ECLI:NL:RBGRO:2008:BD6219

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
18 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
102574 / JE RK 08-511
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 juni 2008 een beschikking gegeven inzake de verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het verzoek tot deze machtiging werd ingediend door het bureau jeugdzorg te Groningen op 9 juni 2008, met een onderbouwing van de problematiek van de minderjarige, die gediagnosticeerd is met PDD-NOS en gedragsstoornissen. De ouders van de minderjarige hebben hun instemming met de opname in een gesloten jeugdzorg accommodatie schriftelijk bevestigd. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als de jeugdreclassering en de minderjarige zelf zijn gehoord. De minderjarige vertoonde ernstig problematisch gedrag, waaronder agressie naar zijn ouders en anderen, wat leidde tot een onveilige thuissituatie. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige tegen zichzelf en zijn omgeving beschermd moest worden en dat een plaatsing in een beperkt beveiligde instelling noodzakelijk was. De kinderrechter bekrachtigde de voorlopige machtiging van 10 juni 2008 en verleende de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, tot 10 december 2008. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 102574 / JE RK 08-511
beschikking kinderrechter d.d. 18 juni 2008
inzake
[de minderjarige] minderjarige], geboren in de gemeente Groningen [in 1991,]
kind van:
[vader],
wonende te [adres],
en
[moeder],
wonende te [adres].
De ouders zijn belast met het gezag over voornoemde minderjarige.
PROCESGANG
Op 9 juni 2008 heeft het bureau jeugdzorg te Groningen (bjz) een verzoekschrift ingediend, gedateerd 9 juni 2008, strekkende tot het verlenen van een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Daarbij is overgelegd een verklaring van de ouders waaruit blijkt dat zij instemmen met een opname, verblijf en behandeling van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, alsmede een evaluatie plan van aanpak, een indicatiebesluit en een verklaring van een gedragswetenschapper.
Op dit verzoekschrift heeft de kinderrechter op 10 juni 2008 een beschikking gegeven.
Nu het een verlening van een machtiging tot plaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg betreft is ambtshalve als raadsman toegevoegd mr. E.P. Groot.
Op 18 juni 2008 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: vader, moeder, mevrouw M. Voorintholt, jeugdreclasseerder en mevrouw B.S. Mulder, namens bjz.
[de minderjarige] is, bijgestaan door mr. E.P. Groot, apart door de kinderrechter gehoord.
OVERWEGINGEN
Bij beschikking van 10 juni 2008 is een voorlopige machtiging tot gesloten jeugdzorg verleend met ingang van 10 juni 2008 voor de duur van vier weken. Voorts is de beslissing over de langer verzochte duur van de machtiging aangehouden.
Standpunt bjz en jeugdreclassering
[de minderjarige] is gediagnosticeerd met PDD-NOS en een gedragsstoornis op het vlak van autoriteit. Hij heeft problemen met het reguleren van zijn agressie; hij is ongeduldig, heeft een slechte impulscontrole, is snel geïrriteerd en koppig. Hij loopt een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcohol- en drugproblemen.
[de minderjarige] woont vanwege een negatieve uitplaatsing van zijn woongroep sinds 8 april jl. weer bij vader. Hij is op 13 mei 2008 gestart met de dagbehandeling bij de FJP in Assen. Omdat [de minderjarige] op dit moment in JJI de Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist verblijft, kan de behandeling nu geen doorgang vinden. Zodra [de minderjarige] in de BBI van het Poortje geplaatst wordt, kan de behandeling weer opgepakt worden.
Naar moeder is hij fysiek en verbaal agressief; hij mishandelt haar. Ook naar vader en zus is [de minderjarige] gewelddadig. Op 19 mei jl. is het zodanig geëscaleerd dat [de minderjarige] fysiek agressief is geweest naar vader en zijn zus. Daarna heeft hij hen bedreigd met een mes en gedreigd hen wat aan te doen. Dezelfde avond is hij slaags geraakt met een vrouw uit de buurt. Op 5 juni jl. is het eveneens geëscaleerd en heeft [de minderjarige] vader mishandeld.
[de minderjarige] kan vanwege zijn agressie en (het risico op) escalaties niet langer thuis blijven wonen en zal geplaatst moeten worden in de BBI van het Poortje. Hij moet tegen zichzelf in bescherming worden genomen evenals zijn omgeving tegen hem beschermd moet worden.
[de minderjarige] staat niet onder toezicht en heeft derhalve geen gezinsvoogd. [de minderjarige] wordt wel begeleid door de jeugdreclassering in verband met een veroordeling terzake straatroof. De jeugdreclasseerder heeft in casu de regie.
