ECLI:NL:RBGRO:2008:BC3110

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/2
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. Houtman
  • M.J. ’t Hart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak met betrekking tot Wob-verzoek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 4 januari 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening dat door verzoekers was ingediend in het kader van een bezwaarschrift tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde. Het verzoek om voorlopige voorziening was ingediend hangende de behandeling van het bezwaarschrift dat op 28 december 2007 was ingediend. De voorzieningenrechter oordeelde dat aan de formele eis van connexiteit was voldaan, aangezien er een bezwaarschrift was ingediend. Echter, de materiële connexiteitseis werd niet nageleefd, omdat de gevraagde voorlopige voorziening niet rechtstreeks betrekking had op het bestreden besluit. Verzoekers vroegen om opheffing van een executoriaal beslag dat was gelegd op hun bankrekening, maar dit stond los van het besluit waartegen bezwaar was gemaakt. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat de gevorderde voorziening op iets geheel anders betrekking had dan het besluit van verweerder. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer.: AWB 08/2 WOB
van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bes[naam](Awb) van
[namen ], verzoekers,
gemachtigde: ing. A.M.L. van Rooij
ten aanzien van het besluit van 21 december 2007, kenmerk: 200701991, van
het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde, verweerder.
1. Procesverloop
Bij het hiervoor genoemde besluit van 21 december 2007 heeft verweerder beslist op een door verzoekers bij brief van 24 november 2007 gedaan verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 28 december 2007 op grond van artikel 7:1, eerste lid, Awb bij verweerder een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van gelijke datum, ingekomen bij de rechtbank op 2 januari 2008, hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Verzoekers hebben hun verzoek om voorlopige voorziening ingediend hangende de behandeling van het op gelijke datum bij verweerder ingediende bezwaarschrift.
In formele zin is derhalve voldaan aan het in artikel 8:81, eerste lid, Awb neergelegde connexiteitsvereiste. Uit de functie van het connexiteitsvereiste vloeit echter voort dat daaraan ook in materiële zin dient te worden voldaan, hetgeen betekent dat de gevraagde voorlopige voorziening rechtstreeks betrekking moet hebben op het (connexe) bestreden besluit.
Verzoekers hebben gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat de executoriale beslaglegging bij vonnis van
1 november 2006 van de civiele voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen op bankrekening van verzoeker [naam] met betalingsverbod via de [naam bank] door [naam derde] is opgeheven.
Van de hiervoor bedoelde materiële connexiteit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake aangezien de gevorderde voorlopige voorziening op iets geheel anders ziet dan het besluit van verweerder. Nu het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om op grond van artikel 8:83, derde lid, Awb direct uitspraak te doen zonder het houden van een zitting.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk
Aldus gegeven door mr. A. Houtman, voorzieningenrechter en in het openbaar door haar uitgesproken op 4 januari 2008, in tegenwoordigheid van M.J. ’t Hart als griffier.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
typ:HtH.