ECLI:NL:RBGRO:2007:BB7190

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/070552-03 en 18/655491-06
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van mensenhandel met meerdere slachtoffers en overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 november 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juli 2001 tot en met 9 december 2003, samen met anderen, meerdere vrouwen heeft aangeworven en gedwongen om in Nederland seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij de verdachte gebruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffers, die vaak in een zwakke economische situatie verkeerden en de Nederlandse taal niet machtig waren. De rechtbank heeft ook overwogen dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een korting op de opgelegde straf.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeventien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de uitbuiting van de slachtoffers, en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte en haar mededaders misbruik hebben gemaakt van de afhankelijke positie van de vrouwen, wat heeft geleid tot ernstige schendingen van hun rechten en vrijheden. De uitspraak benadrukt het belang van de keuzevrijheid van prostituees en de noodzaak om uitbuiting te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/070552-03 en 18/655491-06
datum uitspraak: 6 november 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. U. van Ophoven
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
18 maart 2004, 8 juni 2004, 18 augustus 2004, 17 oktober 2006, 7 november 2006,
27 februari 2007, 4 april 2007 en 23 oktober 2007.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
parketnummer: 18/070552-03:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2001 tot en met 9 december 2003
in de gemeente [pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland en/of in [pleegplaats 2],
meermalen, althans eenmaal, (op verschillende tijdstippen) tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meer perso(o)n(en), te weten (onder andere)
- [slachtoffers 1 t/m 14]
(in/uit [pleegplaats 2]) heeft aangeworven, mede genomen en/of heeft ontvoerd met het
oogmerk die perso(o)n(en) in een ander land (te weten Nederland) ertoe te
brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betaling;
art 250a lid 1 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
art 250a lid 2 ahf/ond 1° Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode 1 juli 2001 tot en met 9 december 2003
in de gemeente [pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland en/of in [pleegplaats 2]
meermalen, althans eenmaal, (op verschillende tijdstippen)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer ander(en), te weten
- [slachtoffers 1 t/m 14],
door geweld of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met
geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen,
en/of
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of
door misleiding heeft bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
of voor een derde tegen betaling, en/of
onder voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan
verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die
(bovengenoemde) ander(en) zich daardoor tot het verrichten van die (sexuele)
handelingen beschikbaar stelde(n),
bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of dat
misbruik en/of die misleiding en/of bestaande die (onder voornoemde
omstandigheid/omstandigheden) ondernomen handeling(en) hieruit
dat verdachte tezamen en in vereniging met haar mededader(s), althans alleen,
die bovengenoemde, (op dat moment) in een zwakke economische en/of financiële
positie verkerende, ander(en), althans die bovengenoemde ander(en) (telkens)
- vanuit [pleegplaats 2] naar Nederland heeft gebracht of doen brengen, al dan niet
onder de valse voorstelling van zaken dat zij in Nederland, al dan niet in de
prostitutie, in vrijheid veel geld kon(den) verdienen, en/of
- haar/hun paspoort(en) heeft afgenomen en/of ingehouden, en/of
- heeft tewerkgesteld in en/of gebracht naar en/of gehaald van en/of doen
brengen naar en/of doen halen van een of meer (door verdachte en/of haar
mededader(s) (mede) aangewezen/bepaalde) seksclub(s) en/of locatie(s) en/of
werkplek(ken), en/of
- voor die ander(en) de werkperiode(n) en/of de werktijden en/of rusttijden
(in aanzienlijke mate en/of mede) heeft bepaald en/of die ander(en)
werkinstructies heeft gegeven, en/of
- heeft gezegd/opgelegd dat zij (dagelijks) al het door haar/hun verdiende
geld moest(en) afdragen aan verdachte en/of haar mededader(s) en/of waarbij
verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) dat geld heeft/hebben opgehaald
en/of ingenomen en/of (in strijd met gemaakte afspraken) (voor zichzelf)
ingenomen gehouden, althans onder zich heeft/hebben gehouden, en/of
- heeft gezegd of doen voorkomen dat die ander(en) (een) af te betalen
geldschuld(en) (uit onkosten) zou(den) hebben bij verdachte en/of haar
mededader(s), terwijl daarover geen (duidelijke) afspraken waren gemaakt en/of
(de hoogte van) die schuld(en) en/of gemaakte onkosten voor die ander(en)
(ook) niet inzichtelijk en/of controleerbaar was/waren en/of waartoe verdachte
en/of haar mededader(s) ook (ten onrechte) geld heeft/hebben ingehouden, en/of
- al dan niet onder gehoudenheid van haar/hun paspoort(en), heeft gezegd of
doen voorkomen dat die ander(en) de hiervoor vermelde schuld(en) diende(n) af
te lossen en/of te voldoen alvorens zij terug mocht(en) naar [pleegplaats2] en/of
vrij was/waren in haar/hun handelen en/of bewegingsvrijheid, en/of
- met betrekking tot haar/hun doen en laten allerlei (vrijheidsbeperkende)
instructies heeft gegeven en/of stelselmatig, althans meermalen, heeft
gecontroleerd in haar/hun doen en laten en/of heeft gedreigd met het opleggen
van geldboetes en/of een of meer geldboete(s) heeft opgelegd, en/of
- dreigend heeft gezegd of toespelingen heeft gemaakt dat werkweigering door
die ander(en) consequenties zou(den) hebben voor haar/hen en/of waardoor die
ander(en) vreesde(n) dat haar/hun iets gewelddadigs en/of bedreigends zou
kunnen overkomen indien niet aan de eisen van verdachte en/of haar
mededader(s) zou worden voldaan, en/of
- die ander(en) in een kwetsbare positie heeft gebracht en/of gehouden,
doordat die ander(en) de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig
was/waren en/of doordat die ander(en) niet of onvoldoende bekend was/waren met
het prostitutiebeleid en/of hoe in de prostitutie werd of kon worden gewerkt
in de gemeente [pleegplaats1], in elk geval in Nederland, en/of dat verdachte en/of
haar mededader(s) voormelde omstandigheden in stand hield(en), en/of
dat verdachte (aldus) tezamen en in vereniging met haar mededader(s), althans
alleen, die ander(en) onder een zodanige psychische druk heeft gezet en/of in
een zodanige afhankelijke en/of dreigende situatie heeft gebracht dat die
ander(en) haar/hun verzet opgaf/opgaven en/of niet durfde(n) op te houden met
prostitutiewerkzaamheden en/of niet durfde(n) op te houden met het afdragen
van (alle) verdiensten daaruit aan verdachte en/of haar mededader(s),
en/of
dat verdachte (aldus) tezamen en in vereniging met haar mededader(s), althans
alleen, door de (controlerende en/of intimiderende en/of afhankelijk makende
en/of vrijheidsbeperkende) houding en/of wijze van optreden van verdachte
en/of haar mededader(s) jegens die ander(en) bij die ander(en) de vrees heeft
opgewekt dat verdachte en/of haar mededader(s) geweld zou(den) toepassen op
die ander(en) indien zij niet zou voldoen aan de eisen van verdachte en/of
haar mededader(s);
art 250a lid 1 ahf/ond 1° Wetboek van Strafrecht
art 250a lid 2 ahf/ond 1° Wetboek van Strafrecht
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002 tot en met 18 oktober 2002
in de gemeente [pleegplaats 1] en/of in de gemeente [pleegplaats 3], in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 11], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door
bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die
[slachtoffer 11] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of
te dulden, te weten het ondergaan van een abortus, immers heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s)
die [slachtoffer 11], die (op dat moment) in een zwakke economische
en/of financiële positie verkeerde en/of de Nederlandse taal niet of
onvoldoende machtig was, althans die [slachtoffer 11],
- gezegd of doen voorkomen dat zij (een) af te betalen geldschuld(en) (uit
onkosten) zou hebben bij verdachte en/of haar mededader(s), en/of
- al dan niet onder gehoudenheid van haar paspoort, gezegd of doen voorkomen
dat zij de hiervoor vermelde schuld(en) diende af te lossen en/of te voldoen
alvorens zij terug mocht naar [pleegplaats 2] en/of vrij was in haar handelen en/of
bewegingsvrijheid, en/of
- dat die [slachtoffer 11] dat verschuldigde geld moest/kon verdienen
in de prostitutie en/of dat zij gedurende haar zwangerschap geen geld zou
kunnen verdienen, en/of
- die [slachtoffer 11] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je geen
abortus laat plegen, dan krijg je geen ticket en dan gooi ik je op straat en
