ECLI:NL:RBGRO:2007:BA7825
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens niet-overgang van vergunningseisen in horecazaak
In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Groningen op 18 juni 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als houder van een horeca-inrichting in Groningen werd beschuldigd van het niet naleven van nadere eisen die aan een vergunning waren verbonden. De vergunning was in 1990 verleend door de burgemeester en wethouders van Groningen aan een eerdere houder van de horeca-inrichting. De kern van de zaak was of de voorschriften die aan deze vergunning waren verbonden, ook golden voor de huidige houder, de verdachte.
De officier van justitie vorderde vrijspraak, stellende dat de nadere eisen niet van toepassing waren op de verdachte, omdat de vergunning persoonsgebonden was en niet overging op de volgende houder. De economische politierechter oordeelde dat de vergunning inderdaad uitsluitend gold voor de oorspronkelijke aanvrager en niet voor de verdachte, die de inrichting later had overgenomen. Dit werd onderbouwd door de overweging in de considerans van de vergunning, waarin expliciet werd vermeld dat deze niet overging op volgende houders.
De rechter concludeerde dat er geen bewijs was dat de nadere eisen, die na de inwerkingtreding van het Besluit horecabedrijven milieubeheer als 'nadere eis' waren gaan gelden, op de verdachte van toepassing waren. De economische politierechter sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat de vergunningseisen niet op hem van toepassing waren. Dit vonnis werd uitgesproken na het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2007, waarbij de rechter de argumenten van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig had afgewogen.