ECLI:NL:RBGRO:2007:BB2538

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
24 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327602 \ EJ VERZ 07-117
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst in verband met ziekte en opzegverbod

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 24 augustus 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] door de werkgever Nedmag Industries Mining & Manufacturing. Het verzoek tot ontbinding werd afgewezen omdat het verband hield met de ziekte van de werknemer, die lijdt aan een stoornis die leidt tot gedragsproblemen, waaronder agressie en intimiderend gedrag. De kantonrechter oordeelde dat deze gedragsproblemen niet alleen in de privésfeer, maar ook in de arbeidsverhouding doorwerkten, wat leidde tot een verstoring van de arbeidsrelatie en een ontslagaanzegging. De bedrijfsarts had aangegeven dat de werknemer door deze omstandigheden volledig arbeidsongeschikt was geraakt.

De kantonrechter benadrukte dat het verzoek tot ontbinding verband hield met de ziekte van de werknemer, zoals bedoeld in artikel 7:670 lid 1 BW, en dat er een opzegverbod van toepassing was. De rechter concludeerde dat de stoornis van de werknemer mogelijk te behandelen was en dat de werkgever een re-integratieverplichting had. De kantonrechter gaf aan dat Nedmag niet voldoende inspanningen had geleverd voor re-integratie en dat er begrip gevraagd kon worden van de ploegleden voor de situatie van de werknemer. Uiteindelijk werd het verzoek tot ontbinding afgewezen en werd Nedmag veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Winschoten
Zaak\rolnummer: 327602 \ EJ VERZ 07-117
beschikking d.d. 24 augustus 2007
inzake
Nedmag Industries Mining & Manufacturing,
gevestigd te Veendam,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. J.G.H. Borgdorff, advocaat te Groningen;
tegen
[verweerder],
wonende te [adres],
verwerende partij,
gemachtigde mr. D.A.C. van der Zon, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer.
PROCESGANG
Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 18 juni 2007, heeft Nedmag de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht per vroegst mogelijke datum onder toekenning aan [verweerder] ten laste van Nedmag van een vergoeding van € 5.902,68, kosten rechtens. Bij verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 2 augustus 2007 heeft [verweerder] verzocht het verzoek af te wijzen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2007. Partijen, Nedmag vertegenwoordigd door de heer F. Lieben, leidinggevende, en mevrouw M.J. Schmitz, P&O-manager, zijn verschenen, vergezeld van hun respectieve gemachtigden. Zij hebben hun standpunten (nader) uiteengezet, Nedmag aan de hand van schriftelijke pleitaantekeningen. Van het verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden. Ten slotte is de beschikking bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De vaststaande feiten
1.1 De kantonrechter gaat uit van de navolgende vaststaande feiten, zijnde deze over en weer door een partij gesteld en niet, dan wel niet voldoende door de andere partij weersproken, al dan niet gestaafd en in zoverre niet weersproken door de overgelegde stukken.
1.2 [verweerder], geboren op [datum], is sinds 1 augustus 2005 bij Nedmag in dienst in de functie van operator, tegen een salaris van laatstelijk € 2.110,21 bruto per maand, te vermeerderen met 29,5% ploegentoeslag en 8,33% vakantietoeslag. Het eerste contract was voor één jaar. Het contract is verlengd met drie maanden. Sinds 1 november 2006 heeft [verweerder] een contract voor onbepaalde tijd.
1.3 Als operator werkt [verweerder] in een ploeg van acht personen, weer onderverdeeld in subploegen van twee personen. De operators houden de processen in de fabriek in de gaten. De ploegleden hebben nauw contact en moeten vertrouwen hebben in elkaar. Inhoudelijk verricht [verweerder] de werkzaamheden goed.
1.4 In februari 2006 hebben collega’s van [verweerder] aan de leidinggevende te kennen gegeven dat [verweerder] intimiderend en dreigend gedrag liet zien en dat zij bang voor hem waren en dat zij niet meer met hem wilden samenwerken. In maart 2006 is dit in een groepsgesprek in aanwezigheid van de leidinggevende uitgesproken en er zijn afspraken gemaakt.
