ECLI:NL:RBGRO:2007:AZ6816

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/630377-05
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en poging tot mensenhandel door twee of meer verenigde personen met geweld en uitbuiting van kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 23 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, meerdere slachtoffers heeft uitgebuit door hen te dwingen tot prostitutie. De feiten vonden plaats in de periode van 1 juni 2005 tot en met 9 juli 2005 in de gemeente Groningen. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de slachtoffers, die onder vergelijkbare omstandigheden door de verdachte en zijn medeverdachte zijn behandeld, als bewijs dienen voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geweld heeft gebruikt en misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffers. De verdachte heeft ontkend, maar de rechtbank acht de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig en consistent. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd. Daarnaast zijn de inbeslaggenomen goederen, waaronder een vlindermes en cocaïne, onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van EUR 750,- toegewezen aan een van de slachtoffers, [slachtoffer 1]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en het overige deel niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om dit bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630377-05
datum uitspraak: 23 januari 2007
op tegenspraak
raadsman: mr. A.W. Syrier
vonnis van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
thans preventief gedetineerd in [detentieadres verdachte].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
26 januari 2006, 06 juli 2006, 03 oktober 2006, 30 november 2006 en 09 januari 2007.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd: dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2005 tot en met 9 juli 2005, in de
gemeente Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in
vereniging met een ander, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1],
door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of
een andere feitelijkheid, en/of
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, en/of
door misbruik van een kwetsbare positie,
met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], heeft gehuisvest en/of
opgenomen,
bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die dreiging met
geweld en/of die andere feitelijkheid (onder meer) hieruit dat verdachte en/of
zijn mededader die [slachtoffer 1] (telkens)
- heeft/hebben verteld dat ze een werknaam moest gebruiken en/of
- de klant het naar de zin moest maken en/of
- en/of dat ze haar mond moest houden, omdat anders (sex)video-opnamen op
internet zouden worden geplaatst en/of
- (dreigend) een honkbalknuppel heeft/hebben getoond en/of
- heeft/hebben gezegd dat zij zich beschikbaar moest houden voor (eventuele)
klanten;
2.
A.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 juli 2005, in
de gemeente Groningen, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum
slachtoffer 2] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, en/of ten aanzien
van die [slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte
wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor
beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen,
terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
bestaande die handeling(en) hieruit dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2]
- heeft/hebben gehuisvest in zijn/hun woning, en/of
- (vervolgens) heeft/hebben doen voorkomen dat verdachte en/of zijn mededader
een (serieuze) liefdesrelatie met haar wilde(n) aangaan en/of een (serieuze)
liefdesrelatie met haar is/zijn aangegaan, en/of
- heeft/hebben verzocht om (tijdelijk) in de prostitutie geld te verdienen
en/of heeft/hebben voorgehouden dat in de prostitutie (in korte periode)
veel geld verdiend kan worden;
B.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 augustus 2005, in
de gemeente Groningen, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 3], geboren [geboortedatum
slachtoffer 3] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betaling, en/of ten aanzien van die [slachtoffer 3] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou
stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen,
terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
