zaaknummer / rolnummer: 93956 / KG ZA 07-153
Vonnis in kort geding van 21 juni 2007
A. , wonende in de Verenigde Staten,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
procureur mr. A.H. Wijnberg,
advocaat mr. J.A.M. Kwakman te Zwolle,
B.,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. S.S. Ilahi,
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en de producties
- de eis in reconventie en producties
- de mondelinge behandeling op 20 juni 2007, waarbij namens de man aanwezig was mr. Kwakman en de vrouw aanwezig was vergezeld van mr. Ilahi
- de pleitnota van de man
- de pleitnota van de vrouw.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil in conventie
2.1. De man vordert bij vonnis uitvoerbaar:
a) de vrouw te veroordelen om mee te werken aan de omgangsregeling conform de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 11 augustus 2006, rekestnummer 06/00078 dan wel gedurende hetzelfde aantal dagen en uren als door het gerechtshof is vastgesteld, op door de man te bepalen data en tijdstippen, indien de vrouw niet meewerkt aan omgang op de in voornoemde beschikking aangegeven data;
b) de man verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 11 augustus 2006 bij lijfsdwang en daarbij verlof te verlenen tot onmiddellijke tenuitvoerlegging na de uitspraak van dit vonnis en uitdrukkelijk zonder aanhouding van de beslissing over de uitvoerbaarheid bij lijfsdwang voor een nadere termijn, met veroordeling van de vrouw tot maximaal één jaar lijfsdwang wanneer zij nalatig blijft aan de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 11 augustus 2006 alsemede het onderhavige vonnis in kort geding te voldoen;
althans een zodanige uitspraak te doen die recht doet aan het recht van de man op omgang met [kindnaam], één en ander zodanig als de voorzieningenrechter redelijk en billijk acht, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
2.2. De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. Het geschil in reconventie
3.1. De vrouw vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – na ter zitting gedane eiswijziging – de tenuitvoerlegging van de beschikking van het gerechtshof Leeuwarden van 11 augustus 2006 te schorsen totdat de rechtbank heeft beslist op het op 19 juni 2007 ingediende verzoek strekkende tot wijziging van de omgangsregeling zoals door het gerechtshof is vastgesteld.
3.2. De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1. Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de voorzieningenrechter deze vorderingen gezamenlijk behandelen.
4.2. De vrouw heeft allereerst een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vordering en op de nietigheid van de dagvaarding. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de man feitelijk niet woonachtig is op het adres dat in de dagvaarding staat vermeld en dat de vordering tot toepassen van lijfsdwang niet kan worden ingesteld door iemand die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
4.3. Zoals de voorzieningenrechter reeds heeft overwogen in het vonnis van 4 januari 2007 (Reg.nr. 90727 / KGZA 06-419) brengt het feit dat de man slechts een beperkt aantal dagen per jaar op het in de dagvaarding genoemde adres zou verblijven niet mee dat dit adres niet als woonplaats in de zin van artikel 45 Rv. jo 111 Rv zou kunnen gelden. Bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat de vrouw door vermelding van genoemd adres in de dagvaarding onredelijk is benadeeld zodat geen sprake is van nietigheid van de dagvaarding.
4.4. Met betrekking tot de vordering tot nakoming van de omgangsregeling overweegt de voorzieningenrechter dat in beginsel een bij beschikking vastgelegde of onderling overeengekomen omgangsregeling strikt dient te worden nageleefd. Omgang tussen een minderjarig kind en de niet verzorgende ouder is in beider belang en tevens het wettelijk uitgangspunt. De man heeft derhalve (spoedeisend) belang bij zijn vordering tot nakoming.
Voorts geldt bij de beoordeling van een vordering tot nakoming van een eerdere overeenkomst of gewezen beschikking, deze eerdere overeenkomst of beschikking als uitgangspunt, tenzij is gebleken van recente feiten en omstandigheden die tot een hernieuwde belangenafweging moeten leiden.
4.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de vrouw, ten opzichte van eerdergenoemd vonnis van de voorzieningenrechter van 4 januari 2007, geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat de omgangsregeling niet onverkort behoeft te worden nagekomen, laat staan dat deze zou moeten worden geschorst vooruitlopend op de uitkomst van het op 17 juni 2007 door de vrouw ingediende verzoek tot wijziging van de omgangsregeling. Ook het briefrapport van psycholoog T.A. Mulder d.d. 25 mei 2007 kan niet als zodanig worden gezien.
