RECHTBANK GRONINGEN
Sector bestuursrecht, meervoudige kamer
Zaaknummer: AWB 06/1369 WIA
Uitspraak in het geschil tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. A. Reitsma,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 augustus 2006.
In dit besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de beslissing van 27 februari 2006, inhoudende de afwijzing van de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), ongegrond verklaard en het besluit van 27 februari 2006 gehandhaafd.
Het geschil is behandeld op 25 september 2007.
Eiser is aldaar verschenen. De gemachtigde van eiser is met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.R. Bos.
3. Beoordeling van het geschil
Eiser, geboren op [geboortedatum], heeft zich op 1 maart 2004 ziek gemeld ten gevolge van psychische klachten, en later ook rugklachten, vanuit de Werkloosheidwet (WW) waarin hij zat als werkzoekend timmerman. Eiser is door verweerder aangemerkt als zogeheten vangnetter voor de Ziektewet (ZW).
Op 27 oktober 2005 heeft verweerder eiser een aanvraag WIA-uitkering toegezonden. Eiser heeft de aanvraag op 14 november 2005 ondertekend.
Bij besluit van 27 februari 2006 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij per einde wachttijd, dat wil zeggen 27 februari 2006, geen recht heeft op een WIA-uitkering. Uit het oordeel van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige is gebleken dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Eiser is derhalve minder dan 35% arbeidsongeschikt en komt daarom niet in aanmerking voor een WIA-uitkering.
Eiser heeft bij brief van 7 april 2006 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 februari 2007. Bij brief van 23 mei 2006 heeft eiser de gronden van het bezwaar ingediend. Eiser is in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren nader toe te lichten tijdens de hoorzitting van 19 juli 2006. Van deze gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt.
Bij besluit van 23 augustus 2006 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 27 februari 2006 gehandhaafd.
Bij brief van 3 oktober 2006 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van 23 augustus 2006. Bij brief van 1 november 2006 heeft eiser de gronden van zijn beroep ingediend.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet door hen ingediend, aan partijen toegezonden.
3.2 De standpunten van partijen
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij meer klachten heeft dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Hoewel eiser in december 2004 is geopereerd aan een hernia, is het niet zo dat hij hierdoor klachtenvrij is geworden. Het is algemeen bekend dat een hernia niet altijd verholpen kan worden door een operatie en ook dat een hernia vaak weer terugkomt. Het is daarom heel goed mogelijk dat er al weer sprake is van een nieuwe beginnende hernia. Eiser blijft bij zijn standpunt dat er ten aanzien van buigen, zitten, staan en tillen meer beperkingen moeten worden aangegeven. Het buigen wordt door eiser zo veel mogelijk vermeden, omdat dit direct een verergering van de rugpijn geeft. Daarom is 300 keer per uur niet reëel te noemen. Zitten kan eiser maximaal gedurende een halve werkdag (4 uur) en ook ten aanzien van tocht is een beperking op zijn plaats. Dit heeft per definitie een nadelig effect op de rugklachten. Ten aanzien van het staan stelt eiser dat hij maximaal een kwartier achter elkaar kan staan. Wat betreft het tillen stelt eiser dat hij maximaal iets van 10 kilogram van gelijke hoogte kan pakken en maximaal 1 kilogram vanaf de grond. Gelet op het voorgaande zijn de door verweerder geduide functies niet geschikt voor eiser. Ten aanzien van de functie wikkelaar (SBC-code 267050) stelt eiser dat er een overschrijding is ten aanzien van zitten. Tevens moet eiser in deze functie een voetschakelaar gebruiken, wat lastig is omdat hij zijn knieën wegens het ontbreken van een knieschijf slechts beperkt kan gebruiken. Verder geldt voor deze functie dat er een bijzondere belasting wordt aangegeven bij omgaan met conflicten. Eiser neemt al gedurende enige tijd rustgevende middelen in. Gelet hierop is een functie waarbij hij moet omgaan met agressieve of onredelijke mensen voor eiser niet geschikt. Ten aanzien van de functie Coquillegieter (SBC-code 264121) stelt eiser dat er sprake is van pedaalbediening. Gelet op het ontbreken van zijn knieschijf is dit een probleem. Voor wat betreft de functie van Puntlasser (SBC-code 111171) stelt eiser dat de afwisseling van houding moeilijk voor eiser is als er sprake is van deadlines en productiepieken. Ook tocht werkt bijzonder nadelig ten aanzien van de rugklachten. Ten aanzien van de functie perronmedewerker (SBC-code 111220) stelt eiser tenslotte dat de kou zeer nadelig zal werken op zijn rugklachten en dat tevens het verplaatsen van zware rolcontainers en pallets niet ten goede zal komen aan een door hernia verzwakte rug.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het besluit van 23 augustus 2007 op goede gronden is genomen. Allereerst verwijst verweerder naar de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts mevrouw Visser. Zij motiveert uitgebreid waarom zij van mening is dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primair medisch standpunt. Zij geeft nadrukkelijk aan dat zij mee kan gaan met de door de primaire verzekeringsarts geschetste medische beperkingen, ondanks het feit dat het maar de vraag is of er nog een medisch objectiveerbaar gevolg van ziekte of gebrek aanwezig is. Verder verwijst verweerder naar de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige, de heer Tolsma, die uitgebreid motiveert waarom de geduide functies, met uitzondering van de overwegende zittende functie van telefonist/receptionist, passend zijn voor eiser. Met de geduide functies resteert een verlies aan verdienvermogen van 31%. Hoewel eiser heeft gesteld dat hij zich niet kan vinden in de zienswijzen zoals neergelegd in de rapportages, heeft hij zijn stellingen op geen enkele wijze ondersteund door (nieuwe) medische gegevens.