bestaande die handeling(en) hieruit dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 3]
- heeft/hebben gehuisvest in zijn/hun woning, en/of
- (vervolgens) heeft/hebben doen voorkomen dat verdachte en/of zijn mededader
een (serieuze) liefdesrelatie met haar wilde(n) aangaan en/of een (serieuze)
liefdesrelatie met haar is/zijn aangegaan, en/of
- heeft/hebben verzocht om (tijdelijk) in de prostitutie geld te verdienen
en/of heeft/hebben voorgehouden dat in de prostitutie (in korte periode)
veel geld verdiend kan worden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 12 juli 2005, in
de gemeente Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met
dat opzet die genoemde [slachtoffer 2]
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd heeft geslagen
en/of gestompt, en/of
- met zijn, verdachtes, hand (met kracht) tegen het voorhoofd heeft geduwd
en/of gedrukt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen een muur
is gekomen en/of geraakt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen/op het lichaam heeft geschopt en/of getrapt
en/of geslagen en/of gestompt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geknepen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij de haren heeft gegrepen en/of getrokken
en/of (vervolgens) over de grond heeft getrokken en/of gesleept, en/of
- met haar hoofd tegen een muur heeft geslagen, en/of
- een kopstoot heeft gegeven en/of in haar maag heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en 12 juli 2005, in de
gemeente Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]),
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen/op het hoofd heeft geslagen
en/of gestompt, en/of
- met zijn, verdachtes, hand (met kracht) tegen het voorhoofd heeft geduwd
en/of gedrukt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen een muur
is gekomen en/of geraakt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen/op het lichaam heeft geschopt en/of getrapt
en/of geslagen en/of gestompt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft geknepen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, bij de haren heeft gegrepen en/of getrokken
en/of (vervolgens) over de grond heeft getrokken en/of gesleept, en/of
- met haar hoofd tegen een muur heeft geslagen, en/of
- een kopstoot heeft gegeven en/of in haar maag heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Wijziging tenlastelegging
De officier van justitie heeft op de aangehouden terechtzitting van 26 januari 2006 gevorderd dat de tenlastelegging als volgt zal worden gewijzigd:
1. het onder 1 tenlastegelegde feit wordt gewijzigd in die zin:
a. dat de in de eerste regel genoemde datum "25 juni 2005" wordt gewijzigd in "1 juni 2005",
en
b. dat in de 8e regel na "uitbuiting" wordt ingevoegd "(in de prostitutie)", en
c. dat voor het eerste gedachtenstreepje en na "[slachtoffer 1] (telkens)" wordt ingevoegd
"- onderdak en/of voeding heeft/hebben geboden toen zij op zoek was naar
huisvesting, en/of
- heeft/hebben gezegd, dat hij/zij (terwijl [slachtoffer 1] in de woning van verdachte(n) verbleef) alles voor haar kochten en dat dat veel geld kostte, en/of
- heeft/hebben verteld, dat zij ([slachtoffer 1]) sneller geld kon gaan verdienen als zij met mannen naar bed zou gaan, en/of
- middels foto's [slachtoffer 1] heeft/hebben laten zien aan mogelijke klanten, en/of"
d. dat in de 11e regel voor "(onder meer)" en na "die andere feitelijkheid" wordt ingevoegd
"en/of dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of dat
misbruik van een kwetsbare positie"
2. het onder 2 onder A tenlastegelegde feit wordt gewijzigd in die zin:
a. dat de in de eerste regel genoemde datum "1 januari 2005" wordt gewijzigd in "1
december 2004", en/of
b. dat bij het eerste gedachtenstreepje genoemde tekst "heeft/hebben gehuisvest" wordt
gewijzigd in "(tijdelijk) onderdak heeft/hebben geboden"
3. het onder 2 onder B tenlastegelegde feit wordt gewijzigd in die zin:
dat bij het eerste gedachtenstreepje genoemde tekst "heeft/hebben gehuisvest" wordt gewijzigd in "(tijdelijk) onderdak heeft/hebben geboden".
Deze vordering is door de rechtbank op die terechtzitting, gehoord de raadsman, toegewezen.
De officier van justitie heeft op de aangehouden terechtzitting van 30 november 2006 gevorderd dat de reeds op 26 januari 2006 gewijzigde tenlastelegging als volgt nogmaals zal worden gewijzigd:
1.
dat aan het onder 2 onder A tenlastegelegde feit na de tekst "veel geld verdiend kan worden" wordt toegevoegd:
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
dat aan het onder 2 onder B tenlastegelegde feit na de tekst "veel geld verdiend kan worden" wordt toegevoegd:
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Deze vordering is door de rechtbank op die terechtzitting, gehoord de raadsman, toegewezen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er ter zake van het onder 2, onder B, tenlastegelegde geen wettig en overtuigend bewijs is en gevorderd dat verdachte van dat feit wordt vrijgesproken. Ter zake van het onder 1, onder 2, onder A, en onder 3 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bij verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten een vlindermes/stiletto, cocaïne en een gedeelte van een schietwapen, onttrokken worden aan het verkeer.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft met betrekking tot de feiten 1, 2A en 2B een ontkennende verklaring afgelegd. De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 2B bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, nu dit feit slechts door medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) is gepleegd. Over het derde feit heeft verdachte verklaard, dat hij een keer ruzie heeft gehad met [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2]) en dat hij haar daarbij geslagen heeft. De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte daarbij echter geen (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat alle aan verdachte (primair) tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en overweegt daartoe het volgende.
Met betrekking tot de feiten 1, 2A en 2B heeft de raadsman - kort gezegd - betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Voor zover de raadsman hierbij voor ogen heeft dat voor een bewezenverklaring is vereist dat ten aanzien van alle afzonderelijke onderdelen het bewijs moet steunen op telkens tenminste twee bewijsmiddelen, is deze opvatting onjuist, omdat deze geen steun vindt in het recht. Het bewijs volgt uit de verklaringen van [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1]), [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3]). Daarbij overweegt de rechtbank dat het bewijs voor elk van bovengenoemde drie feiten afzonderlijk, telkens mede kan worden geput uit de verklaringen afgelegd door de aangeefsters op wie (telkens) de andere twee feiten betrekking hebben.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de kern van de verklaringen van voormelde drie vrouwen betreffende de door verdachte en/of door [medeverdachte] jegens hen gepleegde handelingen aannemelijk worden gemaakt door de verklaringen van ieder van de andere vrouwen over gelijksoortige door de verdachte en/of [medeverdachte] onder vergelijkbare omstandigheden jegens hen gepleegde handelingen. Uit de verklaringen van zowel [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] volgt, dat verdachte en/of [medeverdachte] ondermeer aan voormelde vrouwen (tijdelijk) onderdak heeft/hebben geboden en hen heeft/hebben verzocht om (tijdelijk) in de prostitutie geld te verdienen en/of hen heeft/hebben voorgehouden dat in de prostitutie (in korte periode) veel geld verdiend kan worden, terwijl uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat zij door verdachte en/of [medeverdachte] tot prostitutie gedwongen is, waarbij ondermeer (dreigend) een honkbalknuppel is getoond. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] elkaar weliswaar kenden en mogelijk na onderling overleg aangifte hebben gedaan, maar dat dit aan de betrouwbaarheid niet afdoet, juist gelet op de aangifte van de derde vrouw, te weten [slachtoffer 3], die in een latere periode op gelijke wijze door verdachte en/of [medeverdachte] is behandeld. De rechtbank acht daarnaast voor wat betreft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de slachtoffers van belang dat zij voordat zij aangifte hebben gedaan, tegenover derden hun verhaal hebben gedaan dat in grote lijnen overeenstemt met datgene wat zij uiteindelijk bij de politie hebben verklaard. Voorts hebben deze derden, te weten de ouders van de slachtoffers, verklaard omtrent de kwetsbare en afhankelijke positie waarin de vrouwen ten opzicht van verdachte en/of [medeverdachte] verkeerden.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de vrouwen niet in het huis van verdachten 'woonden' en dat dat onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen. Dit betoog faalt, nu in de tenlastelegging niet over 'wonen' wordt gesproken en voorts omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vrouwen in ieder geval wel daadwerkelijk (tijdelijk) in de woning van verdachten hebben verbleven, wat voldoende is om te kunnen spreken van onderdak aan iemand bieden, zoals tenlastegelegd is.
Voorts hecht de rechtbank waarde aan de verklaringen van verdachten, waarin zij aangeven dat zij weleens met de vrouwen over prostitutie hebben gesproken. Dat het initiatief daarvan bij die vrouwen lag, acht de rechtbank, wat daar overigens ook van zij, niet geloofwaardig. Tevens overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat er informatie was aangevraagd naar het opzetten van een prostitutiezaak.
In tegenstelling tot de opvatting van de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank ook het feit 2B wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de feiten steeds samen met [medeverdachte] gepleegd, waarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Het feit dat met name [medeverdachte] zich op [slachtoffer 3] heeft gericht, zoals blijkt uit haar verklaringen, maakt niet dat verdachte hierbij geen rol heeft gespeeld. Dat verdachtes rol met betrekking tot [slachtoffer 3] wellicht kleiner was, doet hier niet aan af. Eén en ander wordt versterkt door de verklaring van [slachtoffer 3] , bij de rechter-commissaris, waarin zij zegt wel degelijk op een opdringerige manier door verdachte te zijn benaderd. Uit die verklaring blijkt dat verdachte probeerde om [slachtoffer 3] en [medeverdachte] samen te brengen, waardoor mede de nauwe en bewuste samenwerking als hiervoor bedoeld wordt geïllustreerd.
Met betrekking tot het derde tenlastegelegde feit acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer 2] geslagen heeft, maar namens hem is bepleit dat het niet zo ernstig was. Uit de verklaring van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt echter dat de mishandelingen heftig en extreem waren, waarbij verdachte onder andere op het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of gestompt en kopstoten heeft gegeven. Door zo te handelen heeft verdachte wel degelijk bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het is niet aan verdachte te danken dat het [slachtoffer 2] geen ernstig letsel heeft opgelopen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, onder 2, onder A en onder B, en onder 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2005 tot en met 9 juli 2005, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [slachtoffer 1], door dwang en door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, en door misbruik van een kwetsbare positie, met het oogmerk van uitbuiting (in de prostitutie) van die [slachtoffer 1] , heeft gehuisvest, bestaande die dreiging met geweld en/of die andere feitelijkheid en/of dat misbruik van een kwetsbare
positie (onder meer) hieruit dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1]
- onderdak en voeding heeft/hebben geboden toen zij op zoek was naar huisvesting, en/of
- heeft/hebben gezegd, dat hij/zij terwijl [slachtoffer 1] in de woning van verdachte(n) verbleef alles voor haar kochten en dat dat veel geld kostte, en/of
- heeft/hebben verteld, dat zij ([slachtoffer 1] ) sneller geld kon gaan verdienen als zij met mannen naar bed zou gaan, en/of
- heeft/hebben verteld dat ze een werknaam moest gebruiken en/of
- de klant het naar de zin moest maken en/of
- dat ze haar mond moest houden, omdat anders (seks)video-opnamen op internet zouden worden geplaatst en/of
- (dreigend) een honkbalknuppel heeft/hebben getoond en/of
- heeft/hebben gezegd dat zij zich beschikbaar moest houden voor (eventuele) klanten;
2.
A.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 12 juli 2005, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [slachtoffer 2], geboren [geboortedatum slachtoffer 2] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, en/of ten aanzien van die [slachtoffer 2] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt,
bestaande die handeling(en) hieruit dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2]
- (tijdelijk) onderdak heeft/hebben geboden in zijn/hun woning, en/of
- (vervolgens) hebben doen voorkomen dat verdachte een (serieuze) liefdesrelatie met haar wilde(n) aangaan en/of een (serieuze) liefdesrelatie met haar is/zijn aangegaan, en/of
- heeft/hebben verzocht om (tijdelijk) in de prostitutie geld te verdienen en/of heeft/hebben voorgehouden dat in de prostitutie (in korte periode) veel geld verdiend kan worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
B.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2005 tot en met 30 augustus 2005, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 3], geboren [geboortedatum slachtoffer 3] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, en/of ten aanzien van die [slachtoffer 3] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen,
terwijl die [slachtoffer 3] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, bestaande die handeling(en) hieruit dat verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 3]
- (tijdelijk) onderdak heeft/hebben geboden in zijn/hun woning, en/of
- (vervolgens) hebben doen voorkomen dat zijn mededader een (serieuze) liefdesrelatie met haar wilde aangaan en/of een (serieuze) liefdesrelatie met haar is aangegaan, en/of
- heeft/hebben verzocht om (tijdelijk) in de prostitutie geld te verdienen en/of heeft/hebben voorgehouden dat in de prostitutie (in korte periode) veel geld verdiend kan worden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 1 december 2004 tot en met 12 juli 2005, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die genoemde [slachtoffer 2]
- met kracht) tegen/op het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, en
- met zijn, verdachtes, hand (met kracht) tegen het voorhoofd heeft geduwd en/of gedrukt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen een muur is gekomen en/of geraakt, en
- tegen/op het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt, en
- met haar hoofd tegen een muur heeft geslagen, en
- een kopstoot heeft gegeven en/of in haar maag heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Kwalificatie
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
1.
Mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2.A
Poging mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2.B
Poging mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
3.
Poging zware mishandeling.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering straf
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Vrijheidsstraf
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachte, schuldig gemaakt aan ernstige feiten, waarbij hij het gebruik van geweld niet schuwt. Hij heeft geen enkel respect voor jonge vrouwen en laat dat duidelijk merken door zijn manier van handelen. De rechtbank is van oordeel dat daarvoor in beginsel slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is.
De straf die aan verdachte wordt opgelegd zal hoger zijn dan de straf die de rechtbank in het verleden aan medeverdachte [medeverdachte] heeft opgelegd. De rechtbank acht dit gerechtvaardigd, nu bij verdachte meer feiten bewezenverklaard en gekwalificeerd zijn en nu het aandeel van verdachte, in de tezamen met de medeverdachte gepleegde feiten, beduidend groter is geweest dan het aandeel van zijn medeverdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd om een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen, om verdachte te motiveren niet te recidiveren. Nu gelijktijdig met de onderhavige zaak een tweede soortgelijke zaak tegen verdachte is behandeld, waarvan de feiten na de feiten van de onderhavige zaak zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat het nut van het opleggen van een voorwaardelijk deel daarmee, voor wat betreft deze verdachte, achterhaald is.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen, te weten een vlindermes/stiletto, cocaïne en een gedeelte van een schietwapen, moeten worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Vordering van de benadeelde partij
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 1], wonende aan [adres slachtoffer 1] te [woonplaats slachtoffer 1].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering, nu de raadsman vrijspraak heeft bepleit van het eerste feit. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de vordering niet eenvoudig te beoordelen is en dat de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de vordering moet worden beoordeeld op de wijze zoals door de rechtbank in het vonnis tegen medeverdachte [medeverdachte] is gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het eerste feit in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel, dat op grond van ervaringsregels kan worden aangenomen, dat aan slachtoffers van feiten zoals bewezen verklaard aanmerkelijke psychische schade wordt toegebracht. Een immateriële schadevergoeding is dus op zijn plaats. De rechtbank neemt wel in aanmerking, dat (mogelijk) een deel van de psychische problemen van het slachtoffer niet rechtstreeks door het bewezen verklaarde is ontstaan. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht en stelt naar billijkheid een schadebedrag vast van EUR 750,-als voorschot op de door de benadeelde partij totaal geleden immateriële schade. De vordering kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank niet van zodanig eenvoudige aard, dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door verdachtes mededader is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 45, 47, 57, 273a (oud, thans 273f) en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 1, onder 2, onder A en B, en onder 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1, onder 2, onder A en B, en onder 3 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Een vlindermes/stiletto, cocaïne en een gedeelte van een schietwapen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende aan [adres slachtoffer 1] te [woonplaats slachtoffer 1], bij wijze van voorschot gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van EUR 750,- (zegge: zevenhonderdenvijftig euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door zijn mededader is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van EUR 750,- (zegge zevenhonderdenvijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende aan de [adres slachtoffer 1] te [woonplaats slachtoffer 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 750,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. M. Griffioen, voorzitter, W. Duitemeijer en L.H.A.M. Voncken, in tegenwoordigheid van mr. A. Hertogs, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2007.