1.5 Door enkele knie-operaties is [verweerder] in de maanden tussen oktober 2006 februari 2007 veel thuis geweest. In februari 2007 heeft [verweerder] zijn werkzaamheden op therapeutische basis (25%) hervat. Op 23 maart 2007 (in de dagvaarding wordt abusievelijk gesproken van 23 februari 2007; pleitaantekeningen, p. 4) is er een incident geweest tijdens een feestavond van de ploeg. Dit heeft geleid tot een gesprek met zijn leidinggevende op 26 maart 2007. Op 27 of 28 maart 2007 heeft de ploeg te kennen gegeven niet verder te willen met [verweerder]. Op 29 maart 2007 heeft Nedmag [verweerder] laten weten het contract met [verweerder] te willen beëindigen. Op 2 april 2007 is [verweerder] op non-actief gesteld. Bij brief van 3 mei 2007 is [verweerder] een voorstel gedaan tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
1.6 In januari 2007 heeft [verweerder] zijn huisarts bezocht in verband met sociale en geestelijke problemen. De huisarts heeft [verweerder] doorverwezen naar Linis|Lentis, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Er zijn aanwijzingen dat [verweerder] trekken heeft van een antisociale persoonlijkheid. In juni 2007 heeft [verweerder] zich gemeld bij het Algemeen Maatschappelijk Werk. Op 2 augustus 2007 heeft een intake plaatsgevonden bij een psychotherapeut van het Ambulant Forensische Psychiatrie Noord-Nederland. [verweerder] is blijkens een brief van de bedrijfsarts sinds april 2007 volledig arbeidsongeschikt op grond van psychische problematiek.
Het standpunt van Nedmag, samengevat en zakelijk weergegeven:
2. Voor zover er al sprake is van ziekte bij [verweerder], is deze ontstaan nadat [verweerder] was meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd. Het verzoek houdt dus geen verband met een opzegverbod. Omdat na het gesprek van maart 2006 het gedrag van [verweerder] was verbeterd, is hem, omdat hij zijn werk inhoudelijk goed deed, uiteindelijk een vast contract aangeboden. Nadien viel [verweerder] terug in zijn intimiderende en bedreigende gedrag en zijn disproportionele reacties, dusdanig dat zijn collega’s niet meer met hem willen samenwerken. Dat geldt ook voor de collega’s uit andere ploegen. Nedmag heeft er alles aan gedaan om de verhouding tussen [verweerder] en de collega’s goed te houden. Zo is aan [verweerder] aangeboden een cursus te volgen bij het Bureau Schouten-Nelissen. Dit is niet doorgegaan omdat de cursus niet passend was voor de problematiek van [verweerder]. [verweerder] zelf was bovendien niet enthousiast. Door zijn afwezigheid na de operaties is het vervolgens blijven liggen. Na het incident van maart 2007 zijn er door de leidinggevende en de plaatsvervangend personeels-coördinator zowel gesprekken met [verweerder] als met de ploeg gehouden. Het resultaat was dat men niet met [verweerder] verder wil; men is serieus bang dat er ongelukken gebeuren. Er zijn binnen het bedrijf geen herplaatsingsmogelijkheden en andere ploegen hebben laten weten [verweerder] niet in hun ploeg te willen. Omdat [verweerder] zijn werkzaamheden inhoudelijk goed deed, is Nedmag wel bereid een billijke vergoeding te betalen.
Het standpunt van [verweerder], samengevat en zakelijk weergegeven:
3. [verweerder] erkent dat er gesprekken met hem zijn gevoerd over zijn houding naar de collega’s, welke houding bedreigend en intimiderend werd genoemd. Na de gesprekken is zijn houding sterk verbeterd, zodat hij in november 2006 een vast contract kreeg. [verweerder] is door de knieoperaties veel weggeweest. Bij zijn terugkeer in februari 2007 heeft hij het gevoel gekregen dat zijn vervanger beter in de ploeg paste dan hij qua persoonlijkheid. Dat zal hebben meegespeeld bij de opstelling van de ploeg. Het incident op de feestavond is naar de mening van [verweerder] een misverstand geweest en goed uitgepraat. [verweerder] ontkent dat zijn gedrag (de laatste tijd) zeer te wensen heeft overgelaten. [verweerder] heeft op eigen initiatief hulp gezocht voor zijn persoonlijke problemen, waaronder problemen in zijn relatie. Zijn echtgenote is bij hem weggegaan. [verweerder] is thans arbeidsongeschikt op grond van een vastgestelde persoonlijkheidsstoornis. Door de wachtlijsten heeft het lang geduurd voordat met de behandeling kon worden begonnen. [verweerder] is vastbesloten deze behandeling af te ronden en heeft goede hoop dat hij daarna weer normaal zal kunnen functioneren. Het verzoek tot ontbinding heeft alles te maken met de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en behoort om die reden te worden afgewezen. [verweerder] weet niet beter dan dat andere ploegen wel met hem willen samenwerken.
