ECLI:NL:RBGRO:2008:BC8703

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
18 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
350654 EJ VERZ 08-28
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van wederrechtelijk verkregen videobeelden als bewijs in een arbeidsgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 18 maart 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de publieke rechtspersoon Ability en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. Ability verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, nadat er herhaaldelijk kwetsende en bedreigende briefjes in de kledingkasten van werknemers waren aangetroffen. Na een intern onderzoek en het inschakelen van de politie, heeft Ability besloten een verborgen camera te plaatsen om de dader te identificeren. De beelden toonden [verweerster] die een briefje in een kastje stopte, wat leidde tot de schorsing van haar dienstverband.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de toelaatbaarheid van de videobeelden als bewijs onderzocht. Hij oordeelde dat het gebruik van de verborgen camera niet vooraf kenbaar was gemaakt aan de werknemers, wat betekent dat de beelden in beginsel als wederrechtelijk verkregen moeten worden beschouwd. Desondanks heeft de rechter de belangenafweging gemaakt tussen het recht van de werkgever om onrechtmatigheden op te sporen en het recht van de werknemer op privacy. De kantonrechter concludeerde dat, gezien de ernst van de situatie en de herhaalde overtredingen door [verweerster], het gebruik van de beelden in deze specifieke context gerechtvaardigd was.

De rechter oordeelde dat er voldoende dringende redenen waren voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, mede omdat er geen ander passend werk voor [verweerster] beschikbaar was binnen Ability. De kantonrechter heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en is openbaar gemaakt op 18 maart 2008.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak/rolnummer: 350654 EJ VERZ 08-28
beschikking d.d. 18 maart 2008
in de zaak van:
de publieke rechtspersoon ABILITY,
gevestigd te Uithuizen, Nijverheidsweg 12,
verzoekster, hierna te noemen Ability,
mr. D. Kuijken, advocaat te Groningen (postbus 1100, 9701 BC),
tegen
[verweerster]. Wonende te [adres]
verweerster, hierna te noemen [verweerster],
gemachtigde mr. J. Houben, werkzaam bij ABVAKABO FNV Regio Noord te Groningen (postbus 11043, 9700 CA).
PROCESGANG
Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 22 januari 2008, heeft Ability de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht, kosten rechtens.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 maart 2008. Partijen, Ability vertegenwoordigd door de heer [A.] en mevrouw [B.], zijn verschenen, vergezeld van hun respectieve gemachtigden. Zij hebben hun standpunten (nader) uiteengezet, [verweerster] mede aan de hand van pleitaantekeningen. Ter zitting is door Ability een korte video getoond. Van het verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden. Ten slotte is de beschikking bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1.1 De kantonrechter gaat uit van de navolgende vaststaande feiten, zijnde deze over en weer door een partij gesteld en niet, dan wel niet voldoende door de andere partij weersproken, al dan niet gestaafd en in zoverre niet weersproken door de overgelegde stukken.
1.2 [verweerster], geboren op 4 september 1984 en dus 23 jaar oud, is sinds 31 oktober 2005 voor 80% van een volledig dienstverband in dienst bij Ability in de functie van medewerker AMA tegen een laatstgenoten salaris van € 1.102,40 bruto per maand. Ability is een openbaar lichaam dat belast is met de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (verder: WSW). [verweerster] ontvangt vanaf haar 18de jaar een Wajong-uitkering en heeft een indicatie op grond van de WSW. [verweerster] is als gevolg van haar beperkte intellectuele mogelijkheden slechts geschikt om eenvoudig werk te verrichten in een duidelijke werksetting met heldere taken en onder gespecialiseerde begeleiding. [verweerster] werkt op in de door Ability geëxploiteerde Werkvoorziening op de inpakafdeling. Op deze afdeling werkt een grotere groep van ongeveer 120 werknemers gezamenlijk in één ruimte onder gespecialiseerde begeleiding.
1.3 Vanaf eind 2006 is Ability ermee geconfronteerd dat meerdere werknemers van de inpakafdeling in hun kledingkastje (locker) briefjes aantroffen met zeer kwetsende en bedreigende teksten. Ability heeft een onderzoek ingesteld waaruit naar voren kwam dat [verweerster] mogelijk iets met de briefjes te maken had. In mei 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden waarin [verweerster] desgevraagd heeft aangegeven niets met de briefjes te maken te hebben.
1.4 Op 20 juni 2007 gaf één werknemer, die herhaaldelijk briefjes in haar kledingkastje had aangetroffen, te kennen dat zij [verweerster] bij haar kledingkastje had gesignaleerd waarop zij [verweerster] had aangesproken en [verweerster] 'iets' had terug gezegd. Ability heeft aan [verweerster] deze melding voorgehouden maar [verweerster] heeft wederom ontkend iets met de briefjes te maken te hebben. Omdat één van dames kennelijk niet de waarheid sprak, heeft Ability beiden op non-actief gesteld met het verzoek thuis goed over de situatie na te denken en de mogelijkheid te geven op de verklaring terug te komen. [verweerster] heeft tegen de op nonactiefstelling schriftelijk geprotesteerd en daarbij ontkend iets met de briefjes te maken te hebben. Op 25 juni 2007 heeft Ability met beide dames gesproken. Bij gebreke aan een aanwijzing dat één van de twee niet de waarheid sprak heeft Ability de op nonactiefstelling van beiden opgeheven.
1.5 Omdat onverminderd briefjes werden gevonden en de onrust op de afdeling groter werd, heeft de directeur in een plenaire bijeenkomst met alle werknemers het dringende verzoek gedaan aan de dader zich te melden. Wanneer deze dat zou doen binnen drie dagen, zou de naam niet bekend worden gemaakt. Tevens heeft de directeur gewaarschuwd dat wanneer de dader op andere wijze later bekend zou worden, dit voor deze grote consequenties zou krijgen. Niemand heeft zich gemeld. In de maanden daarna zijn geen briefjes gevonden.
1.6 In september 2007 werden wederom briefjes gevonden met zeer beledigende en bedreigende teksten. Ability heeft daarop de politie ingeschakeld. In overleg met de politie is een verborgen camera opgehangen in de ruimte met de kledingkasten. Op 23 oktober 2007 werd in één van de kledingkasten een briefje gevonden. Ability heeft vervolgens de opnamen van die dag bekeken. Daarop valt te zien dat [verweerster] binnenkomt en de deur sluit, handschoenen aanheeft, een briefje tussen de deur en de rand van een kledingkastje naar binnen schuift en naar haar eigen kastje loopt. Verderop op de band is te zien dat een medewerker het bewuste briefje in haar kledingkastje vindt.
1.7 Op 30 oktober 2008 heeft mevrouw [B.], sectormanager bij Ability, bij de politie een verklaring afgelegd. Bij de politie is op 5 november 2007 aangifte gedaan door de medewerker die het briefje in haar kastje aantrof. Daarbij is ook aangifte gedaan van het feit dat door een derde op haar naam spullen zijn besteld bij Wehkamp. Ook op
5 november 2007 is [verweerster] ontboden op het politiebureau en als verdachte gehoord.
1.8 Op 5 november 2007 is [verweerster] door Ability geschorst hetgeen bij brief van die datum schriftelijk is bevestigd. Bij brief van 8 november 2007 heeft [verweerster] tegen de schorsing geprotesteerd en daarbij te kennen gegeven dat zij niets met de briefjes te maken had en dat zij geen spullen bij Wehkamp heeft besteld op naam van haar collega.
1.9 Na diverse gesprekken met [verweerster] heeft Ability begin december 2007 te kennen gegeven dat voortzetting van het dienstverband niet mogelijk was, zulks gelet op de ontstane onrust en omdat ander passend werk binnen haar organisatie niet beschikbaar was in verband met de beperkingen van [verweerster]. Aan [verweerster] is overplaatsing aangeboden bij een collega-werkvoorziening in de regio, te weten Fivelingo. Fivelingo bleek daartoe bereid. Na bedenktijd heeft [verweerster] op 13 december 2007 via haar toenmalige gemachtigde laten weten niet met overplaatsing akkoord te gaan. Ook van een hernieuwd aanbod tot overplaatsing bij Fivelingo heeft [verweerster] op 18 december 2007 geen gebruik willen maken.
Het standpunt van Ability
2. Ability beroept zich - samengevat en zakelijk weergegeven - op de vaststaande feiten en stelt dat gelet op alle omstandigheden van het geval sprake is van een dringende reden en in ieder geval van een verandering van omstandigheden waardoor het dienstverband niet in stand kan blijven. Zowel ten overstaan van de politie als op 15 november 2007 bij Ability heeft [verweerster] een volledige bekentenis afgelegd. Ability heeft tot taak een beschermende omgeving voor haar werknemers te creëren en heeft een grote verantwoordelijkheid naar al haar werknemers, met name ook naar degenen die door de kwetsende briefjes getroffen werden. De briefjes hebben grote onrust veroorzaakt. Ability heeft geen ander passend werk voor [verweerster]. Het is onvermijdelijk dat [verweerster] in veelvuldig contact komt met de medewerkers die door de briefjes van [verweerster] zijn getroffen. Naast haar verantwoordelijk-heden als werkgever heeft Ability taken bij het uitvoeren van de WSW. Na beëindiging van het dienstverband met [verweerster] komt [verweerster] weer op de wachtlijst bij Ability te staan. Dat is de "spagaat" waarin Ability zich bevindt. Zij zal zich dan weer inspannen om voor [verweerster] passend werk te vinden, iets wat gelet op de beperkingen van [verweerster] niet eenvoudig zal zijn. Het is daarom eens te meer teleurstellend dat [verweerster] het herhaalde aanbod tot overplaatsing naar Fivelingo heeft geweigerd. Fivelingo had voor passend werk kunnen zorgen, wat voor [verweerster] om meerdere redenen van groot belang is. Fivelingo, zo is afgelopen week gebleken, is als gevolg van nieuwe regels per 1 januari 2008 niet meer in de gelegenheid haar aanbod gestand te doen. Abiliy ziet geen reden een billijke vergoeding toe te kennen aan [verweerster].
Het standpunt van [verweerster]
3. [verweerster] blijft - samengevat en zakelijk weergegeven - bij haar standpunt dat zij onschuldig is en dat zij geen briefjes in de kastjes heeft gedaan met beledigende dan wel bedreigende teksten. Zij ontkent dat zij bij de politie en bij Ability een volledige bekentenis heeft afgelegd. Het proces-verbaal van haar verhoor bij de politie zit niet bij de stukken in dit geding. Het overige bewijs berust op "van horen zeggen". Gebruik van verborgen camera's dient bekend te worden gemaakt bij de werknemers en de ondernemingsraad, hetgeen niet is gebeurd. De ondernemingraad dient instemming te verlenen tot het gebruik. Er is voorts geen melding gedaan van het gebruik van de camera bij het College Bescherming Persoongegevens. De opnamen met de verborgen camera zijn wederrechtelijk en dus onrechtmatig verkregen, en kunnen in deze procedure niet als bewijs worden gebruikt. Er is geen aanleiding de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zeker nu [verweerster] geen mogelijkheden heeft ander werk te vinden dan in de sociale werkvoorziening.
De beoordeling
4. Nu [verweerster] blijft ontkennen dat zij de kwetsende briefjes in de kledingkastjes heeft gestopt, er geen rechtsreeks bewijs over haar rol hierin in het dossier beschikbaar is en nog geen vervolging, laat staan veroordeling heeft plaatsgevonden, speelt de ter zitting getoonde video een rol van betekenis. [verweerster] heeft aangevoerd dat de video-opnamen wederrechtelijk zijn verkregen en dus niet als bewijs mogen worden gebruikt. De kantonrechter overweegt het volgende.
5. Op basis van hetgeen ter zitting is besproken, kan worden aangenomen dat het gebruik van de verborgen camera niet kenbaar is gemaakt bij Ability, zoals bedoeld in artikel 139f Wetboek van Strafrecht (Sr.). Uit de Nadere Memorie van Toelichting, Eerste Kamer, 2002-2003, nr. 57c, blijkt uit de daarin opgenomen toelichting van Minister van Justitie dat de minister van oordeel is dat het gebruik van verborgen camera's in een onderneming, ook wanneer deze wordt gebruikt om gevallen van fraude en diefstal op te sporen, vooraf kenbaar moet zijn gemaakt teneinde de wederrechtelijkheid op te heffen. Het voorgaande betekent dat er in beginsel van kan worden uitgegaan dat in dit geval de videobeelden wederrechtelijk zijn verkregen in de zin van artikel 139f Sr.
6. Het hiervoor in punt 5 overwogene betekent niet zonder meer dat videobeelden, ook als die een inbreuk zouden maken op de privacy van een werknemer, niet in een civiele procedure als bewijs kunnen worden gebruikt. In zijn arrest van 27 april 2001 (JAR 2001, 95) heeft de Hoge Raad in deze zin beslist. In een civiele procedure heeft de rechter een grote vrijheid in de waardering van het bewijs. Materiële waarheidsvinding staat voorop. In dit kader zal een belangenafweging moeten worden gemaakt, waarbij enerzijds het belang van de werkgever speelt om onrechtmatigheden in de onderneming te kunnen opsporen, en anderzijds het belang van de werknemer om beschermd te zijn tegen inbreuken op zijn privacy, ook op de werkplek.