Artikel 47, eerste lid, van de Wet WIA luidt:
"1. Recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.
Artikel 54, eerste lid, van de Wet WIA luidt:
"1. Recht op een WGA-uitkering ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij gedeeltelijk arbeidsgeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is."
Artikel 4 van de Wet WIA luidt:
"1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
3. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat."
Artikel 5 van de Wet WIA luidt:
"Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is."
Onder voormeld begrip arbeid wordt in de Wet WIA verstaan: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is, en onder maatmaninkomen wordt verstaan: hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, met arbeid gewoonlijk verdienen. Ingevolge de Wet WIA vindt de vaststelling van de mate van arbeids(on)geschiktheid plaats op basis van verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundig onderzoek waarvan de strekking en vereisten zijn omschreven in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder terecht de WIA-uitkering van eiser heeft afgewezen.
Met betrekking tot de medische aspecten
De verzekeringsarts, J.H. Roosenstein, heeft de medische beperkingen en mogelijkheden van eiser vastgesteld en verwoord in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 januari 2006. Door de verzekeringsarts zijn de volgende beperkingen aangenomen:
- Beperkingen ten aanzien van trillingsbelasting in verband met rugklachten (3.8);
- Beperkingen ten aanzien van het buigen. Eiser kan ongeveer 60 graden buigen (4.10) en kan zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 150 keer buigen (4.11). Bij een buigen in een hoek van 45 graden wordt 300 keer buigen acceptabel geacht (4.11);
- Beperkingen ten aanzien van frequent zware lasten hanteren tijdens het werk. Eiser kan niet tijdens ongeveer een uur per werkdag frequent lasten hanteren van ongeveer 15 kilogram (4.16);
- Beperkingen ten aanzien van het lopen tijdens het werk. Eiser kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uren) lopen (4.19);
- Beperkingen ten aanzien van het zitten. Eiser kan ongeveer een uur achtereen zitten (5.1) en kan zo nodig gedurende het grootste deel van de werkdag zitten (tot ongeveer 6 uren per dag) (5.2);
- Beperkingen ten aanzien van het staan tijdens het werk. Eiser kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag staan (ongeveer 4 uren) ( 5.4);
- Beperkingen ten aanzien van geknield of gehurkt actief zijn. Eiser kan minder dan 5 minuten achtereen geknield of gehurkt actief zijn (5.5);
- Beperkingen ten aanzien van gebogen en/of getordeerd actief zijn. Eiser kan minder dan 5 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn; en
- Beperkingen ten aanzien van het afwisselen van de houding. Eiser moet het zitten en het staan verdeeld kunnen afwisselen met (kortdurend) lopen (5.9).
In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat de verzekeringsarts ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen ten aanzien van koude (3.2) en tocht (3.3). Met betrekking tot de beperkingen die zien op het buigen (4.10 en 4.11) heeft eiser aangevoerd dat buigen bij hem direct rugklachten oplevert. Ten aanzien van het tillen (4.14) heeft eiser aangevoerd dat hij niet 15 kilogram kan tillen zonder dat dit meteen pijnklachten oplevert. 10 kilogram is maximaal als iets van gelijke hoogte wordt gepakt en 1 kilogram is maximaal als iets van de grond wordt gepakt. Eiser voert verder aan dat zitten snel rugklachten bij hem oplevert, gelet waarop hij dit maximaal 4 uren per dag kan doen (5.2). Gelet op de operaties aan zijn knie kan eiser maximaal maar een kwartier achter elkaar staan (5.3) en kan hij tijdens een werkdag in totaal maximaal een uur staan (5.4).
