RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670446-06
datum uitspraak: 13 september 2007
raadsvrouw: mr. F.B. Flooren
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] in het jaar 1982,
thans preventief gedetineerd [...].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 11 december 2006, 19 februari 2007, 23 april 2007, 7 juni 2007 en 30 augustus 2007.
Nadere omschrijving tenlastelegging ex artikel 314a Wetboek van Strafvordering
De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenlastelegging als volgt nader zal worden omschreven, dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2006, te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer], meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of buik, althans het lichaam, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 27 augustus 2006, te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer], meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of buik, althans het lichaam, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 27 augustus 2006, te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer], meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of buik, althans het lichaam, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door op of omstreeks 25 augustus 2006, althans in de maand augustus 2006, een mes uit te zoeken en/of te kopen en/of welk mes hij (vervolgens) aan [medeverdachte] heeft gegeven, met welk mes die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) genoemd feit heeft/hebben begaan en/of die [slachtoffer] is gestoken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 27 augustus 2006, te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer], meerdere malen, althans eenmaal, met een mes in de borst en/of buik, althans het lichaam, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door op of omstreeks 25 augustus 2006, althans in de maand augustus 2006, een mes uit te zoeken en/of te kopen en/of welk mes hij (vervolgens) aan [medeverdachte] heeft gegeven, met welk mes die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) genoemd feit heeft/hebben begaan en/of die [slachtoffer] is gestoken.
Deze vordering is door de rechtbank op de terechtzitting, gehoord verdachte en de raadsvrouw, toegewezen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair en het subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact.
Overwegingen ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd, dat ten aanzien van de verhoren van verdachte en ten aanzien van de tapverslagen veel onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, waardoor verdachte is geschaad in zijn verdedigingsbelang. Door de raadsvrouw zijn de volgende onrechtmatigheden geconstateerd:
- De geluidskwaliteit van de DVD's, waarop de verhoren van verdachte zijn vastgelegd, is zo slecht dat het doel van het maken van de opnames - namelijk het inzichtelijk maken van het verloop van het verhoor - niet behaald wordt.
- Verzuimd is onmiddellijk te besluiten tot het inschakelen van een tolk, terwijl dit wel noodzakelijk was.
- Ook het verhoor van 5 september 2006, waar wel een tolk bij aanwezig is geweest, bevat onregelmatigheden. De vragen worden niet steeds per vraag door de tolk vertaald, maar de hele verklaring wordt aan het einde door de tolk voorgelezen. Voorts constateert de raadsvrouw inhoudelijke verschillen tussen de geschreven tekst en de inhoud van de DVD. Daarnaast merkt de raadsvrouw op, dat hetgeen de tolk voorleest op geen enkele manier getoetst kan worden en dat het niet vast staat welke verklaring verdachte heeft getekend. Ook is niet duidelijk of de verklaringen daadwerkelijk worden aangepast door de verbalisanten, naar aanleiding van de opmerkingen die verdachte maakt. Hierdoor is volgens de raadsvrouw niet duidelijk of uiteindelijk betrouwbare vertalingen van de verklaringen van verdachte zijn opgemaakt.
- De tolk die een nieuwe vertaling van de tapverslagen zou maken heeft - voor het grootste deel - de oude vertalingen erbij gekregen.
De raadsvrouw concludeert dat de algehele totstandkoming van de bewijsmiddelen dusdanig is dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Mocht de rechtbank hier niet in meegaan, dan dienen alle verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte te worden uitgesloten van het bewijs. Mocht de rechtbank ook dit verweer verwerpen dan dient, aldus de raadsvrouw, strafvermindering te volgen.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank heeft, ten aanzien van de geluidskwaliteit van de DVD's, geconstateerd dat slechts delen van de verhoren niet te verstaan zijn of zeer slecht te verstaan zijn. De rechtbank deelt de mening van de raadsvrouw dan ook niet, dat het doel van het maken van de opnames in zijn geheel niet is behaald. Door de DVD's is het mogelijk om een indruk te krijgen van het verloop van de verhoren, de houding van verdachte en de wijze waarop de schriftelijke vastlegging van de verhoren tot stand is gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de deels slechte geluidskwaliteit van de DVD's onvoldoende is om te constateren dat er sprake is van onrechtmatigheid.
Ten aanzien van het tijdstip waarop de tolk is ingeschakeld en de manier waarop de schriftelijke vastlegging van de verhoren van de verklaringen tot stand is gekomen constateert de rechtbank wel onrechtmatigheden.
Naar het oordeel van de rechtbank hadden de verbalisanten direct moeten overgaan tot het horen van verdachte in het bijzijn van een tolk. Nu de verbalisanten op enig moment hebben besloten tot inschakeling van een tolk, die op 5 september 2006 de tot dan toe afgelegde verklaringen van verdachte heeft voorgelezen, is duidelijk dat ook de verbalisanten hebben getwijfeld over de kennis en kunde van de Nederlandse taal van verdachte. De rechtbank constateert, naar aanleiding van de inhoud van de op DVD vastgelegde verhoren en de indruk die verdachte ter terechtzitting gaf, dat het Nederlands van verdachte dusdanig slecht is dat hij de impact van zijn woordkeuze niet kan overzien. Vanaf het eerste verhoor had de werkwijze van verbalisanten moeten zijn dat een tolk bij de verhoren aanwezig was om de vragen van de verbalisanten te vertalen, verdachte in zijn moedertaal te laten antwoorden en vervolgens dit antwoord voor de verbalisanten te vertalen. Alleen deze werkwijze had naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak voldoende waarborgen aan verdachte geboden en is in overeenstemming met de vereisten die artikel 6 EVRM stelt.
Ten aanzien van het verhoor dat plaatsvond op 5 september 2006 constateert de rechtbank eveneens onrechtmatigheden. De tolk heeft 's ochtends de eerder door verdachte afgelegde verklaringen vertaald. Vervolgens hebben verbalisanten 's middags verdachte wederom gehoord zonder dat de tolk daarbij aanwezig was. Eerst na afloop van het verhoor is, wederom, de verklaring van verdachte integraal aan hem voorgelezen in zijn moedertaal. De rechtbank is van oordeel dat deze werkwijze, gelet op de beperkte kennis en kunde van de Nederlandse taal in het onderhavige geval, onvoldoende waarborgen biedt aan verdachte.
In de verhoren van [medeverdachte] is een andere werkwijze gehanteerd dan bij de verhoren van verdachte. Bij de verhoren van [medeverdachte] is een tolk aanwezig die de vragen per vraag vertaalt. [medeverdachte] antwoordt in zijn moedertaal en vervolgens vertaalt de tolk het antwoord voor de verbalisanten. Deze werkwijze biedt de verdachte voldoende waarborgen en is in overeenstemming met de vereisten die artikel 6 EVRM stelt.
De rechtbank is van oordeel dat in de verhoren van [medeverdachte] geen onrechtmatigheden zijn voorgevallen.
De rechtbank concludeert derhalve dat er sprake is van onrechtmatig handelen door het Openbaar Ministerie jegens verdachte, nu het horen van verdachte niet heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van een tolk. Evenwel is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een zodanig ernstige schending van beginselen van een behoorlijke procesorde, dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank is niet gebleken van zodanig ernstige inbreuken op die beginselen, waardoor gesteld kan worden dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
De rechtbank overweegt dat de verhoren van verdachte, door een verzuim aan de kant van het Openbaar Ministerie zijn verkregen en dat, door deze onrechtmatige bewijsgaring, verdachte in aanzienlijke mate in zijn verdediging is geschaad.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat alle verhoren van verdachte die in het dossier zijn opgenomen, van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Met betrekking tot de tapverslagen overweegt de rechtbank het volgende. Naar aanleiding van een verzoek van de verdediging op een eerdere zitting zijn de tapverslagen integraal hervertaald door een andere tolk dan de tolk die in eerste instantie de vertalingen heeft verzorgd. De rechtbank constateert dat beide vertalingen op essentiële punten van elkaar afwijken. Naar het oordeel van de rechtbank is dit evenwel een omstandigheid die niet aan het Openbaar Ministerie kan worden toegerekend en derhalve niet kan leiden tot de niet ontvankelijkheid van de officier van justitie. Gelet op de geconstateerde verschillen zullen beide vertalingen evenwel van het bewijs worden uitgesloten nu de rechtbank niet kan vaststellen welke vertaling correct is.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde voert de raadsvrouw ter zitting aan dat medeplegen niet bewezen kan worden, nu geen sprake is van bewuste samenwerking.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank is, evenals de raadsvrouw en de officier van justitie, van oordeel dat geen sprake is van bewuste samenwerking en gezamenlijk uitvoering. Verdachte heeft niet willens en wetens met zijn medeverdachte samengewerkt, met als doel het plegen van het hem tenlastegelegde delict. Ook heeft verdachte niet eigenhandig aan de uitvoering van delictshandelingen meegewerkt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Tevens dient verdachte te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde nu verdachtes medeverdachte reeds is veroordeeld voor moord, waardoor niet bewezen kan worden dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van doodslag.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde, de medeplichtigheid aan moord, betoogd dat geen sprake is van opzet aan de kant van verdachte op het verschaffen van middelen en dat ook het opzet ontbreekt ten aanzien van het misdrijf waaraan hulp wordt verleend.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Voor het aannemen van medeplichtigheid is de zogenoemde dubbele opzet vereist. Verdachte moet opzet hebben gehad op het verschaffen van middelen en zijn opzet moet ook gericht zijn op de door zijn medeverdachte gepleegde moord.
Ten aanzien van het verschaffen van middelen overweegt de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachte tezamen naar de winkel zijn gegaan waar ze ieder een mes hebben gekocht.
Verdachte verklaart ter zitting dat hij zijn mes kocht voor zijn vishobby en dat hij in de veronderstelling was dat zijn medeverdachte het mes kocht als keukengerei. Ook hebben verdachte en zijn medeverdachte de messen apart afgerekend. Er bevinden zich in het dossier twee kassabonnen, die een aantal minuten na elkaar zijn geprint. De verklaring van verdachte ter zitting, over het gesprek dat plaatsvond in de winkel, wordt ondersteund door de verklaring van de verkoper van de betreffende winkel.
Het bovenstaande acht de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat verdachte - al dan niet voorwaardelijk - opzet had op het verschaffen van middelen, tot het plegen van het misdrijf. Voorts is de rechtbank uit het dossier, voor zover het niet de verklaring van verdachte en de tapverslagen betreft, noch uit verdachtes verklaring ter zitting gebleken van het verlenen van hulp door verdachte aan zijn medeverdachte tijdens of voorafgaand aan het misdrijf. Derhalve acht de rechtbank verdachte niet medeplichtig aan moord en spreekt hem hiervan vrij.
Verdachtes medeverdachte is in de onderhavige zaak veroordeeld voor moord.
Nu de rechtbank hierboven vaststelt dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om te concluderen tot medeplegen of medeplichtigheid, zal verdachte tevens worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid aan doodslag.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair, subsidiair, meer subsidiair of meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij], wonende te Leicester (Groot-Brittannië).
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Verdachte is vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verklaart het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de [benadeelde partij], wonende te Leicester (Groot-Brittannië), in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.M.J. Brink, voorzitter, F.J. Agema en H.L. Stuiver, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Timmermans, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 september 2007.