dan word je door de politie opgepakt.", althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer: 18/670497-06:
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2006,
in de gemeente [pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland en/of [pleegplaats 2], meermalen,
althans eenmaal, (op verschillende tijdstippen) tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, een of meer anderen, te weten:
- [slachtoffer 10], en/of
- [slachtoffer 12],
(in/uit [pleegplaats 2]) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd, met het oogmerk
die [slachtoffer10] en/of [slachtoffer 12], althans die anderen, in een ander land (te
weten Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen
betaling;
art 273a lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Namens verdachte heeft de raadsman gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de procedure moet zijn afgerond. Hij heeft daartoe aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat er bijna vier jaar zijn verstreken sedert verdachte op 9 december 2003 werd aangehouden op verdenking van, kort gezegd, vrouwenhandel, terwijl tussen de datum van de terechtzitting op 18 augustus 2004 en de eerste daarop volgende zitting van 17 oktober 2006 ruim twee jaren zijn verstreken waarin in het kader van het onderzoek door het openbaar ministerie, respectievelijk de rechter-commissaris weinig activiteiten zijn ontplooid en in de periode na de zitting van 7 november 2006 tot de zitting van 23 oktober 2007 in het geheel niets aan de zaak is gedaan.
De rechtbank overweegt dat er inderdaad sprak is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak tegen verdachte had kunnen moeten worden afgedaan. De rechtbank betrekt daarbij dat het ontstaan van de diverse periodes van betrekkelijke inactiviteit kan worden toegeschreven aan de wens(en) van verdachte om getuigen te (doen) horen die veelal in [pleegplaats 2] verbleven, hetgeen het onderzoek danig heeft gecompliceerd en aan de problematiek van internationale rechtshulp waarin niet altijd even voortvarend te werk wordt gegaan. Verder is de rechtbank van oordeel dat de periode na 17 oktober 2006, op welke datum de zaak voor een inhoudelijke behandeling gereed was, geen enkel redelijk doel heeft gediend. Al met al is de totale periode waarin het onderzoek heeft “stilgelegen”, waarmee de procedure dus werd verlengd, onredelijk lang te noemen.
De overschrijding van de redelijke termijn moet echter, naar het oordeel van de rechtbank, niet de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie tot gevolg hebben. De rechtbank zal met deze overschrijding rekening houden bij de strafoplegging.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/655491-06 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder parketnummer 18/070552-03 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/070552-03 onder 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde dat weliswaar sprake is van wettig bewijs in de vorm van de aangifte van [slachtoffer 11], de door haar afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris en de verklaring van verdachte dat aangeefster een abortus heeft ondergaan, maar de rechtbank is van oordeel dat daar tegenover zoveel ontlastende verklaringen zijn afgelegd door diverse getuigen, waaronder met name de door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, dat de rechtbank daardoor niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte dit feit heeft begaan.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/655491-06 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
Door de raadsman is gesteld dat het ten laste gelegde opzet niet kan worden bewezen nu het opzet van verdachte niet gericht was op de strafbaarheid van haar handelen. Volgens de raadsman is het handelen van verdachte ook niet te kwalificeren als medeplegen, omdat haar aandeel eerder moet worden gezien als het verlenen van hulp aan haar medeverdachte c.q. het verrichten van hand- en spandiensten voor hem, zodat de betrokkenheid van verdachte veeleer moet worden gezien in de sfeer van medeplichtigheid. Nu dat niet is ten laste gelegd moet vrijspraak volgen.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van het opzet is de rechtbank van oordeel dat wel is bewezen dat sprake is geweest van opzet bij verdachte, omdat dit kan worden afgeleid uit het handelen van verdachte c.q. de uiterlijke verschijningsvorm daarvan. Het opzet hoeft niet te zijn gericht op de strafbaarheid van het handelen, oftewel voor het bewijs van opzet is niet nodig dat vast komt te staan dat er bij verdachte wetenschap is dat zijn of haar handelen strafbaar is.
