parketnummer: 18/670409-06
datum uitspraak: 24 mei 2007
raadsman: mr. M.C. van Linde
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedatum],
wonende aan [Adres],
verdachte.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
[Medeverdachte] op of omstreeks 28 juli 2006 te Groningen, opzettelijk en met voorbedachten rade [Slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, (telkens) met kracht, met een (honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd van die [Slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [Slachtoffer] is overleden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
- genoemde knuppel te brengen naar die [Medeverdachte] en/of
- die [Medeverdachte] rond te rijden met haar auto, terwijl deze op zoek was naar genoemde [Slachtoffer] en/of
- met haar auto in de nabijheid van de plaats van het misdrijf wachten teneinde die [Medeverdachte] te helpen vluchten althans de vlucht mogelijk en/of gemakkelijk te maken, althans te vervoeren bij de plaats van het misdrijf vandaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Medeverdachte] op of omstreeks 28 juli 2006 te Groningen, opzettelijk [Slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, meermalen, (telkens) met kracht, met een (honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd van die [Slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [Slachtoffer] is overleden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
- genoemde knuppel te brengen naar die [Medeverdachte] en/of
- die [Medeverdachte] rond te rijden met haar auto, terwijl deze op zoek was naar genoemde [Slachtoffer] en/of
- met haar auto in de nabijheid van de plaats van het misdrijf wachten teneinde die [Medeverdachte] te helpen vluchten althans de vlucht mogelijk en/of gemakkelijk te maken, althans te vervoeren bij de plaats van het misdrijf vandaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Medeverdachte] op of omstreeks 28 juli 2006 te Groningen aan een persoon (te weten [Slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een wond op het hoofd en/of een groot complex van uitwaaierende breuklijnen aan het schedeldak en/of bovenkruin en/of onderschedelbasis en/of in de middelste schedelgroeve en/of achterhoofd en/of vooraangezicht en/of bloeduitstortingen in de schedelhuid in relatie met de hiervoor beschreven letsels en/of gezwollen hersenen en/of bloederig hersenvocht en/of longoedeem/vochtrijke longen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, (telkens) met kracht, met een (honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd van die [Slachtoffer] te slaan, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
- genoemde knuppel te brengen naar die [Medeverdachte] en/of
- die [Medeverdachte] rond te rijden met haar auto, terwijl deze op zoek was naar genoemde [Slachtoffer] en/of
- met haar auto in de nabijheid van de plaats van het misdrijf wachten teneinde die [Medeverdachte] te helpen vluchten althans de vlucht mogelijk en/of gemakkelijk te maken, althans te vervoeren bij de plaats van het misdrijf vandaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[Medeverdachte] op of omstreeks 28 juli 2006 te Groningen aan een persoon genaamd [Slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een wond op het hoofd en/of een groot complex van uitwaaierende breuklijnen aan het schedeldak en/of bovenkruin en/of onderschedelbasis en/of in de middelste schedelgroeve en/of achterhoofd en/of vooraangezicht en/of bloeduitstortingen in de schedelhuid in relatie met de hiervoor beschreven letsels en/of gezwollen hersenen en/of bloederig hersenvocht en/of longoedeem/vochtrijke longen), heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen, (telkens) met kracht, met een (honkbal)knuppel, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd van die [Medeverdachte] te slaan, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
- genoemde knuppel te brengen naar die [Medeverdachte] en/of
- die [Medeverdachte] rond te rijden met haar auto, terwijl deze op zoek was naar genoemde [Slachtoffer] en/of
- met haar auto in de nabijheid van de plaats van het misdrijf wachten teneinde die [Medeverdachte] te helpen vluchten althans de vlucht mogelijk en/of gemakkelijk te maken, althans te vervoeren bij de plaats van het misdrijf vandaan.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht met aftrek van deze zelfde periode alsmede een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs het volgende.
Medeverdachte [Medeverdachte] is door deze rechtbank, bij vonnis van 24 mei 2007, veroordeeld voor moord tot een gevangenisstraf van 12 jaren.
Aan verdachte is ten laste gelegd de medeplichtigheid aan moord, subsidiair doodslag en meer en meest subsidiair toebrengen zwaar lichamelijk letsel de dood ten gevolg hebbend, al dan niet met voorbedachten rade. Vereist voor strafbare medeplichtigheid is een dubbel opzet: opzet gericht op de eigen behulpzaamheid en opzet op het gronddelict ten aanzien waarvan hulp wordt verleend.
Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [Medeverdachte] blijkt dat verdachte deze [Medeverdachte] - haar toenmalige partner - behulpzaam is geweest door hem op zijn verzoek een honkbalknuppel te brengen en hem rond te rijden met haar auto op zoek naar het latere slachtoffer [Slachtoffer]. Tevens heeft zij, nadat medeverdachte [Medeverdachte] het latere slachtoffer meermalen met deze honkbalknuppel had geslagen, ten gevolge waarvan deze twee dagen later is overleden, medeverdachte [Medeverdachte] meegenomen in haar auto.
Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat zij deze handelingen op verzoek van medeverdachte [Medeverdachte] heeft verricht en dat zij ook het opzet op het verrichten van deze handelingen had.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of er bij verdachte sprake was van opzet gericht op het gronddelict. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat indien de dader verder gaat dan het delict waarop het opzet van de medeplichtige was gericht, de opzet van de medeplichtige ook op dit verdergaande delict wordt geacht te zijn gericht mits het gepleegde delict in het verlengde ligt van het delict waar de opzet van de medeplichtige op was gericht.
In het onderhavige geval is het derhalve de vraag of verdachte er rekening mee had kunnen en moeten houden dat medeverdachte [Medeverdachte] geweld zou gaan toepassen.
Voor de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank redengevend hetgeen verdachte en de medeverdachte [Medeverdachte] hebben verklaard en hetgeen de gedragsdeskundigen Regterschot, Takkenkamp en De Bruin over de persoon van verdachte hebben gerapporteerd.
Medeverdachte [Medeverdachte] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij niets heeft gezegd tegen verdachte over de mogelijkheid dat hij geweld zou gebruiken. Verdachte heeft meermalen, ook ter terechtzitting, verklaard dat zij er destijds vanuit ging dat medeverdachte [Medeverdachte] in het ergste geval met de honkbalknuppel zou dreigen en zij er in het geheel geen rekening mee hield dat medeverdachte [Medeverdachte] geweld zou gaan uitoefenen met de door haar aangeleverde honkbalknuppel, ondanks het feit dat hij wel gewelddadig was jegens haar.
Zij had medeverdachte [Medeverdachte] nog nimmer agressief of gewelddadig jegens derden gezien en was er oprecht van overtuigd dat het toepassen van geweld jegens haar, aan haar lag. De gedragsdeskundigen hebben hierover gerapporteerd dat het in de persoon van verdachte, gelet op de bij haar aanwezige persoonlijkheidsstoornis (PTSS) en persoonskenmerken, besloten lag dat verdachte zich ten tijde van het delict niet heeft gerealiseerd dat hij ook naar derden toe gewelddadig zou kunnen zijn.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat niet voldoende vast is komen te staan dat verdachte de opzet had op het toepassen van geweld door medeverdachte [Medeverdachte], ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten lastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
verklaart het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, E.M.J. Brink en G.H. Boekaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.H.S. Kroeze, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2007.