ECLI:NL:RBGRO:2007:BB4398

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/1440 WW
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-naleving uniforme openbare voorbereidingsprocedure bij bouwvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 4 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen VastNed Offices/Industrial N.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. Koops, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 21 september 2005, waarbij een bouwvergunning in de eerste fase werd verleend aan NNVM Nederland B.V. voor het oprichten van een woon-werkgebouw in Groningen. De rechtbank heeft onderzocht of de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) correct is gevolgd.

De rechtbank concludeert dat de procedure de facto niet is nageleefd. De rechtbank stelt vast dat het ontwerpbesluit niet ter inzage is gelegd, wat in strijd is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De publicatie vermeldde dat bedenkingen konden worden ingediend, maar voldeed niet aan de eisen van artikel 3:12 Awb, dat spreekt over zienswijzen. Hierdoor is de rechtbank van mening dat het bestreden besluit niet met de UOV is voorbereid, wat betekent dat er geen direct beroep openstaat op de rechtbank.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst de gemeente Groningen aan als de rechtspersoon die de kosten van het beroep moet vergoeden. De proceskosten worden vastgesteld op € 644,--, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 276,-- wordt eveneens vergoed. De rechtbank heeft de zaak doorverwezen naar verweerder voor behandeling van het ingediende bezwaarschrift, aangezien de UOV had moeten worden gevolgd. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de juiste procedures in bestuursrechtelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht, meervoudige kamer
Zaaknummer: AWB 05/1440 WW44
Uitspraak in het geschil tussen
VastNed Offices/Industrial N.V., gevestigd te Rotterdam, eiseres,
gemachtigde: mr. G. Koops
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder,
gemachtigden: mr. J. Dallinga en H.K. de Jonge.
1. Onderwerp van geschil
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 21 september 2005, kenmerk: RBV 200503021.
In dit (bestreden) besluit heeft verweerder aan NNVM Nederland B.V. te Haren (hierna te noemen: vergunninghoudster), onder het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 2.5.29 van de Groninger Bouwverordening 2004 en toepassing gevend aan artikel 50, vierde lid, van de Woningwet, een bouwvergunning 1e fase verleend voor het oprichten van een woon-werkgebouw op het adres [adres] te Groningen.
2. Zitting
Het geschil is behandeld ter zitting van 23 maart 2007.
Eiseres heeft zich ter zitting door haar gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. J. Dallinga en H.K. de Jonge.
3. Beoordeling van het geschil
Uit artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat tegen een besluit dat is voorbereid met afdeling 3.4 Awb (hierna te noemen: de UOV) direct beroep openstaat op de rechtbank.
Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden.
Gelet op de datum van indiening van de aanvraag om bouwvergunning (12 juli 2005) volgt uit het in artikel IV, eerste lid, van de Aanpassingswet neergelegde overgangsrecht, dat op de voorbereiding van de beslissing op deze aanvraag de wettelijke regels van toepassing zijn, zoals die sinds 1 juli 2005 luiden.
Op grond van het sinds die datum geldende artikel 3:10, eerste lid, Awb is de UOV van toepassing op de voorbereiding van besluiten, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
In de bouwverordening van de gemeente Groningen is bepaald dat in een geval als het onderhavige de UOV dient te worden gevolgd. Dit houdt partijen als zodanig ook niet verdeeld. Wat partijen wel verdeeld houdt is het antwoord op de vraag of de UOV in dit geval wel of niet is gevolgd. Verweerder meent dat de UOV wel is gevolgd, eiseres daarentegen meent dat dat niet het geval is.
De rechtbank overweegt dienaangaand als volgt.
Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, Awb legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
Op grond van artikel 3:12, eerste lid, Awb geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
In dit geval heeft het bouwplan ter inzage gelegen, het ontwerpbesluit daarentegen niet.
In het derde lid van artikel 3:12 Awb is -voor zover hier van belang- bepaald dat in de kennisgeving wordt vermeld:
a. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
b. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
c. op welke wijze dit kan geschieden.
De rechtbank stelt vast dat in de publicatie die heeft plaatsgevonden wordt aangegeven dat tegen het bouwplan bedenkingen kunnen worden ingediend. De tekst van de publicatie strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met hetgeen in artikel 3:12, onder b, Awb is bepaald omdat in de publicatie niet wordt gesproken over zienswijzen, doch over bedenkingen. Evenmin wordt aangegeven wie zienswijzen kunnen indienen.
Van een expliciet genomen besluit de in afdeling 3.4 geregelde procedure te volgen is evenmin gebleken.
Gelet op de som van het geheel komt de rechtbank tot het oordeel dat in dit geval de UOV niet is gevolgd.
Aangezien het bestreden besluit niet met de UOV is voorbereid staat gezien artikel 7:1, eerste lid, Awb tegen het bestreden besluit geen beroep op de rechtbank open, doch diende eerst bezwaar te worden ingediend bij verweerder. Het beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Eiseres heeft zowel een bezwaarschrift (bij verweerder) ingediend als beroep ingesteld (bij de rechtbank). De rechtbank zal het beroepschrift, voor zover dat is gericht tegen de verleende ontheffing, op de voet van artikel 6:15 Awb aan verweerder doorzenden ter behandeling als bezwaarschrift.
Naar uit het hiervoor overwogene blijkt had verweerder de UOV dienen te volgen. Nu hij dat niet heeft gedaan ligt het in de rede dat hij het door eiseres ingediende bezwaarschrift gegrond zal verklaren, het bestreden besluit zal herroepen en alsnog de UOV zal volgen teneinde te beslissen op de ingediende aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2.5.29 van de Groninger Bouwverordening 2004.
Aangezien de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep het gevolg is van de onjuiste rechtsmiddelenverwijzing door verweerder ziet de rechtbank aanleiding op grond van artikel 8:74, tweede lid, Awb te bepalen, dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 276,-- door de gemeente Groningen aan eiseres wordt vergoed.
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, tevens termen aanwezig verweerder op grond van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken en wijst de gemeente Groningen aan als de rechtspersoon die de kosten moet betalen.
Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt de rechtbank de proceskosten op € 644,-- zoals nader aangegeven in een bij deze uitspraak gevoegde bijlage.
4. BESLISSING
De rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de gemeente Groningen eiseres het betaalde griffierecht van € 276,--vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 644,-- en bepaalt dat de gemeente Groningen eiseres deze kosten dient te betalen.
Aldus gegeven door mrs. M.P. den Hollander, M.W. de Jonge en P. Mendelts, en in het openbaar door de voorzitter uitgesproken op 4 april 2007, in tegenwoordigheid van
M.J.'t Hart als griffier.
De griffier, De voorzitter,
De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag
Afschrift verzonden op: