ECLI:NL:RBGRO:2007:BA9523

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
12 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670141-07
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door brandstichting met spiritus

In deze zaak heeft de rechtbank Groningen op 12 juli 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zijn vriendin in brand heeft gestoken. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was op het moment van de feiten preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op of omstreeks [pleegdatum] in de gemeente [pleegplaats] opzettelijk brand heeft gesticht door zijn vriendin, genaamd [slachtoffer], over te gieten met spiritus en haar vervolgens met een aansteker in brand te steken. Dit leidde tot ernstige brandwonden en trauma bij het slachtoffer. De rechtbank achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, ondanks het verweer van de verdediging dat de verdachte vrijwillig was teruggetreden. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer geloofwaardiger was dan die van de verdachte, die geen brandplekken op zijn lichaam had, wat niet overeenkwam met zijn verklaring. De rechtbank hield rekening met de psychiatrische rapportages die wezen op de (zeer) sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die leed aan langdurige alcoholafhankelijkheid en zwakbegaafdheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 1 jaar, met terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege, en een schadevergoeding van € 6000,- aan de benadeelde partij. De rechtbank benadrukte het belang van behandeling en begeleiding van de verdachte in een gestructureerde setting.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: [parketnummer]
datum uitspraak: 12 juli 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. Schoo
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 juni 2007.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij op of omstreeks [pleegdatum], in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een vrouw, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer], althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of de kleding die die [slachtoffer] toen droeg, met een hoeveelheid spiritus, althans met een brandversnellende vloeistof, heeft overgoten en/of besprenkeld, en/of (vervolgens) het lichaam van die [slachtoffer] en/of de kleding die die [slachtoffer] toen droeg en/of die [slachtoffer] en/of die spiritus en/of die brandsversnellende vloeistof al dan niet met behulp van een aansteker in brand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks [pleegdatum], te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente [pleegplaats], opzettelijk brand heeft gesticht in de woning [woonadres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een vrouw, genaamd [slachtoffer], althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of de kleding die die [slachtoffer] toen droeg, met een hoeveelheid spiritus, althans met een brandversnellende vloeistof, overgoten en/of besprenkeld, en/of (vervolgens) het lichaam van die [slachtoffer] en/of de kleding die die [slachtoffer] toen droeg en/of die [slachtoffer] en/of die spiritus en/of die brandsversnellende vloeistof al dan niet met behulp van een aansteker in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (het lichaam en/of de kleding van) die [slachtoffer], althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de kleding en/of het lichaam van de [slachtoffer] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning [woonadres] en/of de in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor genoemde
[slachtoffer], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2.
hij in of omstreeks de periode van [pleegdatum] tot en met 2 april 2007, in de gemeente [pleegplaats],
een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch alarm/startpistool (merk Valtro) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel van verpleging van overheidswege.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsman van verdachte heeft ter zitting betoogd dat geen sprake is van poging tot moord nu verdachte vrijwillig is teruggetreden, ex artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte heeft erkend dat hij, terwijl het slachtoffer op de bank lag, een fles heeft gepakt (met daarin spiritus) en de inhoud daarvan over het slachtoffer, dat nog steeds op de bank lag, heen heeft gegooid. Het slachtoffer is vervolgens naar de keuken gelopen en in de keuken c.q. op weg naar de keuken heeft verdachte, zo hebben zowel verdachte als het slachtoffer verklaard, een aansteker bij haar gehouden waardoor verdachte in brand is geraakt. Uit dit samenstel van handelingen leidt de rechtbank af dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden en de gelegenheid heeft gehad over de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Gelet hierop acht de rechtbank poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat hij, toen het slachtoffer in brand stond, geprobeerd heeft de vlammen te doven met bier en haar kleding van het lijf heeft getrokken. De lezing van verdachte komt niet overeen met die van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte heeft staan toekijken terwijl ze in brand stond en haar op geen enkele manier heeft geholpen om het vuur te doven. Het slachtoffer zegt ook dat ze zelf haar kleding over haar hoofd uittrok, waardoor haar haren vlam vatten, welke ze vervolgens in de wasbak heeft gedoofd.
De technische recherche heeft in de sifon in de keuken deels verbrande plukken haar van het slachtoffer gevonden, wat overeen komt met de verklaring van het slachtoffer. Verdachte daarentegen had geen brandplekken op zijn handen of elders op zijn lichaam. Gelet op verdachtes lezing van het gebeuren had dit voor de hand gelegen. Nu de feiten de verklaring van het slachtoffer en niet de verklaring van verdachte ondersteunen, acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet aannemelijk.