Wat betreft het medeplegen blijkt uit de stukken, in het bijzonder uit de door verdachte zelf – zowel bij de politie als ter terechtzitting – afgelegde verklaringen dat verdachte een belangrijke rol vervulde in die zin dat zij over veel contacten in [pleegplaats 2] beschikte, regelmatig telefonisch contact had met mensen in [pleegplaats 2] en daar ook regelmatig naartoe ging. Verder zorgde verdachte in [pleegplaats 2] voor onder meer het aanschaffen van vliegtuigtickets voor de vrouwen in kwestie en, niet in de laatste plaats, sprak zij Portugees, waardoor zij als een onmisbare schakel fungeerde tussen de medeverdachte die het Portugees niet machtig was, en de vrouwen die voor hem werkten. Voorts is in dit kader van belang dat verdachte, bij afwezigheid van de medeverdachte, diens plaatsvervanger was, waarbij zij bepaalde wat onder bepaalde omstandigheden wel of niet was toegestaan en wat er wel of niet moest gebeuren c.q. aan welke regels de betrokken vrouwen zich dienden te houden.
Aldus is naar het oordeel van de rechtbank tussen verdachte en haar medeverdachte sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het uitvoeren van de hun verweten, strafwaardige gedragingen.
De rechtbank verwerpt derhalve de verweren.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierna bewezen verklaarde feiten heeft begaan op de onderlinge consistentie van de verklaringen die door de aangeefsters op verschillende tijdstippen en los van elkaar bij de politie en de rechter-commissaris zijn afgelegd. Dat enkele vrouwen niet gehoord zijn kunnen worden door de rechter-commissaris maakt, gelet op het voorgaande, dan ook niet dat deze aangiften niet kunnen meewerken voor het bewijs. De rechtbank acht de verklaringen betrouwbaar nu een motief voor het afleggen van valse verklaringen ontbreekt en - wat betreft de feitelijke gang van zaken - de verklaringen ook grotendeels overeenkomen met de verklaringen van verdachte.
Voorts heeft verdachte erkend dat zij en haar medeverdachte door het beschikbaar stellen van geld en/of tickets meermalen vrouwen uit [pleegplaats 2] hebben laten overkomen om voor hen te werken en dat die vrouwen, toen zij eenmaal in Nederland waren, zich aan bepaalde, vrijheidsbeperkende ‘huisregels’ dienden te houden, bestaande onder meer uit het innemen en/of inhouden van de paspoorten, het bepalen van werktijden gedurende zeven dagen per week, het verbod om mobiele telefoons te hebben, het verbod om uit te gaan zonder begeleiding en het verbod vriendschappen aan te knopen.
Met betrekking tot de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat verdachte de haar verweten gedragingen tezamen en in vereniging heeft gepleegd acht de rechtbank bewezen dat dit medeplegen heeft plaatsgevonden samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en (voor een deel ook) met [medeverdachte 2], woonachtig in [woonplaats], [pleegplaats 2].
