ECLI:NL:RBGRO:2007:BA4035

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
27 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/630413-06
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele moord gepleegd door verdachte en medeverdachte met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 27 april 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die samen met een medeverdachte op 3 juli 2006 in de gemeente [pleegplaats] opzettelijk en met voorbedachten rade twee mensen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte, na kalm beraad en rustig overleg, de slachtoffers met houten palen op het hoofd hebben geslagen, wat heeft geleid tot hun overlijden. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de leeftijd van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte was ten tijde van het delict 17 jaar oud, maar de rechtbank heeft besloten het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 jaar, zonder het opleggen van een maatregel, omdat er geen recidivegevaar werd geacht. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 11.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, die rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van dit bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630413-06
datum uitspraak: 27 april 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. M.C. van Linde
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [detentieadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 26 oktober 2006, 18 januari 2007 en 13 april 2007.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd: dat
hij op of omstreeks 3 juli 2006, in de gemeente [pleegplaats],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en met voorbedachten rade een man, genaamd [slachtoffer 1], en/of een
vrouw, genaamd [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met
dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] en/of
die [slachtoffer 2] met een of meer (houten) palen, althans met een of meer harde
voorwerpen op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam geslagen en/of
die [slachtoffer 2] getrapt en/of geschopt,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2]
is/zijn overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 juli 2006, in de gemeente [pleegplaats],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
een man, genaamd [slachtoffer 1], en/of een vrouw, genaamd [slachtoffer 2],
van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met
dat opzet die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met een of meer
(houten) palen, althans met een of meer harde voorwerpen op/tegen het hoofd
en/of elders tegen het lichaam geslagen en/of die [slachtoffer 2] getrapt en/of
geschopt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde
[slachtoffer 2] zijn/is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten diefstal van de/een sleutel(s) van een auto
(merk [merk]) en/of van een auto (merk [merk]) en/of
welke sleutel(s) en/of welke auto geheel of ten dele toebehoorde(n) aan die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of verdachtes mededader(s),
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 juli 2006, in de gemeente [pleegplaats],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
een man, genaamd [slachtoffer 1], en/of een vrouw, genaamd [slachtoffer 2] van
het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van)
zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
met een of meer (houten) palen, althans met een of meer harde voorwerpen
op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam geslagen en/of die [slachtoffer 2]
getrapt en/of geschopt,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2]
is/zijn overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 3 juli 2006, in de gemeente [pleegplaats],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de/een sleutel(s)
van een auto (merk [merk]) en/of een auto (merk [merk]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s), die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2] met een of meer (houten) palen, althans met een of meer harde
voorwerpen op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben
geslagen en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrapt en/of geschopt,
tengevolge van welk geweld die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2]
is/zijn overleden;
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het meerderjarigenstrafrecht ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank overweegt het volgende.
Blijkens de verhoren van verdachte en zijn medeverdachten en de behandeling op de terechtzittingen van 18 januari 2007 en 13 april 2007 is er op 3 juli 2006 tussen verdachte en diens medeverdachte op initiatief van verdachte gesproken, naast het stelen van een auto, over het "verdoven" van de slachtoffers, eigenaren van bedoelde auto. Daarbij is ter sprake gekomen de "verdoving" te bewerkstelligen door het op het hoofd slaan van de slachtoffers met houten afrasteringspalen. Verdachtes medeverdachte heeft weliswaar aanvankelijk daartegen geprotesteerd, doch is uiteindelijk in de uitvoering van dat plan meegegaan. Bij de over dit plan ontstane discussie tussen verdachte en diens medeverdachte is ter sprake gekomen dat er bij het slaan met de palen "wel iets mis kon gaan" en dat bij het slaan met dergelijke palen "je er geen controle meer over hebt", hetgeen blijkt uit het verhoor van verdachtes medeverdachte van 12 juli 2006 bij de politie. In hetzelfde verhoor heeft deze verklaard, dat hij direct na het slaan met de palen tegen verdachte heeft gezegd: "Hou op met slaan, want je slaat ze nog dood." Tijdens de verhoren op 25 juli 2006 heeft verdachtes medeverdachte verklaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer 1] driemaal met de paal op het hoofd heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat door het gemaakte plan zo uit te voeren, verdachte en zijn medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard, dat de dood van de slachtoffers het gevolg zou kunnen zijn van hun handelen.
De rechtbank is voorts van oordeel, dat de tijd die is verstreken tussen het maken van het plan om de slachtoffers neer te slaan en de uitvoering daarvan, voldoende moet worden geacht voor verdachte en zijn medeverdachte om tot bezinning te komen en hun plan te heroverwegen of daarvan geheel af te zien. Immers uit het dossier blijkt dat tussen het moment van het nemen van de beslissing en de uitvoering ervan ongeveer een uur heeft gelegen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte gehandeld hebben met voorbedachten rade.
Nu er sprake is van medeplegen geldt voor de vraag wie de fatale klap(pen) heeft gegeven, dat dit niet langer relevant is. Hoewel de verdachte het plan heeft bedacht, hebben de verdachte en de medeverdachte gezamenlijk het plan besproken en hebben zij besloten dit plan samen uit te voeren.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2006, in de gemeente [pleegplaats], tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade een man, genaamd [slachtoffer 1], en een vrouw, genaamd [slachtoffer 2], van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] met houten palen op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] zijn overleden;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
Medeplegen van moord, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportage (multidisciplinair) d.d. 21 december 2006, opgemaakt door A.E. Ederveen-Grochowska, psychiater en vast gerechtelijk deskundige en J.M. Oudejans, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, psychiatrische observatiekliniek te Utrecht, alsmede op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 5 april 2007, opgemaakt door W.K. Noorda, kinder- en jeugdpsychiater te Veendam.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een gedragsstoornis dan wel een dreigende of beginnende ontwikkeling van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de hoogte van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Op of omstreeks 3 juli 2006 hebben verdachte en zijn medeverdachte op brute wijze twee mensen van het leven beroofd door hen met houten palen hard op het hoofd te slaan.
Bij verdachte ontstond het plan de auto van een Duits echtpaar dat kwam vissen in het [kanaal], te stelen. Daarvoor was nodig dat hij en zijn medeverdachte in het bezit zouden komen van de autosleutels. Om dat te bereiken zouden zij ervoor moeten zorgen dat de slachtoffers geen tegenstand zouden bieden bij de pogingen van verdachte en zijn medeverdachte de sleutels te bemachtigen. Het plan om beide slachtoffers met afrasteringspalen op het hoofd te slaan om hen zodoende te verdoven werd door verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk uitgevoerd. Daarbij heeft de medeverdachte welbewust overwogen dat er iets mis zou kunnen gaan bij het slaan met de palen en dit ook met verdachte besproken, althans aan hem meegedeeld.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn doelbewust, aanvankelijk rustig, de dijk opgelopen om de situatie aan de andere zijde van de dijk te verkennen en te kijken hoe de beide potentiële slachtoffers daar zaten. Vervolgens zijn zij rennend op beide mensen toegelopen en hebben zij hen neergeslagen. Daarbij lieten zij zich niet weerhouden en werden zij niet geremd door de hulpkreten van het vrouwelijke slachtoffer of door de afwerende bewegingen van het mannelijke slachtoffer.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben aan twee oudere mensen het hoogste goed, dat van het leven, ontnomen, enkel en alleen voor eigen gewin. De nabestaanden van de slachtoffers is groot leed aangedaan. Bovendien is in de omgeving van de moord alsook in de omgeving van de slachtoffers grote onrust en beroering ontstaan, alsmede gevoelens van onveiligheid.
Het handelen van verdachte aansluitend aan het delict, het verstoppen van de fietsen en de auto en het doorspreken van de bij de politie afgelegde verklaringen, geeft blijk van een koele, zakelijke en berekenende houding.
Voorts rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij, ondanks het feit dat nadien de mogelijkheid werd geopperd een ambulance te waarschuwen, dit niet heeft gedaan. Daardoor heeft verdachte belet dat aan de slachtoffers hulp werd verleend op een moment dat niet is uit te sluiten dat deze nog in leven waren.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de op te leggen straf voorts in aanmerking de conclusies van voormelde psychiatrische en psychologische rapportages, in het bijzonder het navolgende:
Het rapport van het Pieter Baan Centrum houdt zakelijk weergegeven onder meer in:
"Betrokkene is een zwakbegaafde 17-jarige jongeman bij wie vanaf de leeftijd van ongeveer 11 jaar sprake is van problematisch gedrag. Gezien de duurzaamheid van de (antisociale) gedragspatronen en betrokkene's beperkte ontwikkelingsmogelijkheden op zijn huidige leeftijd van 17 jaar kan ons inziens gesproken worden van een dreigende of beginnende ontwikkeling van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Vanuit gedragskundig oogpunt is er op grond van de aard van de persoonlijkheid van betrokkene geen aanleiding gevonden te adviseren om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen; betrokkene functioneert leeftijdsadequaat.
Ten tijde van het tenlastegelegde was betrokkene door zijn stoornissen slechts in lichte mate belemmerd om een andere gedragskeuze te maken. Omdat er bij betrokkene geen sprake is van een stoornis in de impuls- en agressieregulatie, omdat betrokkene niet voldoet aan de criteria van psychopathie en omdat de toedracht van het tenlastegelegde en de nasleep daarvan gekenmerkt worden door een hoge mate van berekening en opportunisme, zijn er geen gronden voor een meer dan beperkte doorwerking van de persoonlijkheidspathologie bij de totstandkoming van het tenlastegelegde. Gelet hierop kan er geen uitspraak worden gedaan over de recidivekans en kan er geen advies worden gegeven over een behandeling of begeleiding."
Het rapport van W.K. Noorda houdt zakelijk weergegeven onder meer in:
"Betrokkene heeft in zijn vroege jeugd een kinderpsychologische problematiek ontwikkeld, die gekenmerkt wordt door kinderneurotische verschijnselen. Wanneer betrokkene naar Nederland verhuist worden de bestaande gedragsproblemen aangescherpt vanwege de veranderde omstandigheden. De echtscheiding van de ouders, het niet geaccepteerd worden door de nieuwe partner van moeder in Nederland, de verzwaring van de schooltaak vanwege de nieuwe taal, leveren emotionele problemen en daardoor grotere gedragsproblemen op. Diagnostisch kan men zeggen dat er sprake is van een gedragsstoornis bij een op zwakbegaafd niveau functionerende jongeman met integratieproblemen na vertrek uit het land van herkomst waarbij zeker ook emotionele problemen een rol spelen.
Het delict vond plaats als gevolg van een samenloop van omstandigheden waarbij in aanleg zeker bovengenoemde stoornis een factor is geweest, maar waarbij het moment van de zeer gewelddadige agressie bepaald lijkt te zijn door het verlies van impulscontrole mede als gevolg van overmatig alcoholgebruik. De wens tot primaire behoeftebevrediging namelijk geld, speelde een rol bij het besluit om de auto te willen gaan stelen terwijl het overmatig alcoholgebruik invloed had op het verlies van een verstandig overzicht en het verlies van controle over impulsiviteit. Betrokkene pleegde zijn delict onder invloed van alcohol en samenwerking met een oudere vriend en tijdens het uitvoeren onder invloed van een ongecontroleerde agressiviteit en angst voor ontdekking. Deze factoren waren sterk momentaan bepaald en lijken slechts gedeeltelijk direct af te leiden uit de eerder betoogde gedragsstoornis. Betrokkene is dan ook slechts licht verminderd toerekeningsvatbaar.
Het delict was een gevolg van samenloop van een aantal aspecten en factoren. De kans dat er zich opnieuw zo'n samenloop voordoet acht onderzoeker klein. Recidive van een ernstig geweldsdelict zoals het tenlastegelegde acht onderzoeker derhalve niet waarschijnlijk. Maar dat wil niet zeggen dat bij het te volgen beleid met betrekking tot de toekomst van betrokkene niet een aantal aspecten moet worden betrokken die uiteindelijk leiden tot een advies tot behandeling.
Onderzoeker is van mening dat een combinatie van straf en behandeling op zijn plaats is. Het strafaspect is noodzakelijk om onderzochte te helpen zijn besef van schuld uiteindelijk op een adequate manier te delgen en hem daarmee de kans te geven met zichzelf en het gepleegde (en mogelijk ook de slachtoffers) gedeeltelijk in het reine te komen. Tegelijkertijd is betrokkene gebaat bij een goed gestructureerde en op zijn kinderlijk emotionele leeftijd gebaseerde opvoedingssituatie. Dit kan worden uitgevoerd in het kader van een PIJ-maatregel. Deze maatregel is niet zozeer geïndiceerd vanwege het gevaar voor herhaling van een dergelijk delict, maar is noodzakelijk om de combinatie van alle aspecten adequaat te kunnen behandelen. Daaruit is geen argument te halen dat leidt tot een aanbeveling om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen."
De vraag die door de rechtbank beantwoord dient te worden is of op verdachte het jeugd- of volwassenenstrafrecht dient te worden toegepast. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit 17 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van 17-jarige daders het jeugdstrafrecht toegepast. Artikel 77b van het wetboek van strafrecht voorziet echter in de mogelijkheid het sanctierecht voor volwassenen toe te passen, mits aan tenminste één van de daar genoemde criteria is voldaan.
De rechtbank acht in deze zaak met deze verdachte het jeugdstrafrecht niet toereikend en zal aan artikel 77b van het Wetboek van strafrecht toepassing geven en de artikelen 77g tot en met 77gg van dat wetboek buiten toepassing laten.
De rechtbank vindt hiertoe gronden in:
- de ernst van het bewezenverklaarde feit: het vermoorden van twee mensen;
- de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd: het op een afgelegen plek van achteren benaderen van de slachtoffers die aan de waterkant zaten te vissen, na zich ervan vergewist te hebben dat er geen voorbijgangers meer waren, om hen vervolgens met houten palen zodanig te slaan dat zij zijn overleden.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat in het onderhavig geval toepassing van het jeugdstrafrecht op gespannen voet staat met het vereiste dat bij strafoplegging de zwaarte van de straf mede in verhouding moet staan tot de ernst van het feit, nu bij toepassing van het jeugdstrafrecht maximaal twee jaar jeugddetentie kan worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit, gezien voormelde ernst en omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, dient te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden aanmerkelijk langere duur.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de leeftijd van verdachte, die tijdens het begaan van het feit net 17 jaar was en thans bijna 18 jaar, en de omstandigheid dat de rechtbank verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar heeft verklaard.
De kinderpsychiater heeft geadviseerd aan verdachte, naast een straf, een PIJ-maatregel op te leggen.
Nu de rechtbank van oordeel is dat het meerderjarigenstrafrecht dient te worden toegepast, is het juridisch kader dat in dat geval het meest in aanmerking zou komen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank zal deze maatregel ter behandeling niet opleggen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat een dergelijke maatregel -en overigens ook de PIJ-maatregel- slechts kan worden opgelegd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Op grond van de rapportage is onvoldoende komen vast te staan dat aan deze voorwaarde voor toepassing van de maatregel is voldaan, immers gevaar voor herhaling van een delict als het onderhavige wordt door de kinderpsychiater minimaal geacht. Ter terechtzitting van 13 april 2007 heeft de kinderpsychiater desgevraagd nogmaals bevestigd dat naar zijn mening geen recidivegevaar aanwezig is met betrekking tot een feit als het onderhavige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage ongemotiveerd gesteld dat er sprake was van een groot recidiverisico. Ter zitting van 13 april 2007 heeft de raadsmedewerker dit recidiverisico niet nader kunnen onderbouwen.
Het opleggen van deze maatregel acht de rechtbank derhalve niet aangewezen dan wel passend.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde partij].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 11.000,-.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededaders is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 77b en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN JAREN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 11.000,- (zegge: elfduizend euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door veroordeeldes mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 11.000,- (zegge: elfduizend euro) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.000,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, kinderrechter, voorzitter, P.H.M. Smeets, kinderrechter en M.J. Oostveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2007.