In dit geval spelen de volgende omstandigheden bij deze belangenafwegingen een rol.
De briefjes, welke in de stukken zijn geciteerd, hebben naar het oordeel van de kantonrechter een zeer kwetsende en bedreigende inhoud, zijn op de persoon gericht, en het is alleszins begrijpelijk dat deze briefjes, die langdurig en aan meerdere werknemers in de kledingkastjes zijn gestopt, een grote onrust hebben veroorzaakt onder de werknemers binnen Ability. Van Ability mag worden verwacht dat zij er alles aan doet de dader op te sporen.
Uit de inspanningen en onderzoeken die Ability heeft gedaan, zoals in de vaststaande feiten omschreven, blijkt wel hoe moeilijk het is geweest de dader op te sporen. Ook de plenaire bijeenkomst waarin door de directeur op de gevolgen van de briefjes voor de werknemers en voor de dader is gewezen, bracht geen resultaat. Nu deze ingezette middelen geen resultaat hadden opgeleverd en het verspreiden van briefjes door is gegaan en daarmee de onrust binnen Ability groter werd, mocht Ability in deze situatie van bewijsnood concluderen dat het opsporen van de dader dringend nodig was en niet anders dan met gebruikmaking van een verborgen camera kon slagen. Daarbij overweegt de kantonrechter dat het gebruik van de verborgen camera beperkt is gebleven tot de ruimte van de kledingkasten en dus niet verder is gegaan dan strikt noodzakelijk. Daarmee heeft Ability gehandeld met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en acht de kantonrechter het verkregen bewijs bruikbaar in deze procedure.
6. De beelden zijn ter zitting getoond en aan [verweerster] voorgehouden. Zij heeft ontkend dat zij degene is die op de video het briefje in de kledingkast schuift. De kantonrechter gaat er van uit dat onvermogen hierbij een rol speelt. Voor de kantonrechter is het duidelijk dat [verweerster] het briefje in de kledingkast stopte. Ook dit briefje had, zoals niet is weersproken, de kwetsende en bedreigende teksten gericht aan de collega. In het licht van de geschetste omstandigheden neemt de kantonrechter aan dat [verweerster] ook degene is geweest die alle andere briefjes heeft verspreid. Het moet [verweerster] duidelijk zijn geweest dat dit niet door de beugel kon. Anders kan de kantonrechter niet verklaren dat het verspreiden van de briefjes na de plenaire bijeenkomst met de directeur enige maanden is gestopt. Toch is zij weer begonnen met het verspreiden van de briefjes. Een en ander levert op zichzelf een dringende reden op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De navolgende omstandigheden spelen daarbij ook een rol.
7. Voldoende aannemelijk is geworden dat voor [verweerster] geen ander passend werk binnen Ability beschikbaar is. Daarbij spelen de beperkingen van [verweerster] een rol, waardoor zij dus beperkt inzetbaar is. Ook het feit dat zij onvermijdelijk veelvuldig in contact komt met de collega's die door de briefjes zijn gekwetst of bedreigd, is van belang. Dat [verweerster] kennelijk geen inzicht heeft in de gevolgen van haar gedrag maakt de situatie voor Ability nog gecompliceerder. Het is daarom voor de kantonrechter begrijpelijk dat Ability in deze situatie in haar rol als werkgever geen andere mogelijkheid ziet dan ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken.
Daarnaast heeft Ability zich aantoonbaar ingespannen voor [verweerster] alternatief passend werk te vinden en is het enkel aan de weigerachtige houding van [verweerster] te wijten dat dit geen doorgang heeft gevonden. Fivelingo, zo is in de week voorafgaand aan de zitting gebleken, is als gevolg van nieuwe regels per 1 januari 2008 niet meer in de gelegenheid haar aanbod gestand te doen. Hoewel de kantonrechter zich bewust is van de beperkingen van [verweerster], moet haar houding in de geschetste omstandigheden voor haar risico komen.
8. De slotsom van al het voorgaande is dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden en wel op grond van dringende redenen. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met een opzegverbod. De kantonrechter ziet geen aanleiding aan [verweerster] een vergoeding toe te kennen.
9. In de persoonlijke beperkingen van [verweerster] ziet de kantonrechter aanleiding de kosten van de procedure te compenseren in de zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen Ability en [verweerster] met ingang van heden;
compenseert de kosten van deze procedure in de zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 18 maart 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.