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachtes mededaders en die van verdachte zelf kunnen worden bestempeld als een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het prostitueren en het in de prostitutie houden van de betrokken [nationaliteit] vrouwen, met of door misbruikmaking van – kort gezegd – de afhankelijke positie waarin zij zich, zeker nadat zij één keer in Nederland waren gearriveerd, ten opzichte van hen bevonden.
De rechtbank overweegt hierbij ten aanzien van feit 1 dat met betrekking tot het “aanwerven” van de vrouwen van wie de namen corresponderen met de zaaknummers 1, 2 en 8 onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van verdachte in het dossier aanwezig is, nu noch de betreffende vrouwen noch verdachte hierover hebben verklaard.
Met betrekking tot zaak 13 onder feit 2 ten laste gelegd, overweegt de rechtbank dat de getuige/betrokkene weliswaar heeft verklaard de door verdachte gestelde “huisregels” niet als beperkend te hebben ervaren, maar de rechtbank acht het onaannemelijk dat die vrijheidsbeperkende regels niet ook voor haar golden. De rechtbank acht derhalve dit onderdeel van het onder 2 tenlastegelegde eveneens bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/070552-03 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 1 juli 2001 tot en met 9 december 2003
in de gemeente [pleegplaats 1] en/of elders in Nederland en/of in [pleegplaats 2],
tezamen en in
vereniging met anderen,
personen, te weten (onder andere)
- [slachtoffers 3 t/m 14],
(in/uit [pleegplaats 2]) heeft aangeworven, met het oogmerk die personen in een ander land (te weten Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
2.
zij in de periode 1 juli 2001 tot en met 9 december 2003
in de gemeente [pleegplaats 1]
(op verschillende tijdstippen)
tezamen en in vereniging met een ander,
anderen, te weten
- [slachtoffers 1 t/m 14],
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht heeft bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
of voor een derde tegen betaling, en/of
onder voornoemde omstandigheid enige handeling heeft ondernomen waarvan
verdachte wist, dat die
bovengenoemde anderen zich daardoor tot het verrichten van die seksuele
handelingen beschikbaar stelden,
bestaande dat
misbruik en/of bestaande die (onder voornoemde
omstandigheid) ondernomen handeling(en) hieruit
dat verdachte tezamen en in vereniging met haar mededaders, die bovengenoemde, (op dat moment) in een zwakke economische en/of financiële positie verkerende, anderen,
- vanuit [pleegplaats2] naar Nederland heeft gebracht of doen brengen, en
- hun paspoorten heeft afgenomen en/of ingehouden, en
- heeft tewerkgesteld in en/of gebracht naar en/of gehaald van en/of doen brengen naar en/of doen halen van door verdachte en/of haar mededader mede aangewezen/bepaalde) locaties en/of werkplekken, en
- voor die anderen de werkperioden en de werktijden en rusttijden in aanzienlijke mate heeft bepaald en die anderen werkinstructies heeft gegeven, en
- heeft gezegd dat die anderen af te betalen geldschulden (uit onkosten zouden hebben bij verdachte en/of haar mededader, terwijl de hoogte van die schulden en/of gemaakte onkosten voor die anderen (ook) niet inzichtelijk of controleerbaar waren en waartoe verdachte en/of haar mededader ook geld heeft/hebben ingehouden, en
- al dan niet onder inhouding van hun paspoorten, heeft gezegd of doen voorkomen dat die anderen de hiervoor vermelde schulden dienden af te lossen en/of te voldoen alvorens zij terug mochten naar [pleegplaats 2] en/of vrij waren in hun handelen en/of bewegingsvrijheid, en
- met betrekking tot hun doen en laten allerlei (vrijheidsbeperkende) instructies heeft gegeven en/of heeft gecontroleerd in hun doen en laten, en
- dreigend heeft gezegd of toespelingen heeft gemaakt dat werkweigering door die anderen consequenties zou hebben voor hen, en
- die anderen in een kwetsbare positie heeft gebracht en/of gehouden, doordat die anderen de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig waren en/of doordat die anderen niet of onvoldoende bekend waren met het prostitutiebeleid en/of hoe in de prostitutie werd of kon worden gewerkt in Nederland, en/of dat verdachte en/of haar mededader voormelde omstandigheden in stand hielden, en