Ter zitting wordt het verzoek gewijzigd in die zin dat een gesloten machtiging wordt verzocht voor de duur van zes maanden.
Naar de mening van bjz dient de komende periode gewerkt te worden aan het behalen van de volgende doelen:
- [de minderjarige] zet zich in om het contact met ouders te verbeteren;
- [de minderjarige] geeft openheid over zijn activiteiten;
- [de minderjarige] uit zijn boosheid op een geaccepteerde manier;
- [de minderjarige] toont respect voor ouders en accepteert geldende regels;
- [de minderjarige] is zich ervan bewust dat hij in elke situatie verantwoordelijk is voor zijn eigen gedrag en keuzes;
- [de minderjarige] is in staat om positieve en sociaal aanvaardbare keuzes te maken;
- [de minderjarige] houdt zich aan de afspraken en regels die gelden op de groep;
- [de minderjarige] heeft inzicht in zijn problematiek en weet hier mee om te gaan.
Standpunt vader
Het gedrag van [de minderjarige] werd zodanig problematisch dat hij nergens te handhaven was. Vader geeft aan dat hij alleen nog maar bij hem kon worden geplaatst. Echter, vader geeft ook aan dat de thuissituatie met [de minderjarige] onveilig was/is en dat hij niet bij hem kon/kan verblijven.
Vader gaat akkoord met het ter zitting gedane verzoek de machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden.
Standpunt moeder
Moeder geeft aan dat [de minderjarige] niet bij haar kan verblijven, omdat dat een onveilige situatie oplevert. Moeder gaat akkoord met een uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden.
Standpunt door en namens [de minderjarige]
Door en namens [de minderjarige] is het navolgende naar voren gebracht. [de minderjarige] kan zich vinden in een plaatsing in de BBI, maar wil niet gesloten geplaatst worden. Hij wil graag een behandeling volgen om te leren omgaan met zijn agressie.
Beoordeling kinderrechter
[de minderjarige] staat niet onder toezicht. Een gesloten machtiging kan in een dergelijk geval slechts worden verleend, zo bepaalt artikel 29b, tweede lid, WJZ, indien de voogdij over de jeugdige bij een stichting berust, of degene die het gezag over hem uitoefent, met de opneming en het verblijf instemt.
In casu hebben ouders een verklaring overgelegd waaruit hun instemming met de opneming van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg blijkt.
De kinderrechter is van oordeel dat de beschikking van 10 juni 2008 op juiste gronden is gegeven, zodat deze beschikking moet worden bekrachtigd, met dien verstande dat de machtiging wordt verleend voor de duur van zes maanden.
De kinderrechter is van oordeel dat [de minderjarige] geplaatst moet worden in een beperkt beveiligde instelling (BBI). Hij moet tegen zichzelf in bescherming genomen worden, evenals dient zijn omgeving tegen hem beschermd te worden. In de thuissituatie bij vader hebben zich ernstige escalaties voorgedaan. [de minderjarige] heeft vader meerdere malen bedreigd en mishandeld. Ook heeft hij moeder en zijn zus bedreigd en mishandeld.
Tijdens zijn verblijf binnen de Base Groep is [de minderjarige] betrokken geweest bij een groepsopstand, bedreigingen en vernielingen. Hij bedreigde en intimideerde bovendien de groepsleiding. Vanwege deze omstandigheden is hij bij de Base Groep negatief uitgeplaatst.
Op school hebben zich soortgelijke problemen voorgedaan met als gevolg dat [de minderjarige] is geschorst.
[de minderjarige] volgt een dagbehandeling bij het FJP te Assen. Echter, vanwege zijn plaatsing in JJI de Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist kan deze thans geen doorgang vinden.
De kinderrechter is van oordeel dat het van belang is dat deze behandeling door kan blijven gaan. Om dat mogelijk te maken acht de kinderrechter het raadzaam dat [de minderjarige] geplaatst wordt in de BBI van het Poortje.
Op grond van het voorgaande en de verkregen informatie, zoals in opgemeld verzoek aangegeven en ter terechtzitting aangevuld, alsmede gelet op eerder vermelde verklaring van de gedragswetenschapper, is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg moet worden verleend. [de minderjarige] heeft ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Genoemde factoren maken dat opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hij zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
BESLISSING
bekrachtigt de beschikking van 10 juni 2008, met dien verstande dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg wordt verleend voor de duur van zes maanden, derhalve tot 10 december 2008;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2008.
WJD
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.