RECHTBANK GRONINGEN
Sector strafrecht
parketnummer: 670038-08 (PROMIS)
datum uitspraak: 21 augustus 2008
raadsman: mr. E.J. de Mare
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
wonende te [woonplaats verdachte], [adres verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
A)
hij op of omstreeks 10 november 2007 in de gemeente Groningen
op de openbare weg (aan/nabij) [plaats delict 1]en/of [plaats delict 2], in elk geval op
een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), en/of
- een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s)
welke diefstal(len) werd(en) voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal(len) voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte met zijn mededader(s), althans alleen,
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [aangever 1]
en/of [aangever 2] heeft getoond, en/of
- (vervolgens) dat mes, althans dat scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de
keel van die [aangever 2] heeft gezet/gehouden, en/of
- (daarbij) tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft gezegd "geef mij
geld" en/of "geef mij je telefoon" en/of "Ik heb genoeg meegemaakt en steek
je zo neer" en/of "Maak je zakken leeg en geef me je geld" en/of "Weet je
waar ik moet steken om je flink te laten bloeden", althans (telkens) woorden
van gelijke aard of strekking, en/of
- die [aangever 1] heeft (vast)gepakt en/of heeft getrapt/geschopt, en/of
- (aldus) een voor die [aangever 1] en/of [aangever 2] bedreigende situatie
heeft geschapen;
B)
hij op of omstreeks 10 november 2007 in de gemeente Groningen
op de openbare weg (op/nabij) [plaats delict 1]en/of [plaats delict 2], in elk geval op een
openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1], en/of [aangever 3] heeft
gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [aangever 1], en/of [aangever 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte met zijn mededader(s), althans alleen,
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [aangever 1]
en/of [aangever 3] heeft getoond, en/of
- (vervolgens) dat mes, althans dat scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de
keel van [aangever 2] heeft gezet/gehouden, en/of
- (daarbij) tegen die [aangever 1] en/of [aangever 3] heeft gezegd "geef mij
geld" en/of "geef mij je telefoon" en/of "Ik heb genoeg meegemaakt en steek
je zo neer" en/of "Maak je zakken leeg en geef me je geld" en/of "Weet je
waar ik moet steken om je flink te laten bloeden", althans (telkens) woorden
van gelijke aard of strekking, en/of
- die [aangever 1] en/of [aangever 3] heeft (vast)gepakt en/of heeft
getrapt/geschopt, en/of
- (aldus) een voor die [aangever 1] en/of [aangever 3] bedreigende situatie
heeft geschapen;
A)
hij op of omstreeks 10 november 2007 in de gemeente Groningen
op de openbare weg (aan/nabij) [plaats delict 2], in elk geval op een openbare weg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of enig goed van zijn/hun
gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [aangever 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- tegen die [aangever 4] heeft gezegd: "Heb je vijf euro" en/of "Ik wil geld" en/of
"Geef mij geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die
[aangever 4] heeft gehouden, althans aan die [aangever 4] heeft getoond en/of
- (aldus) een voor die [aangever 4] bedreigende situatie heeft geschapen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
B)
hij op of omstreeks 10 november 2007 in de gemeente Groningen
op de openbare weg (aan/nabij) [plaats delict 2], in elk geval op een openbare weg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [aangever 4] te dwingen tot de afgifte van
geld en/of enig goed van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- tegen die [aangever 4] heeft gezegd: "Heb je vijf euro" en/of "Ik wil geld" en/of
"Geef mij geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die
[aangever 4] heeft gehouden, althans aan die [aangever 4] heeft getoond en/of
- (aldus) een voor die [aangever 4] bedreigende situatie heeft geschapen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft getracht aangever [aangever 4], onder dreiging van een mes, te beroven en dat [aangever 1] en [aangever 2] onder dreiging van een mes zijn beroofd. De officier van justitie baseert dit op de verklaringen van de aangevers, de verklaringen van getuigen en de verklaringen van medeverdachten waaruit blijkt dat verdachte niet alleen aanwezig was op het plaats delict, maar daar ook verschillende uitvoeringshandelingen heeft verricht. Mede gelet op de met elkaar overeenkomende verklaringen - met name ook wat het chronologisch verloop van de gebeurtenissen betreft - van getuigen en mededaders en de naar verdachte verwijzende signalementen die zijn opgegeven, in combinatie met de fotoconfrontaties waarbij ofwel verdachte is aangewezen als de persoon in kwestie dan wel foto's zijn aangewezen die sterk op hem geleken, doen de officier van justitie het standpunt innemen dat verdachte een kennelijk leugenachtige verklaring heeft afgelegd om de waarheid te verbloemen.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de tenlastelegging heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar genoeg wettig bewijs voorhanden is, maar dat niet overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De raadsman heeft aangevoerd dat de verschillende enkelvoudige en meervoudige fotoconfrontaties niet voldoen aan de wettelijke minimumeisen die aan dergelijke confrontaties dienen te worden gesteld. In dat kader verwijst de raadsman naar de 'handleiding confrontaties' van A. van Amelsvoort (6e herziene druk, 2006, Elsevier overheid) pagina's 42 en 57. Derhalve zouden de fotoconfrontaties die uiteindelijk tot de aanhouding en verdenking van zijn cliënt hebben geleid, niet tot bewijs moeten dienen. Tevens stelt de raadsman dat er een essentiële procedurefout is gemaakt nu [verbalisant], die de fotoconfrontatie bij [aangever 4] heeft afgenomen, in een eerder stadium bij het onderzoek betrokken is geweest. Daarnaast is niet gebleken of [verbalisant] bevoegd is tot het afnemen van een dergelijke confrontatie, nu de raadsman niet bekend is met een aanwijzingsbesluit daartoe.
De raadsman heeft tevens aangevoerd dat het politieonderzoek uitermate slordig is verlopen en dat de verdenking van zijn cliënt vrij plotseling tot stand is gekomen, waarbij in het dossier geen verantwoording afgelegd wordt van de herkomst van deze verdenking. De raadsman heeft erop gewezen dat de verdenkingen in het beginstadium van het onderzoek wezen in de richting van een andere man, genaamd [naam andere man], wiens uiterlijke kenmerken overeenkomen met die van zijn cliënt.
Daarnaast is er een aantal ongerijmdheden in de verklaringen van [aangever 4] en [aangever 2] die volgens de raadsman niet stroken met de werkelijkheid, en die derhalve aan de geloofwaardigheid daarvan afdoen.
De raadsman oppert voorts de mogelijkheid dat [medeverdachte 1] uit lijfsbehoud, vanwege angst voor de werkelijke dader, verdachte heeft aangewezen als de mededader. In dat kader wijst de raadsman tevens op de mogelijkheid tot overleg hieromtrent tussen de overige mededaders gelet op het tijdstip van hun verhoor. Er is ruimte geweest voor overleg en afstemming van de verklaringen, tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], nu er vanaf moment van vrijlating van [medeverdachte 3] en het moment van aanhouding en verhoor van [medeverdachte 2] bijna een week is verstreken.
De raadsman wijst erop dat de verklaringen van zijn cliënt vanaf het begin consequent en consistent zijn geweest.
[medeverdachte 1] daarentegen legt inconsequente en inconsistente verklaringen af met betrekking tot zijn contact met verdachte, nadat hij verdachte heeft aangewezen als zijn mededader.
De overtuiging van de rechtbank dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL01KF/07-110437 d.d. 16 januari 2008 op p. 164, opgenomen in dossier nummer PL01KF/08-001716 d.d. 12 maart 2008, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven:
U vraagt mij wie er in de nacht in november 2007 in mijn woning zijn geweest. De avond, om half acht vlak voordat ik wegging, zaten er vier mensen in mijn woning. Dat waren [betrokkene], [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte].
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL01KF/07-110437 d.d. 16 januari 2008 op p. 167, opgenomen in dossier nummer PL01KF/08-001716 d.d. 12 maart 2008, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven:
U laat mij een politiefoto zien en vraagt of ik die persoon ken. Ik herken deze man als de man die de avond van de beroving samen met [medeverdachte 1], [betrokkene], [medeverdachte 2] en mij in mijn woning waren. Dit is de man die ik in mijn verklaring noem als degene die door [medeverdachte 1] [verdachte] werd genoemd en waarvan ik weet dat [medeverdachte 1] die avond samen met hem en met [medeverdachte 2] die beroving heeft gepleegd vlak bij mijn huis.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL01KC/07-143230 d.d. 11 november 2007 op p.79-81, opgenomen in dossier nummer PL01KF/08-001716 d.d. 12 maart 2008, omstreeks 00:54 uur, inhoudende de verklaring van [aangever 4], zakelijk weergegeven:
Op 10 november 2007 ging ik naar café [naam café] in de [adres café] te Groningen. Omstreeks 21.00 uur zag ik drie mannen binnenkomen. Ik merkte dat de langste van de drie aardig onder invloed was. Op een gegeven moment sprak die man mij aan.
Omstreeks 22.55 uur heb ik het café verlaten om naar de binnenstad van Groningen te gaan. Terwijl ik over de [plaats delict 2] liep zag ik de drie mannen staan. De man die mij in het café aansprak, zag ik op mij af komen lopen.
Hierop vroeg hij op een beetje agressieve manier 5 euro aan mij. Ik zei dat ik geen geld had. Hij werd verbaal agressiever en vroeg steeds om geld.
Vervolgens zag ik dat hij een mes uit zijn jaszak tevoorschijn haalde en deze openklapte. Hij bracht hierop het mes in de richting van mijn lichaam. Ik voelde op een gegeven moment de punt van het mes. De man bleef op een agressieve manier mij om geld vragen.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 07-143227 d.d. 15 april 2008, opgenomen in dossier nr. PL01KF/07-143227 d.d. 13 mei 2008, inhoudende een meervoudige fotoconfrontatie met [aangever 4], zakelijk weergegeven:
Door verbalisant is aan verdachte een fotoselectie getoond met een zestal gelijkende foto's waarbij de foto van de verdachte zich op plaats nr. 2 bevond. De herkenning van verdachte ging als volgt: "Ik herken foto 2 voor 100 procent, ik herken de persoon aan de onderkant van zijn gezicht en aan zijn ogen."
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL01KF/07-143227 d.d. 23 januari 2008 op p. 194-198, opgenomen in dossier nummer PL01KF/08-001716 d.d. 12 maart 2008, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:
We liepen richting de jongen. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 1] gingen praten met die jongen. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een mes pakte, hij had opeens een mes in zijn hand.
[verdachte] richtte de punt van het mes in de richting van de jongen. Er zat ongeveer 30 cm tussen [verdachte] en die jongen.
Voor zover ik weet heeft die jongen niets afgegeven.
In het huis van [medeverdachte 3] had ik al gezien dat [verdachte] een mes bij zich had.
Bij de eerste beroving heb ik [verdachte] alleen horen zeggen dat de jongen zijn geld moest geven.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL01KG/07-143227 d.d. 11 november 2007 op p. 84-86, opgenomen in dossier nummer PL01KF/08-001716 d.d. 12 maart 2008, inhoudende de verklaring van [aangever 1], zakelijk weergegeven:
Er was een jongen met een mes, dit was een jongen met getinte huidskleur, kroezig, gekruld, zwart kort haar. Hij was duidelijk de hoofddader, ik noem hem verder dader 1. De tweede persoon droeg een capuchon. Dader 1 kwam op [aangever 2] af en ik zag dat dader 1 in zijn rechterhand een mes vasthield. Hij wilde geld hebben. Ik zag dat [aangever 3] de jongen 5 euro gaf. Dader 2 ging achter [aangever 3] aan en ik bleef bij [aangever 2] staan.
Onder bedreiging van dat mes zag ik dat [aangever 2] zijn portemonnee gaf.
Dader 2 kwam toen op mij afrennen. Hij zei iets van "geef mij je geld, geef mij je telefoon". Hij pakte mij ook vast, met 2 handen aan mijn vest. Hij probeerde mij te slaan en schopte mij ook. Ik voelde dat hij tegen mijn beide knieën aantrapte. Ik zag dat dader 1 ook naar mij toekwam en ik hoorde hem zeggen: "geef hem je geld en je mobiel". Ik had daarvoor al 10 euro uit mijn portemonnee gehaald, toen dader 1 nog met [aangever 2] bezig was. Het was heel bedreigend want dader 1 bleef met zijn mes dreigen en dader 2 hield mij vast. Hij voelde aan mijn zakken. Dader 2 pakte de mobiele telefoon uit mijn broekzak. Gelijktijdig gaf ik hem 10 euro.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL01KG/07-143228 d.d. 11 november 2007 op p. 115-116, opgenomen in dossier nummer PL01KF/08-001716 d.d. 12 maart 2008, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat dader 2 met het mes in mijn richting zwaaide en met de punt van het mes op mijn bovenarm
tikte. Ik hoorde hem zeggen: "Weet je waar ik moet steken om je flink te laten bloeden?" Ik voelde dat
hij me vervolgens aan mijn linkerarm vastpakte. Dader 2 drukte mij vervolgens tegen een muur aan.
