ECLI:NL:RBGRO:2007:BA3371
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Eerde
- S. Smeets
- B. Brink
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in de Martinitorenzaak na twijfel over betrouwbaarheid van verklaringen
Op 19 april 2007 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in de zaak tegen een vrouw die ervan verdacht werd haar vriend van de Martinitoren te hebben geduwd, wat leidde tot zijn overlijden. De rechtbank sprak de verdachte vrij, nadat het Openbaar Ministerie veertien dagen eerder al vrijspraak had gevorderd. De verdachte had aanvankelijk verklaard haar vriend van de toren te hebben geduwd, maar trok deze verklaring later in. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet betrouwbaar waren, mede door haar lijden aan een persoonlijkheidsstoornis. Een technisch onderzoek door TNO wees uit dat een sprong door het slachtoffer waarschijnlijker was dan een duw door de verdachte.
Het onderzoek naar het overlijden van het slachtoffer, dat op 6 april 2004 aan de voet van de Martinitoren werd aangetroffen, was beperkt gebleven tot de mogelijkheden van een ongeval of suïcide. De verdachte had in 2005 aangifte gedaan van moord of doodslag door haar, maar haar verklaringen waren inconsistent. Gedurende het proces zijn verschillende deskundigen geraadpleegd, die concludeerden dat de bekennende verklaringen van de verdachte niet als betrouwbaar konden worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
De benadeelde partij, die zich in het strafproces had gevoegd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, wat betekent dat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De rechtbank besloot dat zowel de benadeelde partij als de verdachte hun eigen kosten moesten dragen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, na meerdere zittingen en onderzoeken.