ECLI:NL:RBGRO:2007:BB3030
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging bestuurlijke boete wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen met onzorgvuldig rapport
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin een bestuurlijke boete van € 8000,- werd opgelegd wegens overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De boete was gebaseerd op een constatering van een buitendienstmedewerker van het UWV, die op 10 maart 2005 had waargenomen dat een vreemdeling zonder tewerkstellingsvergunning in het bedrijf van eiser aan het werk was. Eiser betwistte de boete en voerde aan dat hij niet als werkgever in de zin van de Wav kon worden aangemerkt, en dat het onderzoek dat tot de boete leidde onzorgvuldig was uitgevoerd.
De rechtbank heeft de zaak op 20 februari 2007 behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn directeur, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mw. mr. L. Dokman. De rechtbank oordeelde dat het rapport van de buitendienstmedewerker niet op ambtseed was opgemaakt en dat de vreemdeling zonder tolk was gehoord, wat de betrouwbaarheid van het rapport in twijfel trok. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende waarborgen waren dat het boeterapport een juiste weergave was van de feiten.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 12 december 2005 en droeg verweerder op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 276,- aan hem moest worden vergoed, evenals de proceskosten van € 326,30. De rechtbank benadrukte dat partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep konden instellen bij de Raad van State.