ECLI:NL:RBGRO:2007:BC3169
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen subsidiebesluit gegrond verklaard wegens schending hoor/wederhoor
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 18 oktober 2007 uitspraak gedaan in een beroep tegen een subsidiebesluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Schut, had beroep ingesteld tegen het besluit van 26 september 2006, waarin het bezwaar tegen een eerder besluit van 4 mei 2006 gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om zijn bezwaar mondeling toe te lichten, wat in strijd is met de hoorplicht zoals vastgelegd in artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat deze schending van de hoorplicht leidt tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het bestreden besluit.
De rechtbank overweegt dat de hoorplicht een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftprocedure en dat de schending hiervan niet kan worden beschouwd als een vormvoorschrift. De rechtbank heeft ook gekeken naar de mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, maar concludeert dat dit niet aan de orde is. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, waarbij de regelgeving omtrent de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) van belang is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de terugvordering van de subsidie door verweerder terecht was, maar dat de schending van de hoorplicht niet te veronachtzamen is.
De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden aangewezen als de rechtspersoon die het betaalde griffierecht van € 281,- aan eiser dient te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursprocedures en de noodzaak voor bestuursorganen om deze beginselen van behoorlijk bestuur te respecteren.