ECLI:NL:RBGRO:2008:BC8250

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
31 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670008-08 (promis)
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval met graafmachine op zebra; roekeloos rijgedrag onder slechte zichtomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 31 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 26 april 2007. De verdachte, bestuurder van een mobiele graafmachine, reed over de Veemarktstraat in Groningen en heeft een voetgangster, die op een voetgangersoversteekplaats overstak, overreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een snelheid van ongeveer 30 kilometer per uur reed en dat hij niet voldoende oplettend was, ondanks dat hij wist dat zijn zicht door de giek van de graafmachine beperkt was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot de dood van de voetgangster.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De verdediging stelde echter dat er geen sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen, evenals het proces-verbaal van de verkeersongevallenanalyse. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende had geanticipeerd op verkeerssituaties en dat hij tekort was geschoten in zijn verplichting om ongevallen te voorkomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670008-08 (promis)
datum uitspraak: 31 maart 2008
op tegenspraak
raadsman: mr. F.R.H. Kuiper
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2008.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij op of omstreeks 26 april 2007 in de gemeente Groningen als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een
rijdende werktuig (mobiele graafmachine), daarmede rijdende over de weg, de
Veemarktstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een voetgangster, die
op een voetgangersoversteekplaats overstak, niet voor te laten gaan of geen
vrije doorgang te verlenen, tengevolge waarvan een botsing en/of aanrijding
en/of overrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig
en die voetgangster waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 april 2007 in de gemeente Groningen als bestuurder
van een motorvoertuig, te weten een rijdend werktuig (mobiele graafmachine),
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Veemarktstraat, een
voetgangster, die op een voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk
op het punt stond over te steken, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel
aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
art 49 lid 2 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren subsidiair 4 maanden hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden als gevolg waarvan een dodelijk ongeval heeft plaatsgevonden.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is gesteld dat er geen sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid en voorts dat geen schuld kan worden aangenomen, nu er sprake is van één verkeersovertreding en er verder uit de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de handelingen die verdachte heeft verricht in de onderhavige situatie niet kan blijken dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Oordeel van de rechtbank
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte over de Veemarktstraat, komende uit de richting van de Trompsingel, gereden heeft met een graafmachine met een snelheid van omstreeks 30 kilometer per uur en dat hij met deze graafmachine op de zebra in de Veemarktstraat de voetgangster [slachtoffer] heeft overreden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ter plekke is overleden.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de stand van giek van de door hem bestuurde graafmachine zoals zichtbaar op de foto’s (nrs. 10, 11 en 12) in het ter zitting hem voorgehouden proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse van de regiopolitie Groningen d.d. 1 december 2007, nummer 2604200715552691, ten tijde van het tenlastegelegde anders was dan deze foto’s tonen: de giek stond in een hogere stand en de daaraan bevestigde laadbak was naar voren omhoog geknikt. De breedte van die bak bedroeg ongeveer twee meter zodat links en rechts van de giek ongeveer één meter horizontaal uitsteekt.
In die stand, zo heeft verdachte verklaard, is er geen uitzicht door het rechter zijraam en is het zicht door de voorruit voor een groot gedeelte beperkt. De camera die rechts boven aan de voorkant van de graafmachine is bevestigd dient om de zichtbelemmering naar rechtsvoor de graafmachine zoveel mogelijk op te heffen.
Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat verdachte wist dat zijn zicht naar voren en rechtsvoren vanuit de cabine, in het bijzonder naar beneden, in aanzienlijke mate werd beperkt. Verdachte’s verklaring dat hij – vlak vóór de overrijding – schrok van de overstekende voetganger in zijn linker gezichtsveld, is in dat licht dan ook verklaarbaar.
Voorts is gebleken dat door inschijnend zonlicht de camera die hiervoor genoemd is geen zicht gaf op de monitor in de cabine.
Het in deze omstandigheden met genoemde snelheid van ongeveer 30 kilometer per uur met een graafmachine in het stadsverkeer rijden en een zebra overrijden getuigt naar het oordeel van de rechtbank niet van voldoende voorzichtigheid en oplettendheid. Verdachte heeft voorts kennelijk niet of niet voldoende geanticipeerd en was daardoor niet bedacht op verkeerssituaties die zich voor zijn voertuig zouden kunnen voordoen. Verdachte is derhalve tekort geschoten in zijn verplichting ongevallen te voorkomen. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden grondt de rechtbank op de volgende bewijsmiddelen.
- De verklaring van de getuige [getuige], opgenomen op pagina 13 van het proces-verbaal met nummer PL01KD/07-003723 d.d. 10 mei 2007, onder meer inhoudende:
Op de Veemarktstraat uit de richting van het centrum zag ik een kraan aan komen rijden. De kraan was al bijna bij het zebrapad en het meisje liep op het zebrapad. Ik zag dat de kraan het zebrapad opreed terwijl het meisje midden op het zebrapad liep. Ik dacht: “Hoe kan dit nou, waarom zien ze elkaar niet.” Direct het volgende moment werd het meisje geschept door de kraan.
- De verklaring van verdachte, opgenomen op pagina 21 van voormeld proces-verbaal, onder meer inhoudende:
Ik reed ongeveer 32 à 33 km/u. Nabij de zebra zag ik dat er een jongen voor de bak langs liep. Met ‘bak’ bedoel ik het schepgedeelte van de machine. Deze jongen kwam voor mij van rechts. Ik schrok hiervan en direct hoorde ik een klap.
- Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse d.d. 1 december 2007, pagina 9:
2.4.1 Uitzicht bestuurder.
De rechter voorstijl van de cabine gaf wel zichtbelemmering naar rechts. Tevens werd het zicht door de rechterzijruit enigszins beperkt door het vuil op deze ruit en het invallende zonlicht (foto 15). Tevens was deze graafmachine voorzien van een camera die het gebied rechts naast het voertuig op een monitor in de cabine zichtbaar maakte.
- Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse d.d. 1 december 2007, pagina 10:
4.1.1 Uitzicht
Door ons zijn buiten de zichtbeperkende omstandigheden van het voertuig genoemd onder 2.4.2 geen uitzichtbelemmerende omstandigheden aangetroffen die van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval.
- Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse d.d. 1 december 2007, pagina 11:
5.2 Oorzaak, toedracht en gevolg
Het ongeval is ontstaan doordat de bestuurder van de graafmachine rijdende in de richting van de Griffeweg de zich inmiddels op de omschreven voetgangersoversteekplaats bevindende voetgangster niet heeft opgemerkt en deze heeft aangereden. De voetgangster bevond zich op dat moment inmiddels minimaal ca. 3.20 meter op de voetgangersoversteekplaats.
Gezien het feit dat de voetgangster door het rechtervoorwiel is overreden zijn wij van mening dat de voetgangster zich rechtsvoor het voertuig bevond op het moment dat zij door het voertuig werd geraakt.
- Het verslag d.d. 27 april 2007, opgemaakt door J. Toussaint, forensisch geneeskundige, verbonden aan de Hulpverleningsdienst Groningen, betreffende overlijden van [slachtoffer], onder meer inhoudende:
De ribbenkast is (meest aan de linkerzijde) geplet met vele ribfracturen. In de rechterlies is een enorme scheur waardoor een flink stuk van de darmen naar buiten is gekomen. De scheur loopt door onder het schaambeen richting de anus.
Conclusie: Vrouw van 21 jaar, omgekomen ten gevolge van zwaar letsel, waarbij zij is geplet en een deel van de buikorganen naar buiten is geperst.
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Ik reed met gelijkmatige snelheid. Door inval van zonlicht in de camera rechtsvoor op de graafmachine had ik slecht zicht op de monitor. In de zomer heb ik regelmatig last van invallend zonlicht in de camera of op de monitor. Ik heb naar rechts bijna geen zicht door de rechterzijruit, omdat de giek het uitzicht belemmert.
Het ongeval kwam niet door het giekdeel dat zich voor de voorruit bevindt en het zicht belemmert (zoals op foto 12 gesuggereerd wordt) maar meer door de bak (die zich in het zichtveld van de voorruit bevindt tijdens het rijden) en het schuine deel van de giek rechtsvoor en rechts opzij. De bak belemmert het uitzicht naar voren nog veel meer dan uit de foto’s in het proces-verbaal blijkt.
Ik heb niets gezien dus ik ben gewoon doorgereden. Ik kwam door mijn werk aan de Hereweg geregeld langs de Griffeweg en kende de verkeerssituatie met de zebra aldaar. Volgens mij ben ik voorzichtig genoeg geweest, maar ik heb kennelijk iets gemist.
Ik stop niet altijd voor een zebra: als er niets aankomt rijd ik door; ook omdat het remsysteem op de graafmachine zorgt voor een plotselinge stilstand, en dat onveilige situaties creëert. Voordat ik op de Griffeweg reed had ik al gezien dat de zon af en toe in de camera scheen en ik geen zicht had van deze camera op de monitor. Naar links- en rechtsvoor is er een grote dode hoek. Ik heb de vuile zijruit niet schoongemaakt, omdat dat voor het zicht door die ruit niets uitmaakt, omdat dit vrijwel geheel is beperkt door de giek.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 april 2007 in de gemeente Groningen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een rijdend werktuig (mobiele graafmachine), daarmee rijdende over de weg, de Veemarktstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, een voetgangster, die op een voetgangersoversteekplaats overstak, niet voor te laten gaan of geen vrije doorgang te verlenen, tengevolge waarvan een aanrijding en overrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die voetgangster waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Taakstraf
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de omvang hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend met de door hem bestuurde graafmachine een voetgangersoversteekplaats op te rijden een jonge vrouw aangereden, waardoor zij is komen te overlijden. Door deze wijze van rijden van verdachte en de daarop volgende aanrijding is een jonge vrouw om het leven gekomen. Hierdoor is bij de nabestaanden van het slachtoffer veel leed toegebracht. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich hier terdege van bewust is en dat hij deze verantwoordelijkheid met zich meedraagt.
Daarnaast houdt de rechtbank er, meer dan de officier van justitie, rekening mee, dat verdachte door het gebeuren ook is aangeslagen, dat hij een aantal weken niet heeft kunnen werken en dat hij niet eerder met politie en justitie ter zake van verkeersdelicten in aanraking is geweest.
Ontzegging van de rijbevoegdheid
De rechtbank acht een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op haar plaats omdat verdachte door het plegen van het bewezen- en strafbaar verklaarde de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht, maar zal deze in verband met de beroepsuitoefening van verdachte en de gebleken houding van verdachte als verkeersdeelnemer in zijn algemeenheid, nog voorwaardelijk opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 180 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M.J.B. Holsink, voorzitter, H.J. Bastin en S. Stempel, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2008.