4.6. Door het optreden van de vrouw heeft de man van de vier weekenden per jaar waarin hij (ingevolge de beschikking van het gerechtshof van 11 augustus 2006) gerechtigd is omgang te hebben met de minderjarige dochter van partijen, twee weekenden misgelopen. De man heeft verzocht hem toe te staan deze dagen te mogen inhalen. Gezien de complexe verhouding tussen partijen lijkt dit voorshands echter niet uitvoerbaar te zijn. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.7. Met betrekking tot de gevorderde lijfsdwang overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Toepassing van lijfsdwang betekent beneming van de persoonlijke vrijheid zodat dit dwangmiddel slechts aan de orde komt als ultimum remedium, oftewel als andere dwangmiddelen niet (meer) baten. De vrouw is wegens haar weigerachtige houding met betrekking tot het verlenen van haar medewerking aan de omgang tussen de man en het kind reeds bij beschikking van 29 november 2005 door de rechtbank veroordeeld tot nakoming op straffe van een dwangsom. In hoger beroep heeft het gerechtshof hetgeen de rechtbank heeft overwogen ter motivering van haar beslissing om een dwangsom op te leggen bevestigd en de vrouw eveneens veroordeeld tot medewerking aan de omgangsregeling op straffe van een dwangsom. Aangezien de vrouw ook deze beschikking niet nakwam heeft de voorzieningenrechter bij meergenoemd vonnis van 4 januari 2007 de man gemachtigd om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dat vonnis te bewerkstelligen. Vast staat dat de vrouw tijdens de voorgeschreven omgangsweekenden in januari 2007 en april 2007 niet bereikbaar was voor de man. Niet betwist is dat zij in genoemde weekenden samen met het kind haar huis heeft verlaten en voorafgaand aan het omgangsweekend in april 2007 haar huissleutel bij de politie heeft ingeleverd ter voorkoming dat de deur (wederom) zou worden opengebroken. Geconstateerd moet dan ook worden dat de vrouw zich er niets aan gelegen laat liggen om de door het hof vastgestelde omgangsregeling te frustreren. De vrouw heeft ter zitting dit beeld nog eens bevestigd door te verklaren dat zij (nog steeds) niet bereid is haar medewerking te verlenen aan de omgangsregeling zoals deze thans luidt. Zij heeft aangegeven uitsluitend bereid te zijn de man omgang te verschaffen onder door haar nader te stellen voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat de omgang onder begeleiding plaatsvindt. De rechtbank, noch het gerechtshof heeft daartoe echter aanleiding gezien. Ook in het bestek van onderhavig kort geding is de voorzieningenrechter niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit zou moeten volgen dat begeleide omgang geïndiceerd is. Ten einde er van verzekerd te zijn dat de omgangsregeling thans wel onverkort wordt nagekomen acht de voorzieningenrechter, gelet op de zeer bijzondere omstandigheden van het geval, toepassing van lijfdwang als uiterste dwangmiddel gerechtvaardigd. Daarbij zij opgemerkt dat de voorzieningenrechter het belang van het kind dat zij omgang heeft met haar vader – en op die manier een band met hem kan opbouwen – in het onderhavige geval laat prevaleren boven het belang van de vrouw bij de niet-toepassing van de lijfsdwang.
4.8. In afwijking van de gebruikelijke kostencompensatie bij familierechtelijke zaken ziet de voorzieningenrechter aanleiding om in het onderhavige geval de vrouw als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen. De kosten aan de zijde van de man, in conventie begroot op:
- dagvaarding EUR 84,31
- betaald vast recht 62,75
- in debet gesteld vast recht 188,25
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
totaal EUR 1.151,31
en in reconventie begroot op nihil.
Aangezien de man op basis van een toevoeging procedeert, zullen de kosten van de dagvaarding, het in debet gestelde vastrecht, en het salaris procureur aan de griffier moeten worden betaald.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
5.1. veroordeelt de vrouw om mee te werken aan de omgangsregeling, conform de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 11 augustus 2006, rekestnummer 06/00078,
5.2. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang voor de duur van telkens ten hoogste drie dagen, met dien verstande, dat geen volgende in gijzelingstelling zal mogen plaatshebben dan in het geval de vrouw na de vorige gijzeling opnieuw de onder 5.1 genoemde beschikking niet nakomt,
5.3. verleent verlof tot dadelijke tenuitvoerlegging van de lijfsdwang na betekening van de grosse van dit vonnis, met dien verstande dat de lijfsdwang niet eerder ten uitvoer kan worden gelegd dan op vrijdag 22 juni 2007 om 13.00 uur en dat deze uiterlijk eindigt op zondag 24 juni 2007 om 18.00 uur,
5.4. veroordeelt de vrouw in de proceskosten, aan de zijde van de man tot op heden begroot op EUR 1.151,31, waarvan te betalen:
- aan de griffie van dit gerecht EUR , te voldoen door overmaking op rekeningnummer 192325825 ten name van MvJ arr. 539 Groningen onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer, en
- aan de man EUR 62,75 aan niet in debet gestelde griffierechten,
5.5. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7. wijst de vorderingen af,
5.8. veroordeelt de vrouw in de proceskosten, aan de zijde van de man tot op heden begroot op nihil,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B.M. Keurentjes en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2007.?