De vaststelling van de feiten door de rechtbank zoals bovenomschreven laten geen mogelijkheid open voor vrijwillige terugtred door verdachte; er is geen sprake van een situatie waarin het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. De rechtbank oordeelt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging moord.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op [pleegdatum], in de gemeente [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een vrouw, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de kleding die die [slachtoffer] toen droeg, met een hoeveelheid spiritus, heeft overgoten en (vervolgens) de kleding die die [slachtoffer] toen droeg en die spiritus met behulp van een aansteker in brand heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van [pleegdatum] tot en met 2 april 2007, in de gemeente [pleegplaats],
een wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch alarm/startpistool (merk Valtro) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1. Poging moord;
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 10 mei 2007, opgemaakt door B.T. Takkenkamp, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 25 juni 2007, opgemaakt door G. de Bruijn, klinisch psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens in de vorm van langdurige alcoholafhankelijkheid en een anamnestische stoornis door alcohol. De Bruijn acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, Takkenkamp oordeelt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar is voor het hem ten laste gelegde.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid; zelfinzicht is nauwelijks aanwezig en het probleembesef is minimaal, aldus de rapportages. De deskundigen De Bruijn en Takkenkamp verklaren dat op basis van zijn verstandelijke beperkingen en mogelijke organisch-cerebrale beschadiging (Korsakov), verdachte nauwelijks in staat was de situatie te overzien en gedragsalternatieven te kiezen, waarbij het alcoholgebruik een ontremmende rol heeft gespeeld.
Ter zitting heeft psychiater Takkenkamp aangegeven dat hij, nu hij verdachte langer heeft kunnen waarnemen, van mening is dat sprake is van zeer sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Gelet op het voorgaande en mede gezien de houding van verdachte ter zitting is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde aan verdacht in (zeer) sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering vrijheidsstraf en maatregel
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages door B.T. Takkenkamp, psychiater
d.d. 10 mei 2007, door G. de Bruijn, klinisch psycholoog d.d. 25 juni 2007 en Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 26 juni 2006, het verdachte aangaande uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 maart 2007, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zijn toenmalige vriendin geprobeerd van het leven te beroven. Hij heeft haar overgoten met spiritus en haar vervolgens aangestoken. Vervolgens heeft hij, terwijl het slachtoffer in brand stond, niets gedaan om het levensgevaar te beperken, maar heeft hij enkel toegekeken. Het slachtoffer heeft hierdoor ernstig lichamelijk letsel opgelopen –brandwonden over 11,5% van het lichaamsoppervlak- en is zwaar getraumatiseerd. Dit is te lezen in haar slachtofferverklaring die het slachtoffer voorgelezen heeft tijdens de terechtzitting.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan naast het voorgaande in het bijzonder in aanmerking de (zeer) sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank benadrukt het belang dat verdachte behandeld en begeleid wordt in een gestructureerde setting en zal daarom een fors lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Uit de rapporten van de deskundigen De Bruijn en Takkenkamp, alsmede de toelichting van laatstgenoemde ter zitting, volgt dat terugval in alcoholgebruik een groot risico op hernieuwde delictgevaarlijkheid meebrengt en de verstandelijke beperkingen van verdachte vragen om een vast sociaal steunsysteem. Zij achten verdachte niet in staat zich aan eventueel te stellen voorwaarden te houden, hetgeen wordt ondersteund door de reclassering.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, bij wie tijdens het begaan van het bewezenverklaarde gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, ter beschikking moet worden gesteld omdat:
- het onder 1 bewezen en strafbaar verklaarde een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
- het bewezen en strafbaar verklaarde oplevert het misdrijf omschreven in artikel 289 juncto artikel 45 van Wetboek van Strafrecht;
- de veiligheid van anderen de oplegging van die maatregel eist.
- de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel eist.
De rechtbank heeft hierbij de rapporten en adviezen in aanmerking genomen die over de persoonlijkheid van verdachte zijn uitgebracht, alsmede de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd omdat:
- de veiligheid van anderen de verpleging eist.
- de algemene veiligheid van personen de verpleging eist.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij/slachtoffer], wonende te [woonadres].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 6000,-. De rechtbank zal de vordering bij wijze van voorschot tot dat bedrag toewijzen. Dit betreft de post: “Immateriële schade”.
Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het verweer van de raadsman, niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafproces. Dit betreft de post: “Materiële schade”.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 45, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikking-gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer], wonende te [woonadres] bij wijze van voorschot toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 6000,-.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 6000,- ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij/slachtoffer], wonende te [woonadres] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 120 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6000,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.P. van Eerde, voorzitter, A.F. Gerding en
A. van den Berg-Schoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Timmermans, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2007.