ECLI:NL:RBGRO:2007:BY1373

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
14 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
302206 CV EXPL 06-8969
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ingeschreven als verplicht verzekerde in het kader van de WSNP

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 14 juni 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen de onderlinge waarborgmaatschappij OWM Menzis Zorgverzekeraar U.A. en X, die als gedaagde werd aangeduid. Menzis vorderde betaling van een schadebedrag van € 764,44, bestaande uit een hoofdsom van € 576,24, buitengerechtelijke kosten van € 150,00 en rente van € 9,70. De vordering was gebaseerd op het feit dat X ten onrechte was ingeschreven als verplicht verzekerde voor de periode van 1 februari 2002 tot 30 mei 2002, zonder dat X bezwaar had gemaakt tegen de beslissing van Menzis. X heeft de vordering bestreden en aangevoerd dat zij voldeed aan de vereisten voor inschrijving en dat de beschikking niet voldeed aan het motiveringsvereiste.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Menzis zes brieven naar het juiste adres van X heeft gestuurd, die niet als onbestelbaar retour zijn gekomen. Hierdoor ging de kantonrechter ervan uit dat X deze brieven had ontvangen. De rechter oordeelde dat de vordering van Menzis niet onder de werking van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) viel, omdat de beschikking die het schadebedrag oplegde, dateerde van na de toepassing van de WSNP op X. Dit betekende dat de vordering ontvankelijk was en niet ter verificatie ingediend hoefde te worden.

