2008 bekrachtigd, waarbij Bjz met de voorlopige voogdij is belast voor de duur van drie maanden, tot 16 december 2008.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 104584 / FA RK 08-2135
beschikking kinderrechter d.d. 26 september 2008
inzake
* [de minderjarige], geboren in de gemeente Groningen [in] 2000,
kind van:
[moeder],
[adres],
en
[vader],
met onbekende woon- of verblijfplaats.
De moeder is belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
PROCESGANG
Op 17 september 2008 is ter griffie van de rechtbank een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming te Groningen (hierna: de Raad) ontvangen waarin wordt verzocht moeder te schorsen in de uitoefening van het gezag en Bureau Jeugdzorg (bjz) met de voorlopige voogdij over voornoemde minderjarige te belasten.
De kinderrechter heeft op 16 september 2008 een beschikking gegeven.
Op 26 september 2008 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: moeder, bijgestaan door de heer [***] van TVO-noord, de heer R.C.M. Wouters, namens de Raad en de heer R. van Gurp, namens bjz.
OVERWEGINGEN
Bij beschikking van 16 september 2008 is moeder in de uitoefening van haar gezag over [de minderjarige] geschorst en is bjz met de voorlopige voogdij over de minderjarige belast, met alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van deze minderjarige, voor de duur van drie maanden.
Standpunt van de Raad
De Raad is van mening dat [de minderjarige] acuut en in ernstige mate wordt bedreigd in zijn ontwikkeling en verzoekt derhalve een maatregel van voorlopige voogdij op basis van artikel 1: 272 BW.
Moeder en [de minderjarige] hebben enige tijd in het Toevluchtsoord (TVO) te Groningen verbleven in verband met geweld in de thuissituatie. Op 25 augustus 2008 is moeder met [de minderjarige] uit het TVO vertrokken. Moeder heeft daarna voor korte duur op een psychiatrische afdeling in Frankrijk verbleven. Zij was hier in psychotische toestand geplaatst.
Nu moeder, die alleen met het gezag over [de minderjarige] is belast, vanwege haar persoonlijke problematiek en onverantwoorde opstelling niet in staat is haar gezag adequaat uit te oefenen, acht de Raad het noodzakelijk dat de maatregel van voorlopige voogdij gehandhaafd blijft. De Raad maakt zich grote zorgen om het welzijn van [de minderjarige] en vraagt zich af hoe het op dit moment met moeder is gesteld. De Raad overweegt om bij moeder een psychiatrisch dan wel psychologisch onderzoek uit te laten voeren.
Standpunt Bjz
Bjz is bereid de voorlopige voogdij over [de minderjarige] op zich te nemen.
Bjz heeft ter zitting aangegeven, dat [de minderjarige] rustiger is geworden sinds hij in een pleeggezin verblijft.
Standpunt moeder
Moeder heeft aangeven, dat zij aan zichzelf werkt om beter te worden. Zij verblijft thans in het TVO te Groningen en is bezig om de draad weer op te pakken. Er zijn reeds contacten gelegd met Lentis.
Beoordeling van de kinderrechter
De kinderrechter is op grond van de inhoud van het verzoekschrift alsmede het verhandelde ter zitting van oordeel dat de getroffen spoedeisende maatregel als bedoeld in artikel 272 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), te weten de schorsing van moeder in de uitoefening van het gezag en het belasten van bjz met de voorlopige voogdij over de minderjarige [de minderjarige], dringend en onverwijld noodzakelijk is geweest en nog steeds is. Daarbij merkt de kinderrechter op dat, gelet op de spoedeisendheid van de maatregel, het onderzoek door de Raad niet kon worden afgewacht.
Op basis van de huidige informatie van de Raad en gelet op de voorgeschiedenis, de huidige situatie van moeder en haar psychische gesteldheid, is de kinderrechter van oordeel dat er voldoende redenen zijn om een schorsing in het ouderlijk gezag en een voorlopige voogdijmaatregel uit te spreken.
De kinderrechter beschouwt de gebeurtenissen als feiten die tot gedwongen ontheffing dan wel tot ontzetting van de ouders kunnen leiden.
Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter de beschikking van 16 september 2008 bekrachtigen en bepalen dat de voorlopige voogdij zal voortduren voor de duur van in totaal drie maanden vanaf de ingangsdatum 26 september 2008, waarbij de maatregel vervalt indien niet binnen zes weken na heden een voorziening in het gezag is verzocht.
BESLISSING
bekrachtigt de beschikking van 16 september 2008, waarbij bureau jeugdzorg Groningen is belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige met alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon, met ingang van 16 september 2008 voor de duur van drie maanden, derhalve tot 16 december 2008.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 26 september 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.