ECLI:NL:RBGRO:2007:BC4469

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
29 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/772 en AWB 06/773 BELEI
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en uitleg begrip 'beheerder'

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen uitspraak gedaan over de afwijzing van subsidieaanvragen in het kader van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000. Eiseres, een maatschap, had beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, die haar aanvragen voor subsidie had afgewezen. De rechtbank heeft de geschillen gevoegd behandeld op 21 november 2007. Eiseres voerde aan dat de minister een onjuiste invulling gaf aan het begrip 'beheerder' in de regeling, door te stellen dat de beklemde meier niet onder dit begrip viel. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en verweerder zorgvuldig afgewogen.

De rechtbank oordeelde dat de minister ten onrechte had aangenomen dat het recht van beklemming niet gelijkgesteld kon worden met het recht van erfpacht, en dat de beklemde meier wel degelijk onder het begrip 'beheerder' valt zoals gedefinieerd in de regeling. De rechtbank benadrukte dat het subsidiestelsel bedoeld is om particulieren bij het natuurbeheer te betrekken en dat de positie van de beklemde meier niet over het hoofd gezien had mogen worden. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de minister opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen.

Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 644,00, en heeft zij bepaald dat de door eiseres betaalde griffierechten van € 562,00 aan haar vergoed moeten worden. De uitspraak is gedaan op 29 december 2007, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN
SECTOR BESTUURSRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknrs.: AWB 06/772 en 06/773 BELEI G
inzake de geschillen tussen
Maatschap [naam1] en [naam2], eiseres,
gemachtigde: mr. G.J. Niezink, advocaat te Groningen,
en
de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. S.G.A. Peeters, ambtenaar ten departemente.
1. Onderwerp van geschil
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder van 19 april 2006. In deze (bestreden) besluiten heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van 16 februari 2006 ongegrond verklaard.
2. Zitting
De geschillen zijn gevoegd behandeld op de zitting van 21 november 2007.
Namens eiseres zijn mevrouw [naam3] en mr. G.J. Niezink, voornoemd, verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. C.J.M. Daniels.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Feiten en standpunten van de partijen
Op 5 december 2005 heeft eiseres vervolgaanvragen ingediend in het kader van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 (hierna: de Regeling). Eiseres wenst wederom in het kader van de Regeling subsidie te ontvangen voor een periode van zes jaren.
Bij besluiten van 16 februari 2006 heeft verweerder de aanvragen afgewezen.
Bij brief van 20 maart 2006 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen voornoemde besluiten.
Verweerder heeft bij de thans bestreden besluiten het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres voert in beroep aan dat verweerder een onjuiste invulling aan het begrip "beheerder" in de Regeling geeft door aan te nemen dat de beklemde meier niet onder dit begrip zou vallen. Uit de Regeling blijkt dat een erfpachter wel onder het begrip valt. Beklemming is een bijzondere vorm van erfpacht, met sterkere en verder gaande zakelijke rechten. Verweerder heeft dit miskend.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het begrip "beheerder" in de Regeling zeer helder gedefinieerd is. Aangezien het recht van beklemming niet in de Regeling wordt genoemd, kan eiseres om die reden niet als beheerder worden aangemerkt. Verweerder is voorts van mening dat het recht van beklemming wellicht overeenkomsten vertoont met het recht van erfpacht, er zijn echter ook verschillen. Verweerder is van mening dat het recht van beklemming niet kan worden gelijkgesteld met het recht van erfpacht.
3.2. Beoordeling
Ter beoordeling van de rechtbank ligt de vraag voor of verweerder het bezwaar tegen het afwijzen van de subsidieaanvragen terecht ongegrond heeft verklaard. De geschillen spitsen zich toe op de vraag of verweerder terecht heeft overwogen dat eiseres, als beklemde meier, niet onder het begrip beheerder zoals geformuleerd in de Regeling valt.
De rechtbank beoordeelt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Ingevolge artikel 2, aanhef en sub a, van de Regeling kan de minister aan beheerders ter bevordering van de duurzame ontwikkeling en instandhouding van bossen en natuurterreinen, mede met het oog op de recreatieve functie daarvan, wegens inkomstenderving als gevolg van het verminderde productierendement van landbouwgronden, alsmede ter bevordering van de duurzame instandhouding van landschappelijke elementen op aanvraag subsidie verstrekken.
Artikel 1, aanhef onder c, van de Regeling bepaalt dat onder beheerder wordt verstaan de eigenaar van een terrein, de erfpachter van een terrein met een erfpachtovereenkomst met een duur van ten minste 25 jaar of gebruiksgerechtigde op basis van een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet.