De kantonrechter verwierp het verweer van X dat de beschikking niet voldeed aan het motiveringsvereiste en dat zij de brieven niet had ontvangen. De rechter concludeerde dat X niet voldoende feiten had aangedragen om te twijfelen aan de stelling dat zij de brieven had ontvangen. Uiteindelijk werd de vordering van Menzis toegewezen, en werd X veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten van de procedure. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 302206 CV EXPL 06-8969
Vonnis d.d. 14 juni 2007
inzake
de onderlinge waarborgmaatschappij OWM Menzis Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd te Zwolle, kantoorhoudende te Groningen,
eiseres, hierna Menzis te noemen,
gemachtigde LAVG,
tegen
X,
wonende te [adres],
gedaagde, hierna X te noemen,
gemachtigde mr. B. Jans.
PROCESGANG
Menzis heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd X te veroordelen tot betaling van € 764,44 (waarvan € 576,24 als hoofdsom, € 150,00 aan buitengerechtelijke kosten en € 9,70 aan rente), vermeerderd met rente en de kosten van de procedure.
X heeft de vordering bij conclusie van antwoord bestreden.
Daarna heeft Menzis een conclusie van repliek ingediend en heeft X gedupliceerd. Vervolgens is (nader) vonnis bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. De vaststaande feiten
1.1 De kantonrechter gaat uit van de navolgende vaststaande feiten, zijnde deze over en weer door een partij gesteld en niet, dan wel niet voldoende door de andere partij weersproken, al dan niet gestaafd en in zoverre niet weersproken door de overgelegde stukken.
1.2 Bij beschikking van 23 september 2005 is bepaald dat X ten onrechte bij Menzis ingeschreven heeft gestaan als verplicht verzekerde over de periode van 1 februari 2002 tot 30 mei 2002. Op grond van deze beschikking is aan X als schadebedrag € 659,04 in rekening gebracht. Deze beschikking, alsook de daarop volgende acceptgiro's, aanmaningen en sommaties zijn gestuurd naar het adres van X aan de [adres]. X heeft het schadebedrag niet betaald.
1.3 Op X is per 11 mei 2004 definitief de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) van toepassing verklaard.
2. Het standpunt van Menzis
Het schadebedrag is terecht opgelegd aan X nu bij Menzis geen gegevens bekend zijn waaruit blijkt dat X op de genoemde periode recht had op verzekering. Zij heeft niet binnen zes weken bezwaar gemaakt tegen de beslissing zodat deze definitief is. Menzis heeft zes brieven aan het juiste adres van X gestuurd waarvan er geen is teruggekomen zodat ervan kan worden uitgegaan dat X deze stukken heeft ontvangen. De beschikking waarbij het schadebedrag is opgelegd, dateert van ná de toepassing van de WSNP op X zodat de vordering van Menzis buiten de WSNP valt.
3. Het standpunt van X
X voldeed aan de vereisten voor inschrijving. Alleen feiten die inschrijving onrechtmatig doen zijn, dient zij te melden. Daarvan was geen sprake. De beschikking voldoet voorts niet aan het motiveringsvereiste zodat het geen voor bezwaar vatbare beschikking is. X heeft de beschikking en de andere brieven nooit ontvangen, waarschijnlijk als gevolg van de 'postblokkade' die geldt in het kader van de WSNP. De vordering is ontstaan en opeisbaar geworden vóór de datum van definitieve toepassing van de WSNP zodat deze onder de werking daarvan valt en ter verificatie moet worden ingediend. De bewindvoerder heeft zich op het zelfde standpunt gesteld.
4. De beoordeling
4.1 Het eerst zal de kantonrechter bespreken het verweer van X dat de vordering onder de werking van de WSNP valt en slechts ter verificatie kan worden ingediend. De kantonrechter overweegt het navolgende. Op grond van vaste jurisprudentie geldt als regel in het bestuursrecht dat een vordering ontstaat door de beschikking waarmee het schadebedrag aan de betrokkene is opgelegd. De vordering ontstaat dus niet op het moment dat het materiële feitencomplex, waardoor de schade is ontstaan, zich voordoet. Waar de beschikking dateert van 13 september 2005 is de conclusie dat de vordering dateert van ná de toepassing van de WSNP op X en deze dus niet onder de werking van de WSNP valt. Indiening ter verificatie is dus niet mogelijk en Menzis is daarmee ontvankelijk in haar vordering.
4.2 X heeft verder aangevoerd dat zij alleen feiten die inschrijving onrechtmatig doen zijn, dient te melden. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Op grond van artikel 14 lid 3 Inschrijvingsbesluit Ziekenfondsverzekering rust op de verzekerde de verplichting het ziekenfonds in kennis te stellen van alle feiten en omstandigheden die tot beëindiging van de inschrijving kunnen leiden en niet slechts die feiten die de inschrijving onrechtmatig doen zijn. Dat zij dat heeft gedaan is gesteld noch gebleken. Ook in de onderhavige procedure heeft X geen gegevens aangereikt op grond waarvan aannemelijk zou kunnen zijn dat zij, anders dan Menzis stelt, terecht als verzekerde ingeschreven heeft gestaan in de bewuste periode.
Met betrekking tot het verweer van X dat de beschikking niet voldoet aan het motiveringsvereiste, merkt de kantonrechter op dat hij niet kan inzien op grond waarvan dit zo zou zijn. Dit verweer is door X ook niet (voldoende) onderbouwd.
4.3 X heeft tenslotte aangevoerd dat zij de beschikking en de andere brieven van Menzis niet heeft ontvangen. De kantonrechter merkt hierover het volgende op. Als onweersproken staat vast dat Menzis een zestal brieven, waaronder de beschikking, naar het juiste adres van X heeft verstuurd en dat deze niet als onbestelbaar retour zijn gekomen. Het is vervolgens aan X om voldoende feiten en omstandigheden aan te voeren die kunnen doen twijfelen aan de stelling dat zij deze brieven ook moet hebben ontvangen. Dergelijke omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken. Het enkele verweer dat voor X in het kader van de WSNP een postblokkade geldt, is daarvoor onvoldoende. Uit de brief van 14 februari 2006 van de bewindvoerder blijkt bovendien dat de postblokkade functioneert en zonder nadere onderbouwing valt niet in te zien waarom de zes brieven van Menzis niet zouden zijn doorgestuurd door de bewindvoerder naar X. De kantonrechter verwerpt ook dit verweer van X.
4.4 De slotsom van al het voorgaande is dat de hoofdsom toewijsbaar is.
5. Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente is geen verweer gevoerd zodat de kantonrechter deze eveneens zal toewijzen, zijnde op de wet gegrond.
6. Tenslotte zal X als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, zoals in de beslissing is vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt X om aan Menzis te betalen € 764,44 (waarvan € 576,24 als hoofdsom, € 150,00 aan buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met € 28,50 BTW en € 9,70 aan rente), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 juli 2006 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt X in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Menzis gevallen, welke kosten worden begroot op € 84,87 voor de dagvaarding, € 149,00 voor het vastrecht en € 200,00 voor het salaris van de gemachtigde van Menzis;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt - voor zoveel nodig - het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 14 juni 2007 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: AB
coll: