ECLI:NL:RBGRO:2007:BA4358

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
3 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670517-06
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkstraf opgelegd voor verkeersovertreding met dodelijke afloop

Op 3 mei 2007 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juni 2006 in de gemeente Pekela betrokken was bij een verkeersongeval waarbij een motorrijder om het leven kwam. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft zich roekeloos gedragen door zonder te stoppen linksaf te slaan op de Provincialeweg N972, terwijl hij een tegemoetkomende motorrijder niet voor liet gaan. Dit leidde tot een botsing waarbij de motorrijder overleed. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar veroordeeld tot een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank oordeelde echter dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair tenlastegelegde had begaan en sprak hem daarvan vrij. Wel achtte de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde bewezen, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg door onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op van 40 uren, met vervangende hechtenis van 20 dagen indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke overtredingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om altijd voldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de risico's van hun rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670517-06
datum uitspraak: 3 mei 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. M.G.F.A. Janssen
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 april 2007.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij op of omstreeks 4 juni 2006, in de gemeente Pekela, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende
over de weg, de Provincialeweg N972, komende uit de richting van Winschoten,
nabij de kruising met de Zuiderveensterweg en/of het Flessingsterrein en/of de
Provincialeweg N972, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
zonder te stoppen linksaf is geslagen, althans linksaf is geslagen, richting
het Flessingsterrein, en/of een hem op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder
van een motorfiets niet voor te laten gaan, waarna (vervolgens) een botsing
en/of aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig
en die bestuurder van die motorfiets, waardoor een ander, te weten die
bestuurder van die motorfiets [ ] werd
gedood;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 juni 2006, in de gemeente Pekela, als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N972,
komende uit de richting van Winschoten, nabij de kruising met de
Zuiderveensterweg en/of het Flessingsterrein en/of de Provincialeweg N972,
zonder te stoppen linksaf is geslagen, althans linksaf is geslagen, richting
het Flessingsterrein, en/of een hem op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder
van een motorfiets niet voor heeft laten gaan, waarna (vervolgens) een botsing
en/of aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig
en die bestuurder van die motorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot - een geldboete van € 750, - subsidiair 15 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Op grond van de onderhavige stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte, rijdend in zijn auto op de Provincialeweg N972, komende uit de richting van Winschoten, naar links is afgeslagen en de hem op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motorfiets niet voor heeft laten gaan, waardoor die motorrijder tegen de auto van verdachte is aangebotst. De motorrijder raakte daardoor zodanig gewond dat hij ter plaatse overleed.
Op grond van de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] acht de rechtbank ook bewezen, dat verdachte niet heeft stilgestaan, alvorens hij is afgeslagen. Hierdoor is gevaar op de weg veroorzaakt.
Verder luidt de conclusie van de opstellers van het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van de politie, divisie R.E.T., Cluster Verkeer en Milieu, d.d. 6 september 2006 (verder te noemem: VOA), dat de oorzaak van het ongeval moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van verdachte.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 juni 2006, in de gemeente Pekela, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N972, komende uit de richting van Winschoten, nabij de kruising met de Zuiderveensterweg en het Flessingsterrein en de Provincialeweg N972, zonder te stoppen linksaf is geslagen richting het Flessingsterrein, en een hem op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motorfiets niet voor heeft laten gaan, waarna (vervolgens) een botsing is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die bestuurder van die motorfiets, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair, Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van verdachte
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte, kort gezegd, aangevoerd dat de motorrijder zich, als gevolg van eigen rijgedrag, in een voor verdachte onzichtbare positie had gemanoeuvreerd.
Immers, het slachtoffer zou met zeer hoge snelheid vanuit een rotonde de Provincialeweg N972 in de richting van verdachte zijn gereden, waarbij hij vanuit het gezichtspunt van verdachte extreem rechts moet hebben gereden. De raadsman heeft zich daarbij gebaseerd op de verklaring van [getuige 4], die als bestuurder van een Minicooper, de motorrijder vanaf de rotonde met een bloedgang zou hebben zien naderen en rakelings langs hem heen zou hebben zien rijden, waardoor zijn auto -door de rijwind van de motor- begon te schudden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de bedoelde Minicooper zo'n 30 à 40 meter voor hem reed en dat hij vrij zicht had op (de weg naar) de rotonde en dat hij alvorens hij afsloeg naar links had geconstateerd dat de weg voor hem vrij was.
De rechtbank vat dit verweer in het licht van het subsidiair bewezenverklaarde op als een beroep op de afwezigheid van alle schuld.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Ook al zou de raadsman moeten worden gevolgd in zijn stelling dat het slachtoffer met zeer hoge snelheid de plaats van de aanrijding is genaderd, dan nog betekent dit niet dat bij verdachte alle schuld ontbreekt.
Uit onder meer een luchtfoto, behorende bij het proces-verbaal van de VOA, blijkt dat de Provincialeweg N972, vanaf het punt waarop verdachte naar links is afgeslagen en vanuit zijn positie bezien, alvorens deze naar links afbuigt bij de rotonde, eerst nog een zeer flauwe bocht naar rechts maakt.
Dit betekent dat verdachte, doordat op een afstand van 30 à 40 meter een auto vóór hem reed, de linker weghelft, komende vanaf de rotonde, niet geheel heeft kunnen overzien. Verdachte heeft terwijl hij onvoldoende zicht op de verkeerssituatie had ervoor gekozen om zonder zijn auto tot stilstand te brengen de kruising op te rijden. Hij heeft daarmee een risico genomen dat hij niet had hoeven, en naar het oordeel van de rechtbank, ook niet had mogen nemen.
Onder deze omstandigheden had verdachte moeten stoppen alvorens naar links af te slaan, om zich ervan te vergewissen dat er geen hem tegemoetkomend verkeer aankwam.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de door de Reclassering Nederland opgemaakte rapportage d.d. 10 april 2007, het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 13 april 2007, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Taakstraf
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de omvang hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft rijdende op de openbare weg onvoorzichtig dan wel onoplettend gereden, waardoor hij bij het links afslaan de hem tegemoetkomende motorrijder niet heeft opgemerkt en er een botsing heeft plaatsgevonden tengevolge waarvan het slachtoffer is overleden.
Zoals uit de door de echtgenote van het slachtoffer ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring is gebleken, heeft het ongeval voor de nabestaanden van het slachtoffer zeer grote gevolgen met zich gebracht.
Gelet op de aard en ernst van het feit acht de rechtbank -anders de officier van justitie- een werkstraf passend.
De rechtbank heeft meegewogen dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijke overtreding.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting heeft laten blijken dat het ongeval diepe indruk op hem heeft gemaakt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 40 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.P. van Eerde, voorzitter, P.H.M. Smeets en A.L.M. Keirse, in tegenwoordigheid van W. Brandsma, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2007.
Mr. Keirse was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.