ECLI:NL:RBGRO:2008:BF9966
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schorsing van het gezag van de moeder en benoeming van Bureau Jeugdzorg tot voorlopige voogdij over de minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 september 2008 een beschikking gegeven inzake de schorsing van de moeder in de uitoefening van het gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2000. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze schorsing en om Bureau Jeugdzorg (Bjz) te belasten met de voorlopige voogdij. De Raad heeft aangegeven dat de minderjarige acuut en ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling, wat aanleiding gaf tot het verzoek om een maatregel van voorlopige voogdij op basis van artikel 1:272 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De moeder had eerder in een Toevluchtsoord verbleven vanwege geweld in de thuissituatie en had kortstondig op een psychiatrische afdeling in Frankrijk verbleven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, door haar persoonlijke problematiek en onverantwoorde opstelling, niet in staat is om haar gezag adequaat uit te oefenen. De Raad heeft grote zorgen over het welzijn van de minderjarige en overweegt een psychiatrisch onderzoek van de moeder.
Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven bereid te zijn de voorlopige voogdij op zich te nemen en heeft gerapporteerd dat de minderjarige rustiger is geworden sinds zijn verblijf in een pleeggezin. De moeder heeft verklaard dat zij aan zichzelf werkt en bezig is om haar leven weer op te pakken, met contacten bij Lentis. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende verzoeken en de verhandelingen ter zitting geoordeeld dat de schorsing van het gezag van de moeder en de voorlopige voogdij door Bjz dringend noodzakelijk zijn. De kinderrechter heeft de beschikking van 16 september 2008 bekrachtigd, waarbij Bjz met de voorlopige voogdij is belast voor de duur van drie maanden, tot 16 december 2008.