ECLI:NL:RBGRO:2007:BB5035

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
92238/FA RK 07-314
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap en juridische positie van verzoekster

In deze zaak heeft verzoekster, geboren op 7 juli 1988, verzocht om de ontkenning van het vaderschap van A., die haar wettige vader is geworden door het huwelijk met haar moeder, mevrouw B. Verzoekster is erkend door A. op 10 juni 1991, maar heeft nooit een band gehad met haar biologische vader, de heer E. Verzoekster heeft aangegeven dat zij geen behoefte heeft aan een relatie met de heer E. en dat zij een sterke band heeft met de heer C., die zij als haar vader beschouwt en die bereid is haar te erkennen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 juli 2007, waarbij verzoekster en haar raadsvrouw, mr. P.J. Polderman, aanwezig waren, evenals de belanghebbenden mevrouw B. en de heer C. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen mevrouw B. en A. op 20 maart 1995 is ontbonden, en dat verzoekster door dit huwelijk wettig kind van A. is geworden. De rechtbank heeft geoordeeld dat, volgens de wetgeving, verzoekster gelijkgesteld is met een kind dat staande het huwelijk is geboren, en dat het vaderschap van A. kan worden ontkend indien hij niet de biologische vader is.

Na beoordeling van de feiten en de verklaringen van verzoekster en haar moeder, heeft de rechtbank geconcludeerd dat A. niet de biologische vader van verzoekster is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster tot ontkenning van het vaderschap van A. gegrond verklaard. De beschikking is gegeven op 17 juli 2007 door de meervoudige familiekamer van de Rechtbank Groningen.

Uitspraak

Sector Civielrecht
Meervoudige familiekamer
zaaknr.: 92238/FA RK 07-314
beschikking d.d 17 juli 2007
in de zaak van:
verzoekster
procureur mr. P.E. Mazel,
advocaat mr. P.J. Polderman te Zutphen.
belanghebbenden:
A. B. en C.
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft op 13 februari 2007 ter griffie van de rechtbank een verzoekschrift (met bijlagen) ingediend waarin zij heeft verzocht de ontkenning door haar van het vaderschap van A. gegrond te verklaren.
Op 12 maart 2007 is ter griffie van de rechtbank een brief binnengekomen, gedateerd 8 maart 2007, afkomstig van A.
Op 13 juni 2007 is ter griffie van de rechtbank een faxbrief binnengekomen, ondertekend door mevrouw B. en de heer C.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren op 3 juli 2007.
Gehoord zijn daarbij: verzoekster, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. Polderman, voornoemd, alsmede mevrouw B. en de heer C., belanghebbenden.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
- verzoekster is op 7 juli 1988 geboren;
- mevrouw B. is de moeder van verzoekster;
- verzoekster is op 10 juni 1991 erkend door A.;
- door het huwelijk tussen mevrouw B. en A. is verzoekster het wettige kind van A. geworden;
- eerdergenoemd huwelijk is op 20 maart 1995 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 15 maart 1995 van de rechtbank Zwolle, in de registers van de burgerlijke stand, ontbonden;
- de moeder van verzoekster is nadien gehuwd met D.
Standpunt van verzoekster
De biologische vader van verzoekster is de heer E. Deze man heeft zij één maal gezien. Zij heeft geen band met deze man en ook niet de behoefte om een band met deze man aan te gaan.
Verzoekster is erkend door [A.], die niet haar biologische vader is.
Zij wil de juridische band tussen haar en [A.] verbreken.
Verzoekster heeft een hechte band opgebouwd met de heer C., die zij als haar vader beschouwt. Zij zou graag door hem worden erkend als zijn dochter. De heer C. is ook bereid, zodra mogelijk, over te gaan tot erkenning.
Standpunt van de moeder
Verzoekster weet vanaf haar 4e jaar dat de heer E. haar biologische vader is.
Beoordeling door de rechtbank
Door het huwelijk tussen mevrouw B. en A. is verzoekster, volgens de destijds van toepassing zijnde wetgeving, het wettige kind van A. geworden. Hierdoor is de positie van verzoekster voor de toepassing van artikel 1:200 Burgerlijk Wetboek, gelijkgesteld met die van een kind dat staande het huwelijk is geboren.
Het vaderschap van A. kan ingevolge eerdergenoemd wetsartikel door onder meer verzoekster, worden ontkend indien hij niet haar biologische vader is.
Gelet op hetgeen door verzoekster, alsmede door haar moeder ter zitting is gesteld is voor de rechtbank voldoende komen vast te staan dat A. niet de biologische vader van verzoekster is. De rechtbank zal het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van A. gegrond verklaren, nu verzoekster het verzoek heeft ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn.
BESLISSING
verklaart het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [A.] gegrond.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.A. Flinterman, voorzitter, K.R. Bosker en L.C. Bosch, en door eerstgenoemde uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.