De boordeling
4. Op dit moment is [verweerder] blijkens de brief van 19 juli 2007 van de bedrijfsarts arbeidsongeschikt op grond van het psychische beeld bij [verweerder]. Artikel 7:685 lid 1 BW bepaalt onder meer dat de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst slechts kan inwilligen indien hij zich ervan heeft vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 647, 648 670 en 670a of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Nedmag heeft gesteld dat [verweerder] ziek is geworden nadat hem het ontslag was aangezegd en beroept zich daarbij op de brief van de bedrijfsarts die schrijft, dat [verweerder] na aanzeggen van een komende ontslagprocedure in grote psychische problemen belandde: “hij was enerzijds vast van plan om hulp te zoeken bij een (ook door hem gewenste) gedragsmatige verandering, maar anderzijds viel alles wat hij had hem uit de handen (werk en privé-situatie).”
5. Naar het oordeel van de kantonrechter is in het kader van deze procedure in voldoende mate komen vast te staan dat bij [verweerder] sprake is van een stoornis die tot gedragsproblemen leidt (agressie en intimiderend gedrag) en dat deze gedragsproblemen behalve in de privé-situatie ook doorwerken in de arbeidsverhouding. Het is deze stoornis, zo kan worden aangenomen, die tot een verbreking van de relatie van [verweerder] en tot verstoring van de arbeidsverhouding en een ontslagaanzegging heeft geleid. Als gevolg daarvan, zo schrijft de bedrijfsarts, ‘valt [verweerder] alles uit de handen’ en is hij ziek geworden. De kantonrechter is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden het verzoek verband houdt met de ziekte van [verweerder], als bedoeld in artikel 7:670 lid 1, aanhef, BW, en dus met een opzegverbod. Dit betekent dat de kantonrechter terughoudend dient te zijn ten aanzien van toewijzing van dit verzoek.
6. Nedmag heeft gesteld dat [verweerder] wist van zijn gedragsproblemen en dat hij eerder hulp had moeten zoeken. Na wat er inmiddels is gebeurd, is het nu te laat en is er een onherstelbare vertrouwensbreuk ontstaan die aan [verweerder] valt toe te rekenen. Daartegenover heeft [verweerder] aangevoerd dat hij zich niet bewust was van zijn problemen. De psychische component was in januari 2007 nog niet bekend; dit werd pas op 18 juli jl. duidelijk na een (voorlopige) diagnose van de sociaal psychiatrisch verpleegkundige. In de periode van het incident van maart 2007 had hij het heel moeilijk door de knieoperaties en zijn lange afwezigheid en het feit dat zijn relatie was verbroken. Hij had toen geen inzicht in zijn eigen gedrag. Hij heeft zelf hulp gezocht maar door de wachtlijsten heeft het zo lang geduurd voordat hij kan worden geholpen. Hij is vast voornemens aan zijn probleem te werken en heeft groot belang bij het behoud van zijn baan.
7. De kantonrechter concludeert dat door omstandigheden die buiten de invloed van [verweerder] liggen zijn behandeling nog niet is gestart. Wel is aannemelijk geworden dat dit op niet al te lange termijn zal gebeuren. Over een prognose kan geen uitspaak worden gedaan, blijkens de brief van Linis|Lentis van 18 juli 2007, mede omdat nog geen volledige diagnose is gesteld (brief Maatschappelijk Werk Noordermaat d.d. 9 juli 2007). Inmiddels heeft op 2 augustus 2007 de intake plaatsgevonden. Bij gebreke aan andersluidende informatie gaat de kantonrechter er op dit moment van uit dat de stoornis te behandelen is. Op Nedmag rust een re-integratieverplichting. Re-integratie-inspanningen zijn er nog niet geweest van de zijde van Nedmag. Nu niet valt uit te sluiten dat de stoornis van [verweerder] te behandelen is, en de verstoorde verhoudingen op de werkplek naar het oordeel van de kantonrechter het gevolg zijn van deze stoornis, heeft [verweerder] recht en belang bij naleving van deze re-integratie-verplichting door Nedmag. De kantonrechter heeft zeker begrip voor de positie van Nedmag en de gevoelens bij de ploegleden van [verweerder], maar is tevens van oordeel dat van Nedmag onder deze omstandigheden kan worden gevraagd bij de ploegleden begrip te kweken voor de achtergronden en de situatie van [verweerder] en de (vermoedelijke) oorzaak van zijn gedrag. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de kantonrechter het verzoek zal afwijzen.
8. Als de in het ongelijk gesteld partij, wordt Nedmag veroordeeld in de kosten van deze procedure zoals hierna in de beslissing zal zijn vermeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
- wijst af het verzoek van Nedmag;
- veroordeelt Nedmag in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerder] gevallen, welke kosten tot op heden worden begroot op € 500,00 voor het salaris van de gemachtigde van [verweerder].
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, een in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.