ECLI:NL:RBGRO:2007:BA3154
Rechtbank Groningen
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van exploitatievergunningen voor prostitutie-inrichtingen en de zorgvuldigheid van het BIBOB-advies
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 17 april 2007 uitspraak gedaan over de intrekking van exploitatievergunningen voor prostitutie-inrichtingen. De burgemeester van Groningen had op 21 februari 2007 besloten om de vergunningen in te trekken op basis van een advies van bureau BIBOB, waarin werd gesteld dat er een ernstig gevaar bestond dat de vergunningen zouden worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten. Verzoeker, die de vergunningen had, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zittingen op 28 maart en 5 april 2007 heeft verzoeker zijn zienswijze kenbaar gemaakt, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, die ook een aantal andere advocaten bij zich hadden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester in onvoldoende mate had onderzocht of de feiten in het BIBOB-advies de conclusies konden dragen. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet in stand kon blijven.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester verzoeker niet in de gelegenheid had gesteld om te reageren op het nadere advies van bureau BIBOB, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met de mogelijkheid voor de burgemeester om de gebreken in het besluit te herstellen. Tevens is bepaald dat de gemeente Groningen het griffierecht en de proceskosten van verzoeker dient te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het intrekken van vergunningen en de noodzaak voor bestuursorganen om voldoende onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden die aan hun besluiten ten grondslag liggen.