Het recht op beklemming betreft een - vooral in de provincie Groningen voorkomend - eeuwigdurend, ondeelbaar zakelijk recht van gebruik van andermans grond, met de bevoegdheid er een huis, schuur en beplantingen op te hebben, eigendom zijnde van de beklemde meier. De beklemde meier heeft het volledige genot van de grond. Hij kan zonder toestemming van de eigenaar zijn gehele recht vervreemden, bezwaren of in erfpacht uitgeven. Een gevestigd recht van beklemming is terug te vinden in het Kadaster.
Uit de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000, zoals gepubliceerd op 20 december 1999, Staatscourant 1999, nr. 252, blijkt op grond van het toenmalige artikel 1, aanhef onder e, dat een beheerder is een ondernemer, dan wel enige andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht beschikt over het recht tot gebruik en beheer van een terrein. Uit de toelichting op deze - destijds nieuwe - regeling blijkt dat deze voortvloeit uit de heroriëntatie van het subsidiestelsel van verweerder op het punt van de subsidiëring van natuur, bos en landschap. De stelselwijziging geeft vorm aan het beleid om particulieren meer bij het natuurbeheer te betrekken. In het nieuwe stelsel is niet zozeer de rechtsvorm of doelstelling van de subsidieontvanger bij het beheer van terreinen van belang, als wel de vraag of de desbetreffende subsidieontvanger in staat is de doelen te bereiken. Uitdrukkelijk is hierbij een rol weggelegd voor de particulier, veelal de agrariër, die zijn landbouwgrond of delen daarvan wenst te ontwikkelen.
Bij de Wijziging Subsidieregeling natuurbeheer 2000, d.d. 17 oktober 2003, Staatscourant 2003, nr. 205, is het begrip beheerder gewijzigd. Uit de toelichting blijkt dat het noodzakelijk was om het Programma Beheer gebruiksvriendelijker en eenvoudiger te maken, reden waarom ook het begrip beheerder is gewijzigd. De Toelichting vermeldt: "De subsidie-ontvangers zijn voornamelijk particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, gemeenten, provincies, waterschappen en aan aantal particuliere eigenaren. Een aantal van deze subsidie-ontvangers is geen eigenaar maar erfpachter met een langjarig erfpachtscontract. Van de resterende groep aanvragers is slechts met veel uitvoeringslasten vast te stellen of zij op basis van haar gebruiksrecht voor subsidie in aanmerking kan komen." Daarom is besloten deze groep aanvragers niet meer voor de subsidie in aanmerking te laten komen. "Dit betekent een grotere duidelijkheid bij de aanvragers en een daling van de uitvoeringslast doordat de eigendoms- dan wel gebruiksrechten bij eigenaren respectievelijk erfpachters makkelijk te toetsen zijn."
De rechtbank is van oordeel dat het begrip beheerder niet zo moet worden geïnterpreteerd dat een beklemde meier niet onder dit begrip valt. Immers, waar het subsidiestelsel in eerste instantie in het leven is geroepen om particulieren meer bij het natuurbeheer te betrekken, maar waar later wijzigingen zijn aangebracht met het oog op de uitvoeringslasten, hecht de rechtbank in het licht van de bedoeling van de Regeling waarde aan het feit dat juist in het onderhavige geval sprake is van particuliere betrokkenheid bij natuurbeheer.
Voorts is sprake van een vaste groep beklemde meiers. In het geldende Burgerlijk Wetboek is het recht van beklemming niet meer opgenomen, zodat een nieuw recht van beklemming niet meer kan worden gevestigd. De keuze voor inperking van het begrip beheerder is gemotiveerd met de overweging dat van de resterende groep aanvragers slechts met veel uitvoeringslasten is vast te stellen of zij op basis van gebruiksrechten voor subsidie in aanmerking komen, zodat besloten is deze groep van aanvragers niet meer voor subsidie in aanmerking te laten komen. Eiseres behoort niet tot de groep , waarbij grote uitvoeringslasten optreden. Het gebruiksrecht van eiseres kan immers op zeer eenvoudige wijze via het Kadaster worden vastgesteld, net zo eenvoudig als de eigendoms- dan wel gebruiksrechten van eigenaren of erfpachters. Naar het oordeel van de rechtbank moet het ervoor worden gehouden dat de regelgever de positie van de beklemde meier over het hoofd heeft gezien.
Gelet op het feit dat het recht van beklemming een eeuwigdurend, ondeelbaar zakelijk recht van gebruik betreft, is duurzaamheid ten aanzien van het beheer eveneens gegarandeerd.
De rechtbank komt daarom gezien de bedoeling van de Regeling tot de conclusie dat verweerder een onjuiste uitleg aan het begrip beheerder heeft gegeven.
De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op
€ 644,00 zijnde de kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten is de rechtbank niet gebleken.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
-verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt de bestreden besluiten;
-bepaalt dat verweerder nieuwe besluiten op bezwaar neemt;
-veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
-bepaalt voorts dat verweerder de door eiseres betaalde griffierechten ten bedrage van € 562,00 aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. H.C.P. Venema, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. L.J.A. Damen, leden en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter op 29 december 2007, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Veenstra als griffier.
De griffier, De rechter
De rechtbank wijst er op dat partijen en belanghebbenden binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag.