ECLI:NL:RBGRO:2008:BC7875

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
27 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/994718-07
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van het aantal toegestane varkenseenheden en de gevolgen voor de verdachte

In deze zaak, behandeld door de economische politierechter van de Rechtbank Groningen, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk overschrijden van het aantal toegestane varkenseenheden op haar bedrijf in de gemeente Veendam in de jaren 2005 en 2006. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het eerste feit betrof de overschrijding van het varkensrecht in 2005 met 667 varkenseenheden, terwijl het tweede feit betrekking had op een vermeende overschrijding in 2006 met 99 varkenseenheden. De officier van justitie vorderde een vrijspraak voor het tweede feit en een geldboete van € 14.650,- voor het eerste feit, waarvan € 7.650,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte in 2005 inderdaad het varkensrecht had overschreden, maar dat er in 2006 geen sprake was van overschrijding. De economische politierechter oordeelde dat de verdachte in 2006 gemiddeld 4129 varkenseenheden had gehouden, wat binnen het toegestane varkensrecht van 4357 varkenseenheden viel. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het tweede feit.

De rechter hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële situatie en het feit dat zij onbekend was in de Justitiële Documentatie. De rechter oordeelde dat een deels voorwaardelijke geldboete passend was, met als doel de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan op 27 maart 2008, waarbij de rechter de verdachte schuldig verklaarde aan het eerste feit en een geldboete oplegde.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummer: 18/994718-07
Datum uitspraak: 27 maart 2008
Op tegenspraak
Vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Groningen, in de zaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 maart 2008.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
zij in de gemeente Veendam, althans in Nederland, in het jaar 2005, al dan niet opzettelijk op verdachtes bedrijf aan de [adres], gemiddeld een groter aantal varkens onderscheidenlijk fokzeugen, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, verminderd met het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, immers rustte op verdachtes bedrijf een varkensrecht van 2476 varkenseenheden, terwijl verdachte gemiddeld gedurende dat jaar 2005 3143 varkenseenheden heeft gehouden, alzo een overschrijding van 667 varkenseenheden, in ieder geval meer dan het toegestane aantal;
2.
zij in de gemeente Veendam, in het kalenderjaar 2006, al dan niet opzettelijk op verdachtes varkensbedrijf aan de [adres], gemiddeld een groter aantal varkens heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht (gemiddeld aantal varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, dat op grond van hoofdstuk V in een kalenderjaar ten hoogste mag worden gehouden) immers rustte op verdachtes/genoemd varkensbedrijf een varkensrecht van 4.357 varkenseenheden, terwijl verdachte op verdachtes/genoemd bedrijf in het kalenderjaar 2006 gemiddeld 4.456 varkenseenheden heeft gehouden, alzo een overschrijding van 99 varkenseenheden, in ieder geval meer dan het toegestane aantal.
Vordering van de officier van justitie
Naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 14.650,- waarvan € 7.650,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Vrijspraak
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de economische politierechter ter terechtzitting geconstateerd dat in het strafdossier ten name van verdachte (proces-verbaal nr. [x], blad 15 onder "2006") is vermeld dat in 2006 het gemiddeld aantal gehouden varkens, uitgedrukt in varkenseenheden, bedraagt: 4456, waaruit volgt dat het varkensrecht in 2006 is overschreden met (4456 - 4357 =) 99 varkenseenheden.
Evenwel bedraagt volgens de door de Algemene Inspectie Dienst (hierna: AID) aangepaste veesaldokaart van verdachte (bijlage nr. 41 tot en met nr. 46 van het strafdossier) in 2006 het gemiddeld aantal gehouden varkens, uitgedrukt in varkenseenheden: 4129. Desgevraagd heeft de officier van justitie ter terechtzitting aangegeven dat, voor de beantwoording van de vraag of en zo ja, in welke mate het aantal toegestane varkenseenheden is overschreden, dient te worden uitgegaan van die door de AID aangepaste veesaldokaart.
De economische politierechter stelt dan ook vast dat verdachte in 2006 gemiddeld 4129 varkenseenheden heeft gehouden, terwijl op (het bedrijf van) verdachte een varkensrecht rustte van 4357 varkenseenheden. Hiervan uitgaande, heeft verdachte in 2006 varkensrechten "overgehouden", te weten 228. Van enige overschrijding van het toegestane aantal was dus geen sprake.
De economische politierechter acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Overwegingen omtrent het bewijs
Standpunt van verdachte
Namens verdachte is (bij monde van haar vertegenwoordiger [naam maat], geboren op [datum]) ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte op 4 juli 1997 een voormalig gemengd bedrijf te [adres] heeft gekocht, met het oog op uitbreiding van de vleesvarkenstak. Verdachte ging ervan uit dat, met de aankoop van de grond, de mestafzet was geregeld. Op 9 juli 2007 heeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal de komst van de Wet herstructurering varkenshouderij aangekondigd. Ondanks bezwaren daartegen van de zijde van verdachte, heeft het Bureau Heffingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vervolgens de aankoop van de grond door verdachte niet erkend omdat op 10 juli 1997 geen definitieve koopoverkomst was getekend. Als gevolg daarvan is verdachte circa 700 varkensrechten misgelopen. Dit is zo ongeveer het aantal dat in 2005 ontbreekt. Verdachte is van mening dat de overheid haar tekort heeft gedaan en verzoekt de economische politierechter om dit onrecht ongedaan te maken.
De economische politierechter overweegt als volgt.
Verdachte betwist niet dat in 2005 op haar bedrijf een varkensrecht rustte van 2476 varkenseenheden. Ook betwist verdachte niet dat er in 2005 sprake was overschrijding van het varkensrecht, met 667 varkenseenheden.
Verdachte heeft gesteld dat hem in het verleden onrecht is aangedaan door de overheid omdat - zo verstaat de economische politierechter verdachte - hem (extra) varkensrechten zijn onthouden waar hij wel degelijk recht op had. De economische politierechter overweegt dat deze enkele stelling van verdachte haar niet kan baten. De door verdachte bedoelde wet- en regelgeving is van meet af aan op verdachte van toepassing geweest, en was voor verdachte kenbaar. Dat de (wijze van) bepaling van de hoogte van het varkensrecht in de visie van verdachte heeft geleid tot onrecht - wat daarvan ook zij -, maakt niet dat, in het kader van de onderhavige strafzaak, zou moeten worden uitgegaan van een andere omvang van het aan verdachte toegekende varkensrecht. Hierbij merkt de economische politierechter nog op dat, voor zover zij de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van (de vertegenwoordiger van) verdachte aldus zou moeten verstaan dat verdachte destijds een bestuursrechtelijke procedure heeft gevolgd aangaande de vaststelling van het aantal varkensrechten, welke procedure tot een onherroepelijk besluit van het bestuursorgaan of tot een onherroepelijk oordeel van de bestuursrechter heeft geleid, als uitgangspunt geldt dat de strafrechter aan dat besluit of oordeel is gebonden, behoudens bijzondere omstandigheden. Van zulke bijzondere omstandigheden is in de onderhavige zaak niet gebleken.
Bewezenverklaring
De economische politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de gemeente Veendam, in het jaar 2005, opzettelijk op verdachtes bedrijf aan de [adres], gemiddeld een groter aantal varkens onderscheidenlijk fokzeugen, heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, verminderd met het grondgebonden deel van het varkensrecht, onderscheidenlijk fokzeugenrecht, immers rustte op verdachtes bedrijf een varkensrecht van 2476 varkenseenheden, terwijl verdachte gemiddeld gedurende dat jaar 2005 3143 varkenseenheden heeft gehouden, alzo een overschrijding van 667 varkenseenheden.
De economische politierechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de economische politierechter bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
(feit 1) opzettelijke overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 15, eerste lid (oud) van de Wet herstructurering varkenshouderij, begaan door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van verdachte
De economische politierechter acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de economische politierechter rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, zoals dat tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Voorts heeft de economische politierechter rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het bewezen en strafbaar verklaarde is begaan, mede gelet op de omstandigheden van verdachte en de draagkracht van verdachte, zoals een en ander tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de economische politierechter rekening gehouden met de vordering van de officier van justitie.
Ten aanzien van verdachte is bewezenverklaard dat zij in 2005 op haar bedrijf een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van varkens heeft geproduceerd dan het voor die jaren voor dat bedrijf geldende varkensrecht. De economische politierechter verwijt verdachte dat zij een voorschrift gericht op het beheersbaar houden dan wel voorkomen van milieuproblemen opzettelijk heeft overtreden.
Volgens een uittreksel JDS van 6 februari 2008 is verdachte onbekend in de Justitiële Documentatie. Deze omstandigheid heeft een matigende werking op de straftoemeting.
De economische politierechter acht een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende bestraffing. Met het voorwaardelijk opleggen van een deel van de geldboete wordt voorts beoogd verdachte meer in het algemeen ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te begaan.
Bij de totstandkoming van dit oordeel heeft de economische politierechter rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte voor zover deze ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De economische politierechter heeft gelet op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a en 51 van het Wetboek van Strafrecht;
- 15 (oud) van de Wet herstructurering varkenshouderij;
- 1 (oud), 2 (oud) en 6 van de Wet op de economische delicten.
BESLISSING
De economische politierechter:
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een geldboete van € 14.650,- (zegge: veertienduizendzeshonderdvijftig euro).
- bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot € 7.650,-, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete mag worden voldaan in twintig opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 350,-.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R. Depping, economische politierechter, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2008.