ECLI:NL:RBGRO:2007:BB5035
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.A. Flinterman
- K.R. Bosker
- L.C. Bosch
- Rechtspraak.nl
Ontkenning vaderschap en juridische positie van verzoekster
In deze zaak heeft verzoekster, geboren op 7 juli 1988, verzocht om de ontkenning van het vaderschap van A., die haar wettige vader is geworden door het huwelijk met haar moeder, mevrouw B. Verzoekster is erkend door A. op 10 juni 1991, maar heeft nooit een band gehad met haar biologische vader, de heer E. Verzoekster heeft aangegeven dat zij geen behoefte heeft aan een relatie met de heer E. en dat zij een sterke band heeft met de heer C., die zij als haar vader beschouwt en die bereid is haar te erkennen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 juli 2007, waarbij verzoekster en haar raadsvrouw, mr. P.J. Polderman, aanwezig waren, evenals de belanghebbenden mevrouw B. en de heer C. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen mevrouw B. en A. op 20 maart 1995 is ontbonden, en dat verzoekster door dit huwelijk wettig kind van A. is geworden. De rechtbank heeft geoordeeld dat, volgens de wetgeving, verzoekster gelijkgesteld is met een kind dat staande het huwelijk is geboren, en dat het vaderschap van A. kan worden ontkend indien hij niet de biologische vader is.
Na beoordeling van de feiten en de verklaringen van verzoekster en haar moeder, heeft de rechtbank geconcludeerd dat A. niet de biologische vader van verzoekster is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster tot ontkenning van het vaderschap van A. gegrond verklaard. De beschikking is gegeven op 17 juli 2007 door de meervoudige familiekamer van de Rechtbank Groningen.