Ik hoorde dat hij zei dat hij zo'n slechte jeugd had gehad en dat wij het beter hadden gehad dan hij. Ik
zag en voelde dat hij het mes tegen de linkerkant van mijn keel aandrukte. Hij zei vervolgens: "geef
mij je geld'. Hij pakte mijn portemonnee uit mijn broekzak. Toen hij zag dat er geen geld in mijn portemonnee zat gaf hij mij deze terug.
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. 07-143227 d.d. 21 april 2008, opgenomen in dossier nr. PL01KF/07-143227 d.d. 13 mei 2008, inhoudende een meervoudige fotoconfrontatie met [aangever 2], zakelijk weergegeven:
Door verbalisant is aan verdachte een fotoselectie getoond met een zestal gelijkende foto's waarbij de foto van de verdachte zich op plaats nr. 3 bevond. De herkenning van verdachte ging als volgt: "Ik herken de foto van de persoon met nr. 3 als zijnde de dader van het feit waar ik getuige van ben geweest."
Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL01KG/07-143238 d.d. 11 november 2007 op p. 112-113, opgenomen in dossier nummer PL01KF/08-001716 d.d. 12 maart 2008, inhoudende de verklaring van [aangever 3], zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat hij zei. "Ik heb genoeg meegemaakt en steek je zo neer". Ik zag dat de lange jongen
een mes op [aangever 2] zijn keel zette. Ik hoorde de lange jongen tegen [aangever 2] zei: "Maak je
zakken leeg en geef me je geld"
Ik heb vervolgens 5 euro gepakt en gezegd van hier neem dat maar. Ik heb het geld volgens mij aan de
lange jongen gegeven.
Op dat moment kwam de kleine jongen naar mij toe.
Ik hoorde dat hij zei: "Geef me je geld en telefoon". Ik zag dat hij mij probeerde te slaan. Ik voelde dat hij mijn rechteroor raakte. Ik voelde en zag dat hij mij schopte.
De verklaring van [medeverdachte 1] afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2008, zakelijk weergegeven:
Ik herken de hier aanwezige verdachte als [verdachte]. Hij is de persoon waarover ik heb verklaard bij de politie.
Wij kwamen vier mensen tegen. Die groep bestond uit 1 meisje en drie jongens. Het was een beetje opgefokte sfeer. Ik was met wat mensen bezig en [verdachte] was met wat mensen bezig. Ik stond ongeveer 5 à 6 meter bij hem vandaan. Ik heb het mes eventjes gezien, [verdachte] hield hem voor de buik van die jongen. Ik heb één van die jongens nog een schop en een klap gegeven.
Op een gegeven moment waren [verdachte] en ik met een jongen bezig. We hebben geld en een telefoon afgepakt. [verdachte] had het mes.
Ten aanzien van de meervoudige fotoconfrontaties merkt de rechtbank op dat deze fotoconfrontaties op de voorgeschreven wijze zijn verricht. De rechtbank verwijst daarbij naar artikel 8 lid 2 Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek (verder te noemen 'het Besluit').
De rechtbank constateert daarbij in het bijzonder met betrekking tot [verbalisant] dat nu blijkt dat [verbalisant] (proces-verbaal meervoudige fotoconfrontatie, PV-nummer 07-143230 en aanvullend proces-verbaal van bevindingen PL01KF/07-143227) op voorhand niet wist wie de verdachte was en zij niet was belast met het politieonderzoek naar de verdachte, de fotoconfrontatie in overeenstemming met het Besluit is verlopen. Dat tijdens de confrontatie is gebleken dat verbalisant één van de getoonde personen, te weten verdachte, kende, staat daar niet aan in de weg. Het eveneens door de raadsman opgeworpen bezwaar dat [verbalisant] mogelijk niet door de korpsbeheerder is aangewezen als ter zake de confrontatie deskundige politieambtenaar is naar oordeel van de rechtbank niet van belang nu dit vereiste blijkens artikel 6 van het Besluit slechts geldt voor de leider van de confrontatie, hetgeen [verbalisant] niet was, en de confrontatie derhalve conform het Besluit is verlopen.
De raadsman heeft bezwaar gemaakt tegen het gebruik van de verklaringen van de medeverdachten nu die hem na het tonen van een enkele politiefoto van zijn cliënt hebben aangewezen als de mededader.