De bezwaarverzekeringsarts N. Visser heeft in de rapportage van 3 augustus 2006 geconcludeerd dat er geen verzekeringsgeneeskundige argumenten zijn of af te wijken van het primaire oordeel van de verzekeringsarts. Op 5 juli 2007 heeft de bezwaarverzekeringsarts de FML aangepast. Zo is de toelichting bij 4.2 (lokalisatie beperkingen) gewijzigd naar "rechts" en is de score bij de toelichting bij 5.2 (zitten tijdens het werk) aangepast naar "tot zes uur per dag". Tevens is de toelichting bij 4.19 (lopen tijdens het werk ) verwijderd en teruggeplaatst bij 4.23 (overige beperkingen van het dynamische handelen) en bij 4.24 (specifieke voorwaarden voor het dynamisch handelen in arbeid).
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de beschikbare medische gegevens onvoldoende redenen aanwezig zijn om te oordelen dat de medische beperkingen voor eiser niet juist zijn vastgesteld. Niet is gebleken dat de door eiser ervaren medische klachten in onvoldoende mate zijn onderkend, noch dat verweerder bij het vaststellen van de beperkingen en mogelijkheden van eiser onvoldoende rekening heeft gehouden met de door eiser ervaren medische klachten. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd op grond waarvan getwijfeld zou kunnen worden aan de medische beoordeling door de (bezwaar)verzekeringsartsen.
Met betrekking tot de arbeidskundige aspecten
De arbeidsdeskundige K.A. Brongers heeft in zijn rapportage van 16 februari 2006 op grond van de door de verzekeringsarts vastgestelde FML de functies van telefonist/receptionist, wikkelaar/samensteller, machinaal metaalbewerker, productiemedewerker en magazijn/expeditiemedewerker voor eiser geschikt geacht. De arbeidsdeskundige is tot de conclusie gekomen dat het loonverlies ten gevolge van de gewijzigde belastbaarheid geschat kan worden op 21,41%. Met dit percentage dient eiser ingedeeld te worden in de (theoretische) arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 35%.
In bezwaar heeft eiser kort gezegd aangevoerd dat hij met zijn klachten en beperkingen de geduide functies niet kan verrichten.
De bezwaararbeidsdeskundige J.J.S. Tolsma heeft in zijn rapportage van 23 augustus 2006 overwogen dat de functie van telefonist/receptionist is komen te vervallen vanwege een overschrijding op de beperkingen ten aanzien van het zitten. De functies van wikkelaar/samensteller, machinaal metaalbewerker, productiemedewerker en magazijn/expeditiemedewerker zijn voor eiser als passend te beschouwen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage gemotiveerd aangegeven waarom de geduide functies ondanks signaleringen voor eiser geschikt te achten zijn. De bezwaararbeidsdeskundige is tot de conclusie gekomen dat het loonverlies ten gevolge van de gewijzigde belastbaarheid geschat kan worden op 31%. Met dit percentage dient eiser ingedeeld te worden in de (theoretische) arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 35%.
Gelet op de aanpassing van de FML op 5 juli 2007 heeft de bezwaararbeidsdeskundige J.P.M. Optekamp-van Kaam een nieuwe rapportage opgesteld op 3 augustus 2007. De bezwaararbeidsdeskundige concludeert dat de heroverweging van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, zoals omschreven is in de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige d.d. 23 augustus 2006, geen aanleiding geeft om op arbeidskundige gronden tot een andere conclusie te komen.
De rechtbank constateert dat eiser geen specifieke op de geduide functies gerichte gronden heeft aangevoerd, anders dan die voortvloeien uit de door hem genoemde beperkingen van zijn medische belastbaarheid. Het is de rechtbank niet gebleken dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser wat het arbeidskundige aspect betreft niet op goede gronden zou berusten.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser op en na 27 februari 2006 in staat is om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen per uur te verdienen. Verweerder heeft eiser aldus terecht een uitkering op grond van de WIA met ingang van genoemde datum geweigerd. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.W. de Jonge (voorzitter), mr. M.P. den Hollander en mr. E. Gottschal en in het openbaar door de voorzitter uitgesproken op 26 september 2007, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Doornbos als griffier.
De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA in Utrecht.
Afschrift verzonden op:
typ: GGD