ECLI:NL:RBGRO:2008:BC4451
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering UWV tot overname roostervrije dagen uit 2005 in het kader van de WW
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 15 februari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Reitsma, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van UWV van 3 juli 2007, waarin het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit van 15 januari 2007 ongegrond werd verklaard. Dit eerdere besluit betrof de weigering van UWV om een bedrag van 7,32 roostervrije dagen uit 2005 te vergoeden aan eiser, die werkzaam was bij een werkgever die in september 2006 failliet was verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser recht had op een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) vanwege de blijvende betalingsonmacht van zijn werkgever. Eiser stelde dat UWV ten onrechte niet overging tot vergoeding van de roostervrije dagen, verwijzend naar artikel 19a, lid 8 van de CAO Bouwnijverheid, dat bepaalt dat het restant van roostervrije dagen over 2005 kan worden meegenomen of uitbetaald. UWV daarentegen was van mening dat de roostervrije dagen niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat deze betrekking hadden op een periode vóór 31 december 2005.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een verplichting aan derden, zoals bedoeld in artikel 64, eerste lid, aanhef en sub c van de WW, en dat UWV ten onrechte had geweigerd om de roostervrije dagen over te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg UWV op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen van deze uitspraak. Tevens werd UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.