De rechtbank deelt dat bezwaar niet. Ten aanzien van de enkelvoudige fotoconfrontaties die hebben plaatsgevonden bij [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] merkt de rechtbank het navolgende op. Voorafgaand aan het onderzoek naar de verdachte, liep er al een ander politieonderzoek waarbij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] betrokken waren. Tijdens in dat kader afgenomen verhoren is ook de aanhangige strafzaak aan het licht gekomen en is de naam van verdachte genoemd. In die verhoorsituatie is aan de medeverdachten een foto van verdachte getoond, die op dat moment dus al verdacht werd van het gepleegde feit. Gelet op de chronologie van de verhoren is de gang van zaken aldus dat [medeverdachte 3] verklaart over een zekere [verdachte]; daaropvolgend is [medeverdachte 1] gevraagd naar de rol/aanwezigheid van verdachte en ook medeverdachte [medeverdachte 2] is eerst ondervraagd, waarbij de identiteit van verdachte naar voren kwam, en daarna is pas een foto van verdachte aan hem getoond.
Deze wijze en volgorde van verhoren acht de rechtbank legitiem.
Ook het door de raadsman gevoerde verweer met betrekking tot de meervoudige fotoconfrontaties dat er met de geconstateerde gebreken ten aanzien van het tijdstip van tonen dusdanig slordig politiewerk is geleverd dat het onderliggende dossier geen basis kan vormen voor de overtuiging dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan wordt door de rechtbank niet gehonoreerd.
De rechtbank merkt wel op dat de meervoudige fotoconfrontaties die gedaan zijn, nadat de identiteit van de verdachte bekend was geworden, lang op zich hebben laten wachten. De rechtbank verbindt hieraan evenwel geen gevolgen en zal een aantal van deze confrontaties als bewijsmiddel gebruiken, nu uit de aard van de herkenningen afgeleid kan worden dat dit tijdsverloop niet aan de geloofwaardigheid van deze herkenningen afdoet. De rechtbank doelt hierbij op de herkenningen van [aangever 2] en [aangever 4] die beiden hebben verklaard verdachte te herkennen en zij beiden het gelaat van verdachte langere tijd hebben gezien en zich zelfs specifieke kenmerken herinneren en daaromtrent ook hebben verklaard.
Dat zich naast een aantal herkenningen ook een aantal niet herkenningen in het dossier bevinden doet niet af aan de overtuiging van de rechtbank. Daarbij speelt het voornoemde tijdsverloop wel een rol.
Met betrekking tot de door de raadsman gestelde collusie tussen de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] overweegt de rechtbank dat daarvan niet is gebleken en nader onderzoek daarnaar niet in de rede ligt nu voor de door de raadsman veronderstelde reden daartoe geen aanleiding blijkt.
De rechtbank zal de verklaringen van deze medeverdachten gebruiken voor het (overtuigende) bewijs.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] waarbij hij verklaart dat hij de beroving, zoals onder feit 1 tenlastegelegd, met verdachte heeft gepleegd geloofwaardig. Verdachte stelt zich op het standpunt dat [medeverdachte 1] een valse verklaring over hem heeft afgelegd. De rechtbank acht dit niet aannemelijk nu de verklaring van [medeverdachte 1] past in de veelheid van verklaringen die zijn afgelegd over de aanwezigheid van verdachte op 10 november 2007 op en in de omgeving van het plaats delict, en voorts de door verdachte veronderstelde reden voor deze valsheid niet aannemelijk is geworden.
De rechtbank acht het onder feit 2 A tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte hiervan vrij.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot de volgende bewezenverklaring:
1.
A)
hij op 10 november 2007 in de gemeente Groningen
op de openbare weg aan/nabij [plaats delict 1]en/of [plaats delict 2], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een mobiele telefoon, toebehorende aan [aangever 1], en
- een portemonnee, toebehorende aan [aangever 2],
welke diefstallen werden voorafgegaan en vergezeld van
geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] en [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstallen voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte met zijn mededader,
- een mes aan die [aangever 1] en [aangever 2] heeft getoond, en
- vervolgens dat mes tegen de keel van die [aangever 2] heeft gezet/gehouden, en
- (daarbij) tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft gezegd "geef mij
geld" en/of "geef mij je telefoon" en/of "Ik heb genoeg meegemaakt en steek
je zo neer" en/of "Maak je zakken leeg en geef me je geld" en/of "Weet je
waar ik moet steken om je flink te laten bloeden", en
- die [aangever 1] heeft vastgepakt en heeft getrapt/geschopt, en
- aldus een voor die [aangever 1] en [aangever 2] bedreigende situatie heeft geschapen;
B)
hij op 10 november 2007 in de gemeente Groningen op/nabij [plaats delict 1]en/of [plaats delict 2],
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] en [aangever 3] heeft
gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, toebehorende aan die [aangever 1] en [aangever 3], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte met zijn mededader
- een mes aan die [aangever 1] heeft getoond, en
- dat mes tegen de keel van [aangever 2] heeft gezet/gehouden, en
- (daarbij) heeft gezegd "geef mij geld" en/of "geef mij je telefoon" en/of "Ik heb genoeg meegemaakt en steek je zo neer" en/of "Maak je zakken leeg en geef me je geld" en/of "Weet je waar ik moet steken om je flink te laten bloeden", en
- die [aangever 1] en/of [aangever 3] heeft vastgepakt en heeft getrapt/geschopt, en
- aldus een voor die [aangever 1] en [aangever 3] bedreigende situatie heeft geschapen;
2.