dat verdachte aldus tezamen en in vereniging met haar mededader, die anderen onder een zodanige psychische druk heeft gezet en/of in een zodanige afhankelijke situatie heeft gebracht dat die anderen niet durfden op te houden met prostitutiewerkzaamheden en/of niet durfden op te houden met het afdragen van verdiensten daaruit aan verdachte en/of haar mededader;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder parketnummer 18/070552-03 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer: 18/070552-03:
1. een persoon aanwerven en medenemen met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
2. een ander door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel onder voornoemde omstandigheid enige handeling ondernemen waarvan hij weet dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande haar persoon opgemaakte reclasseringsrapportage, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan uitbuiting van een kwetsbare groep jonge vrouwen. Verdachte heeft met haar mededaders meerdere buitenlandse vrouwen aangeworven om in Nederland in de prostitutie te gaan werken. De vrouwen waren afkomstig uit [pleegplaats 2], uit een gedeelte van het land waar veel armoede heerst en dat gekenmerkt wordt door een lage levensstandaard, waardoor het welvarende Nederland voor deze vrouwen ongetwijfeld een enorme aantrekkingskracht zal hebben gehad.
De rechtbank is van oordeel dat het met het oog op de lichamelijke integriteit en het voorkomen van uitbuiting van groot belang is dat men in alle vrijheid een keuze kan maken voor het beroep van prostituee en de plaats waar en de wijze waarop men dit beroep wil uitoefenen. Het is dan ook niet geoorloofd dat die keuzevrijheid wordt belemmerd doordat men in een afhankelijke situatie wordt gebracht, zoals naar het oordeel van de rechtbank in casu het geval is geweest. De vrouwen moesten zich houden aan de vrijheidsbeperkende regels die verdachte en haar mededader hadden vastgesteld. Zo werd door verdachte en haar mededader bepaald wanneer de vrouwen moesten werken en waren zij niet vrij om contact te hebben met andere personen. In alle gevallen profiteerden verdachte en haar mededader van de werkzaamheden van de vrouwen, doordat de vrouwen (een deel van) hun verdiensten aan hen moesten afdragen.
Aldus hebben verdachte en haar mededader misbruik gemaakt van de afhankelijke positie waarin deze vrouwen verkeerden.
Door op deze manier van de vrouwen te profiteren heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan – wat thans zou worden gekwalificeerd als – mensenhandel.
Nu de rechtbank feit 3 van parketnummer 070552-03 en het feit onder parketnummer 655491-06 niet bewezen acht, zal zij verdachte een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank betrekt bij de strafoplegging voorts ook dat verdachte in deze zaken een beperktere rol heeft gehad en niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Gelet op het laatste en ter voorkoming van herhaling zal de rechtbank een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen.
Verder heeft de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat er zoals hiervoor overwogen, sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Indien hiermee geen rekening zou worden gehouden zou de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk aan verdachte opgelegd hebben. Rekening houdend met de termijnoverschrijding die is opgetreden in de behandeling van deze zaak zal de rechtbank een korting van een maand op het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen vrijheidsstraf toepassen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 250a (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder parketnummer 18/070552-03 sub 3 en het onder parketnummer 18/655491-06 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder parketnummer 18/070552-03 sub 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het onder parketnummer 18/070552-03 sub 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het onder parketnummer 18/070552-03 sub 1 en 2 bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van ZEVENTIEN MAANDEN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot drie maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.P. van Eerde, voorzitter, G.H. Boekaar en A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 november 2007.
Mr. Gerding is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.