ECLI:NL:RBGRO:2007:BB5703

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
15 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/1544
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen intrekking WAO-uitkering en vaststelling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, geboren op 9 mei 1973, beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) waarbij haar WAO-uitkering per 2 juli 2006 werd ingetrokken. Eiseres was werkzaam als ziekenverzorgende en had zich op 20 augustus 1998 ziek gemeld vanwege psychische klachten. In 1999 werd haar een WAO-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na een herbeoordeling door de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts, werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 15 tot 25%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep aangetekend.

De rechtbank Groningen heeft de zaak behandeld op 3 oktober 2007, waarbij eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar gemachtigde J.S. Visser. De verweerder, UWV, werd vertegenwoordigd door J.A. Klaver. De rechtbank oordeelde dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd waarom de geduide functies geschikt waren voor eiseres, ondanks signaleringen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de eerdere beslissing van het UWV niet werd teruggedraaid. Eiseres kreeg het betaalde griffiegeld vergoed en de proceskosten werden vastgesteld op € 6,-, die door het UWV aan eiseres moesten worden betaald.

De rechtbank concludeerde dat de medische gegevens geen aanknopingspunten boden voor een verdergaande beperking van eiseres dan de bezwaarverzekeringsarts had aangenomen. De rechtbank benadrukte dat de sociale omstandigheden van eiseres, hoewel belastend, niet voldoende waren om een medische urenbeperking aan te nemen. De rechtbank oordeelde dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met haar vastgestelde medische beperkingen. De rechtbank heeft de zaak dus in het voordeel van eiseres beslist, maar met behoud van de rechtsgevolgen van het eerdere besluit van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Zaaknummer: AWB 06/1544 WAO V12
Uitspraak in het geschil tussen
[eiseres], wonende te Ter Apel, eiseres,
gemachtigde: J.S.Visser
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
kantoor Groningen, verweerder.
1. Onderwerp van geschil
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 oktober 2006.
In dit (bestreden) besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van
18 mei 2006, om haar WAO- uitkering in te trekken met ingang van 2 juli 2006, gegrond verklaard en heeft daarbij de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum vastgesteld op 15 tot 25%.
2. Zitting
Het geschil is behandeld op de zitting van 3 oktober 2007.
Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Klaver.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Feiten en procesverloop
Eiseres, geboren op 9 mei 1973, was werkzaam als ziekenverzorgende gedurende 36 uur per week toen zij zich op 20 augustus 1998 ziek meldde met psychische klachten wegens psychosociale problematiek. Per 19 augustus 1999 is aan eiseres een uitkering op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder bij besluit van 18 mei 2006 de WAO-uitkering van eiseres ingetrokken per 2 juli 2006 omdat eiseres minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar standpunten tijdens een hoorzitting toe te lichten. Bij de hoorzitting was de bezwaarverzekeringsarts aanwezig. Hij heeft eiseres aansluitend aan de hoorzitting lichamelijk onderzocht.
Verweerder heeft vervolgens na rapportage door de bewaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige het bezwaar van eiseres bij het thans bestreden besluit gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 15 tot 25% per
2 juli 2006.
Eiseres heeft beroep aangetekend.
Op 24 december 2006 is ter griffie een verweerschrift van verweerder ontvangen. Daarbij heeft verweerder een nadere arbeidskundige rapportage, gedateerd 12 december 2006, in het geding gebracht.
Van eiseres is op 20 september 2007 een brief met als bijlage een rapportage van haar behandelende GZ-psycholoog ontvangen. In verband met deze rapportage heeft de bezwaarverzekeringsarts op 25 september 2007 nader gerapporteerd.
3.2. standpunt eiseres
Eiseres is van mening dat een urenbeperking moet worden aangenomen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres meegedeeld dat eerdere bezwaren ten aanzien van de arbeidskundige motivering niet langer gehandhaafd worden.
3.3. standpunt verweerder
Verweerder handhaaft in beroep zijn standpunt dat het besluit op goede gronden is genomen.
3.4. rechtsoverwegingen
Het begrip arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO heeft een beperkte betekenis. Een verzekerde wordt - samengevat - slechts dan arbeidsongeschikt geacht indien zijn verdienvermogen als een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte met tenminste 15% is afgenomen.
Het verdienvermogen wordt vastgesteld door de mogelijke inkomsten die de betreffende (zieke) verzekerde nog met gangbare arbeid zou kunnen verwerven te vergelijken met hetgeen een soortgelijke gezonde persoon gewoonlijk verdient.
Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid dienen verder de bepalingen van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in acht te worden genomen.
Met betrekking tot medische aspecten
Omdat eiseres naast de verzorging van haar dochtertje huishoudelijke werkzaamheden verricht acht de primaire verzekeringsarts eiseres in staat om enige vorm van arbeid te verrichten.
In verband met de privéproblemen van eiseres heeft de verzekeringsarts voor eiseres beperkingen aangenomen voor mentale belasting, conflicten en lawaai. De beperkingen zijn tot uitdrukking gebracht in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
De bezwaarverzekeringsarts heeft na dossierstudie, waarbij hij informatie van de GGZ en de huisarts heeft betrokken, en het lichamelijk onderzoek dat hij heeft verricht geconcludeerd dat eiseres minder belastbaar is dan de primaire verzekeringsarts heeft aangenomen. Hij heeft een nieuwe FML opgesteld met meer en verdergaande beperkingen.
De rechtbank heeft in de thans beschikbare medische gegevens geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat eiser verdergaand is beperkt dan de (bezwaar)verzekeringsarts heeft aangenomen.
De rechtbank gaat er niet aan voorbij dat de sociale omstandigheden van eiseres (traumatisch verleden met veel zorgen en angst vanwege een geweldadige ex-partner) voor eiseres bijzonder belastend zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is echter onvoldoende aangetoond dat in verband met die psychosociale belasting een medische urenbeperking moet worden aangenomen
Eiseres moet op de in geding zijnde datum in staat worden geacht arbeid te verrichten de qua belasting in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische beperkingen.
In het kader van het arbeidskundig onderzoek zijn na raadpleging van de FML en het Claim Beoordelings en Borging Systeem (CBBS) de functies machinaal metaalbewerker (exclusief bankwerk), productiemedewerker machinaal inpakken en vleeswarenmaker, slachter en visverwerker voor eiseres geschikt geacht. Op basis van het loon dat eiseres in deze functies kan verdienen heeft de bezwaararbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 15 tot 25%. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres juist berekend.
De rechtbank stelt vast dat de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportage van 12 december 2006 per signalering gemotiveerd heeft aangegeven waarom de geduide functies ondanks die signaleringen toch geschikt zijn te achten voor eiseres. Met de gemachtigde van eiseres is de rechtbank van oordeel dat met deze rapportage het bestreden besluit arbeidskundig naar behoren is onderbouwd en voldoet aan de daartoe door de CRvB gestelde vereisten. Nu dit eerst in beroep is geschied zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen, maar de rechtsgevolgen van dat besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht in stand laten.
De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten en bepalen dat het UWV eiseres het betaalde griffiegeld dient te vergoeden.
Beslist wordt daarom als volgt.
4. Beslissing
De rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het UWV eiseres het betaalde griffiegeld van € 38, - dient te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, welke zijn vastgesteld op een bedrag van € 6, - en bepaalt dat het UWV aan eiseres deze kosten dient te betalen.
Aldus gegeven door mr. M.W. de Jonge en door haar in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2007 in tegenwoordigheid van mr. A.J. Flik als griffier.
De griffier, De rechter,
De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschrift verzonden op:
Typ: ajf