B)
hij op 10 november 2007 in de gemeente Groningen op de openbare weg aan/nabij [plaats delict 2],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 4] te dwingen tot de afgifte van
geld geheel toebehorende aan [aangever 4],
- tegen die [aangever 4] heeft gezegd: "Heb je vijf euro" en "Ik wil geld" en
"Geef mij geld", en
- een mes in de richting van die [aangever 4] heeft gehouden, en
- aldus een voor die [aangever 4] bedreigende situatie heeft geschapen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1 A Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor nachtrust bestemde tijd en op de openbare weg, meermalen gepleegd.
1 B Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
2 B Poging afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van de onder 1 sub A en B tenlastegelegde diefstal met geweld en de afpersing beiden in vereniging gepleegd en onder feit 2 sub B tenlastegelegde poging afpersing wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij gebrek aan overtuigend bewijs verdachte vrij te spreken.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen ter terechtzitting en een aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage door de reclassering, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voort heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat het navolgende in aanmerking genomen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met [medeverdachte 1] de [aangever 2] en [aangever 1] onder dreiging van een mes en met de bewoordingen zoals vervat in de tenlastelegging hebben gedwongen tot afgifte van hun geld en een mobiele telefoon en tevens dat verdachte, eveneens door het tonen van een mes en op verbaal agressieve toon, heeft getracht [aangever 4] te bewegen tot afgifte van zijn geld.
Verdachte heeft een voorname rol gespeeld bij deze berovingen en poging tot beroving, welke grote impact hebben gehad op de slachtoffers, zoals ook tot uitdrukking is gebracht in een ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring. Het handelen van verdachte is fors bedreigend geweest en draagt bij aan maatschappelijke gevoelens van onveiligheid, te meer nu er meerdere mensen getuige zijn geweest van zijn handelen en de berovingen in de nachtelijke uren hebben plaatsgevonden onder slachtoffers die voornemens waren een gezellige avond uit te gaan.
De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het feit dat verdachte specifieke recidive heeft op dit gebied en dat verdachte tijdens zijn proeftijd, ondanks reclasseringcontact, weer in de fout is gegaan.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsrapportage waaruit naar voren komt dat verdachte weinig coöperatief is geweest. De reclassering acht, indien een aantal omstandigheden in verdachtes leven niet veranderen, de kans op herhaling aanwezig. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een diagnose met betrekking tot zijn psychisch/emotionele problematiek terwijl eerder contact met de AFPN, in het kader van een opgelegd justitieel toezicht, niet van de grond is gekomen.
De totstandkoming van een (verdere) behandeling van verdachtes problematiek is daarmee niet in het zicht.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever 2], wonende te [woonplaats aangever 2].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor het bedrag zoals gevorderd en verzoekt daarbij tot oplegging van de maatregel tot schadevergoeding en verdachte hoofdelijk aansprakelijk te stellen met zijn mededader.
Standpunt van de verdediging
De vordering is ter terechtzitting gemotiveerd bestreden. Door de raadsman is aangevoerd dat het tenlastegelegde niet overtuigend bewezen kan worden en derhalve de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank het onder 1 A en B tenlastegelegde bewezen heeft verklaard is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 1000,00 in zijn geheel toewijzen.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart het onder feit 2 A tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder feit 1 A en B en onder feit 2 B tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIERENTWINTIG MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2], wonende te [woonplaats aangever 2], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1000,00 (zegge: éénduizend euro) voor immateriële schade.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover deze al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1000,00 (zegge éénduizend euro) ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 2], wonende te [woonplaats aangever 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1000,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, G. Laman en H.J. Bastin, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2008.