Beoordeling van het geschil
4.1 Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
4.2 De bewijslast inzake de juistheid van de aan de woning toegekende waarde ligt bij verweerder. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aangegeven, dat bij nader inzien in de matrix aan de kwaliteit, de onderhoudstoestand en de doelmatigheid beter de factor 2 (= matige toestand) in plaats van de factor 3 (= voldoende) had kunnen worden toegekend, maar ook in dat geval zou de waardevaststelling van de onroerende zaak op € 160 per m³ nog steeds niet te hoog zijn vastgesteld in verhouding tot de berekende m³-prijzen van de referentieobjecten. Voorts is ter zitting door verweerders gemachtigde gesteld dat de aan het referentieobject [B-straat #] toegekende factor 4 voor onderhoud, per abuis is gebaseerd op het na aankoop gepleegde groot onderhoud aan deze woning, terwijl gelet op de onderhoudstoestand van dit referentieobject op de verkoopdatum, een lagere factor meer op zijn plaats zou zijn geweest. Voorts is in het door eisers overlegde taxatierapport aan de grondkavel ten onrechte geen enkele waarde toegekend.
4.3 De rechtbank stelt allereerst vast, dat de onderhavige onroerende zaak naar aard en ligging (een dienstwoning gelegen naast de boerderij) specifiek te noemen is. Dit betekent dat vergelijkingsobjecten lastiger te vinden zullen zijn. De door verweerder in de matrix gehanteerde referentieobjecten verschillen vooral op het punt van de ligging, kwaliteit en onderhoud. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder hiermee in voldoende mate rekening heeft gehouden gelet op de -in verhouding- lage prijs per m³ en m². Van genoemde referentieobjecten oordeelt de rechtbank vooral de onroerende zaak [B-straat #] vergelijkbaar, daarbij rekening houdend met de omstandigheid dat de (relatief) lage verkoopprijs is veroorzaakt door - op dat moment - een slechte onderhoudstoestand. Hiermee rekening houdend, alsmede de grotere kaveloppervlakte van de onderhavige onroerende zaak, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de waarde voldoende aannemelijk heeft gemaakt. In het door eiser overgelegde taxatierapport ziet de rechtbank geen contra indicatie hiervoor, mede niet nu daarbij geen rekening is gehouden met de waarde van de kavel.
4.4 Anders dan eiser kennelijk meent, is de vorige waardevaststelling thans niet relevant. De waardestijging ten opzichte van de vorige waardepeildatum (1 januari 1999) doet dan ook niet ter zake. Hierbij overweegt de rechtbank dat het wetsvoorschrift tot hernieuwde vaststelling van de waarde juist voortvloeit uit onberekenbare ontwikkelingen in zoveel jaren van de waarde van een bepaalde onroerende zaak in het economische verkeer.
4.5 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.